De Nieuwe Stem. Jaargang 17(1962)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Anthonie Donker [Gedichten] Gebroken hymne Een god schiep uit zijn overvloed de worm, de wesp, de wielewaal bewerktuigd en onnoemelijk goed berekend elk naar eigen schaal. O schepper van de hagedis op gloeiend witte steen bedenker van de waaiervis de reiger op één been. indien die schepper lachen kon, en hij schiep zelf de lach, hoe zou hij lachen als een zon als hij zijn schepsel zag. [pagina 33] [p. 33] de mier, de hommel en de mug de schildpad in de tuin met honderd jaren op de rug, en in het hemelruim de regen en de regenboog, het myriadenheir der sterren, voor het ziende oog lichtsein van eeuwen her en nederbuigend naar de grond aanschouwt het wederom in kleurschakering hel en bont het bloemenperk rondom. de meeldraad en het stuifmeel en de bloemkroon en het blad het wonder van geheel en deel en ingelegde schat de bomen menslijker dan bloemen en zo beheerst in staat het leed met lover te verbloemen het rimplig schorsgelaat. wijzelf alleen in dag en nacht in waak en slaap natuur, nog meegenomen op de kracht van water, aarde en vuur al wat betoverend bekoorde teveel teveel om uit te spreken - Maar 't andere waarvoor de woorden onwillig op de lippen breken? hoe werd uit mensenparadijs de kreupele, de bultenaar? wie legde voor het lieflijkst kind het virus der verlamming klaar? [pagina 34] [p. 34] vanwaar de sloer, de souteneur, de lyncher en de kapo de modderpoel, het mensenmoer van Gepu en Gestapo? de gaskamers, de kindermoord van Hitler van Herodes de ambtelijk perfecte moord de perfide methodes de hersenspoeling en de al- gehele mensonteigening de total loss - geen zondeval - van de atoomdooddreiging. O schepping onuitputtelijk o wankelbare wereld zo schaamteloos verrukkelijk zo hopeloos onthemeld. Slaap De slaap is een hemelse voorstaat, een voorsmaak van ambrozijn, die de stoffige sterveling doorlaat naar valleien van niet meer zijn de geest is gelukkig ontbonden, de doodstille leden ontdaan, doodmoede gedachten monden in een open oceaan en men is met zichzelve alleen en met alles ter wereld tezamen, en drijft door hemelen heen langs landschappen zonder namen en ligt eindelijk aangespoeld aan een onvoorstelbaar strand. - Maar al wat men nog bedoelt houdt één klokslag bij de hand. [pagina 35] [p. 35] Het vroeger ik Het vroeger ik maakt een boomloze tocht onteigend door voormalig grondgebied. Het zoekt zich te herinneren wat het zocht, het raakt een voorwerp aan, herkent het niet, en zet nu 't zich geen naam ook meer herinnert zijn weg voort, vleesloos, vreesloos, ongehinderd. Vorige Volgende