De Nieuwe Stem. Jaargang 17
(1962)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |
J.C. van Schagen
| |
2zoals een kikker-eitje in zijn drilletje zit
zit ook de aarde als een zwarte pit
in haar beschermende gelei van sferen
maar wat wil ik hiermee beweren?
ikzelf zit ook zo in een dampkring die beschut
het ding is ongetwijfeld van het grootste nut
ik kan het niet ontberen
toch is het iets dat wel zeer irriteert
dit alverhinderend niet te ontvluchten stuf
deze lakei die ieder tête à tête saboteert
die niet te breken ban, die kinderjuf
ik zou zo graag eens naakt zijn, vrij
| |
[pagina 14]
| |
van die vervloekte tussenkomst die me borneert
de wereld die me zo zeer intrigeert
ik kan er maar niet bij
bevrijd zou ik dan eindelijk misschien
eens zelf wat kunnen zien
wèg dan die eeuwige bemoeizucht van mijn dril
die altijd weer verklungelt wat ik wil
soms is het of ik in haar dik omgeven stik
is zij nu mij of ben ik ik?
ik weet het wel, het is mijn eigen dampkring, zij is onuitwisbaar
te mijner schutse is ze absoluut onmisbaar
daarbuiten wacht alleen de dood
maar hoeft zo'n gordel nu zó dik, zó groot?
| |
3ik word nu nacht op nacht als een pion verschoven
in een vilein en duister spel
een sluw systeem van donkere doolhoven
houdt me gevangen in een eindeloos bestel
van schaduwen die komen en beloven
dat ergens ver een uitweg wacht
en die dan weer vervreemden en ontkomen
en me bedrogen achterlaten voor een wand die oprijst in den nacht
alléén in een verwarde hel van dromen
ik weet het wel, het zand is bijna uitgelopen
wat zal ik dwaselijk nog hopen
van dit vervelend monotoon verraad
dit laf fantoom dat draalt en naamloos in den schemer staat
en oplet of ik nog weer verder geloven wil
ik weiger en houd stil
| |
4hoe kom ik toch mezelf zo ongelegen?
ben ik het matglas of het oog ervóór
| |
[pagina 15]
| |
of de gedaanten die daarachter zich bewegen?
je ziet ze duidelijk erdóór
maar 't vloeit zo weg - er werkt iets tegen
ik kan niet bij wat me daarginds geschiedt
ik speel een spel en ken de regels niet
ik speel het hier en ben toch dáár
ik kan het niet aan één draad rijgen
soms zeg ik woorden die ik niet herken
toch mag ik ze niet zwijgen
ik weet dat ik die woorden ben
maar ze zijn niet geïnteresseerd
ik sta blijkbaar voor hen verkeerd
ik word gebruikt en dan ter zij gelegd
niet één die op me let - ik heb geen recht
er is er geen die me niet koud negeert
het komt van dat vervloekte glas
er was een tijd dat ik veel echter was
maar nu - ik weet niet meer wie ik is en wie niet
ik weet niet meer of ik nu hier of dáár geschied
waar mijn begin is - waar mijn end
wie is dit die ik ben en die me niet herkent?
| |
5af en toe komt ze
de zwarte vogel buiten
ze tikt aan mijn ruit
wat wil die vogel
waarom tikt ze aan de ruit
wat moet ze van me
ze wil dat ik kom
ze keert nu telkens terug
omdat het tijd is
je moet niet bang zijn
het is een goede vogel
de zwarte vogel
ze tikt aan de ruit
|