| |
J. Kruithof en B. Delfgaauw
De toekomst van het kristendom
Redaktionele inleiding.
Ons redactielid voor Vlaanderen, Jaap Kruithof, besprak in het Vlaams socialistisch tijdschrift Links van 22 juli 1961 de kort geleden uitgegeven Encycliek Mater et Magistra. Hij noemde in zijn beschouwing, die hij noemde ‘Woorden en Werkelijkheid’, de encycliek een typisch kompromisdokument en daarom reaktionnair en inefficient, en kenschetste daarbij de Katholieke Kerk als een rechtse instelling en een konservatieve machtsgroep. In een vroeger artikel, ‘De socialistische en de burgerlijke moraal’, dat verscheen in Socialistische Standpunten, het theoretische orgaan van de Belgische Socialistische Partij (7de jaargang 1960, no. 6) had dezelfde schrijver reeds betoogd, dat de bestaande, traditioneel gerichte kristelijke moraal een burgerlijke moraal is.
Op deze beschouwingen heeft het lid van onze Redaktieraad, Bernard Delfgaauw, gereageerd met een scherp gestelde brief in het links-katholieke Vlaams-Nederlandse maandblad De Maand (september 1961). Delfgaauw verwerpt daarin Kruithofs visie betreffende de ethische problematiek en stelt de vraag, of Kruithof beoogt de beginnende samenwerking tussen links-socialisten en links-katholieken onmogelijk te maken. Hij keurt af, dat Kruithof als wetenschappelijk man de Encycliek bestrijdt op grond van een weergave in kranten, en maakt ook bezwaar tegen de toon van Kruithofs kritiek, die naar zijn oordeel ‘doelbewust kwetsend’ is, en blijk geeft, dat de schrijver ‘de bete- | |
| |
kenis van een encycliek voor de katholiek niet begrijpt.’.
Delfgaauw meent, dat strekking en toon van de beide artikelen moeilijk zijn overeen te brengen met de geest van Kruithofs artikel in De Nieuwe Stem (afl. 7). Over Kruithofs medewerking aan De Nieuwe Stem schrijft Delfgaauw het volgende:
‘U kent de waardering die ik heb voor Uw boek over Hegel. U zult ook wel begrepen hebben, dat ik mij verheug over Uw bijdrage aan tijdschriften waar ik zelf zeer nauw bij betrokken ben. Uw medewerking aan Wijsgerig Perspectief stel ik op prijs, omdat ik U als kenner van Hegel, Marx en het marxisme zeer waardeer; Uw medewerking aan De Nieuwe Stem, omdat U tot de filosofen behoort, voor wie de filosofie iets betekent voor het alledaagse menselijk bestaan. Uw bijdragen aan beide tijdschriften boden punten voor een gedachtenwisseling, maar zij troffen door de ernstige en serene toon. U behoort, zoals o.a. uit Uw artikel in De Nieuwe Stem van juli jl. blijkt, tot degenen, die de verwarring willen ophelderen, die sinds meer dan een eeuw heerst op het gebied van de verhouding tussen sociale politiek en godsdienst. Ik meende - en meen nog - dat wij beiden behoren tot de groep van hen, die een linkse politiek willen realiseren met behulp van de in de huidige wereld aanwezige krachten, d.w.z. met behulp van de linkervleugels van zowel de christelijke als de socialistische partijen. Uw artikel in De Nieuwe Stem gaf mij te verstaan, dat wij het op dit punt eens zijn.’
En Delfgaauw eindigde zijn brief met de vraag: ‘Wat gaat voor: het werkelijk belang der arbeiders of een geëmotioneerd anti-clericalisme?’
De wijze waarop Delfgaauw De Nieuwe Stem in deze diskussie heeft betrokken, geeft ons aanleiding met toestemming van de schrijver en van de redaktie van De Maand Kruithofs antwoord aan Delfgaauw in dit speciale Geloof-Ongeloof-nummer af te drukken, tezamen met de daarop gevolgde repliek van Delfgaauw.
De Redaktie.
| |
| |
| |
Amice Collega,
Uw brief naar aanleiding van mijn artikel in Links betreffende de encycliek Mater et Magistra heb ik aandachtig gelezen. De toon van uw bijdrage is gematigd, hier en daar zelfs vriendelijk en ik meen dat het nodig is uw goede voorbeeld te volgen. Scherp schrijven kan geen kwaad, maar een ruzietoon moeten we vermijden. Ik wil hier ook de redaktie van De Maand danken voor de publikatie van deze brief.
Er is over onze meningsverschillen veel te schrijven. Onze wijsgerige uitgangspunten zijn niet dezelfde. U bent katholiek, ik niet. U staat anders tegenover het marxisme dan ik. Daar het niet mogelijk is in deze brief de twee visies in hun geheel tegenover elkaar te stellen zal ik me beperken tot enkele hoofdzaken:
1) U bent het niet eens met de inhoud van mijn artikel ‘De socialistische en de burgerlijke moraal’, verschenen in Socialistische Standpunten, 7e jaargang 1960, no. 6. U meent dat mijn terminologie niet erg duidelijk is en daarin geef ik U gelijk. Ik had nauwkeuriger moeten aangeven wat de inhoud is van de ‘traditioneel-kristelijke moraal’, waarin Griekse en liberaal-kapitalistische motieven een grote rol spelen. Dit verandert echter aan mijn interpretatie van de moderne morele problematiek niets. Verder bent U van oordeel dat mijn artikel ‘toch eigenlijk de uitwerking van een drogredenering is’ (pag. 442). Ik verdedig volgens U de stelling dat ‘de burgerlijke moraal zweeft boven de werkelijkheid, zich verlustigt in idealen; de socialistische moraal blijft in de werkelijkheid, kent geen idealen (??), maar alleen feiten’ (pag. 442). Later zeg ik echter dat de idealen in het socialisme wel een rol spelen. Dus, meent U, spreek ik mezelf tegen. U voegt eraan toe dat dit artikel beledigend is voor de arbeider omdat het hem een drogredenering voorhoudt (pag. 443).
Mijn antwoord: ik kan U niet volgen. De socialistische moraal aanvaardt natuurlijk de spanning tussen wat is en wat behoort te zijn. Indien men het Sollen herleidt tot het Sein heft men de moraal op, dat is al te
| |
| |
evident. Wat heb ik dan bedoeld? Ik beweer dat een socialistische moraal uitgaat van de werkelijkheid om die te overschrijden (samengaan van Seinanalyse en Sollensactie). Mijn stelling is nergens dat, zoals U schrijft op pag. 442 ‘het socialisme geen idealen kent’. Wèl beweer ik dat de socialistische etiek uitgaat van de feiten en de burgerlijke moraal niet. Dat is juist, mijns inziens, de kracht van de marxistische etiek: alleen de marxisten zijn vanaf de 19e eeuw uitgegaan van een reëel inzicht in de feitelijke toestanden en hebben hun politieke, sociaal-economische en morele aktie daarop gebaseerd. Kent U ook burgerlijke moralisten die dit deden (niet: dat wilden doen, maar het effectief deden)? Herinnert U zich deze verbondenheid van feitelijke evolutie en morele actie bij Marx niet? Het samengaan van noodzakelijk historisch verloop en kollektief sociaal ingrijpen? Daarover hebben o.a. Lukacs en Goldmann (Recherches dialectiques) belangrijke dingen geschreven.
2) Voor de lezers van De Maand is onze filosofische diskussie misschien minder interessant dan de beoordeling van de encycliek Mater et Magistra. Dat ik de volledige tekst niet had gelezen heeft M. Herman in Links reeds besproken (nummer van 5 augustus, pag. 2). Misschien mag ik ook wijzen op het artikel ‘Hatelijkheid of realisme?’ (Links van 2 september jl., pag. 8), dat ik schreef naar aanleiding van een reactie van Scrutator in De Standaard. Laat ik hier duidelijk zijn: Links wil het kontakt met De Maand niet verbreken. Het is mij er niet om te doen geweest de ‘beginnende samenwerking tussen socialisten en katholieken voor geruime tijd onmogelijk te maken’ maar ook fundamentele meningsverschillen aan te duiden. Ik geloof niet dat verstoppertje spelen de beste methode is om tot een zuivere samenwerking te komen. Wij wensen echter in geen geval een bekrompen anti-clericalisme te verdedigen en stellen het belang van de arbeiders als primair. Anti-religieuze propaganda zult U in Links niet vinden.
In het voorbericht schrijft De Maand dat ‘de wanklanken des heren Kruithof moeilijker zullen door- | |
| |
klinken’ gezien de gunstiger reakties in andere socialistische, zelfs links-socialistische kringen. Uit deze zin blijkt dat mijn interpretatie ongenoegen heeft veroorzaakt en dat men met tevredenheid konstateert dat andere niet-katholieken veel gematigder reageren. Och, is het zo verwonderlijk dat in West-Europa de meeste beoordelingen vrij gunstig waren? Is dat voor het katholicisme een bewijs dat het op de goede weg is? Zo kon men vijftig jaar geleden redeneren, maar nu zijn er naast de Westelijke beschavingskring nog de onderontwikkelde gebieden en het Oostelijk blok. Is de houding van de onderontwikkelden tegenover het katholicisme niet véél belangrijker dan die van west-europese persorganen, die al een halve eeuw geleerd hebben voorzichtig te zijn (dikwijls uit taktische overwegingen)?
Ik geloof, Delfgaauw, dat onze interpretatie van de wereld van vandaag verschillend is. Voor mij maakt het katholicisme, ruimer, het kristendom, door zijn verbondenheid met het kapitalisme, een zware krisisperiode door. Niet alleen in het Oosten, maar ook in de onderontwikkelde gebieden voltrekt zich een anti-kapitalistische ontwikkeling waartegen, mijns inziens, niets te doen is. Als de Katholieke Kerk zich niet weet te distantiëren van het kapitalisme geloof ik niet dat zij deze crisis zal overleven. Er zullen wel gelovigen blijven, maar de kulturele en morele invloed van de kerk als instelling in het sociale leven zal onbeduidend worden.
Sommigen zullen misschien menen dat ik overdrijf. Is het echter niet zo dat onze wereld zich snel ontwikkelt en dat de invloed van het ‘kristelijke Westen’ voortdurend afneemt? Is het dan niet nodig dat de katholieken zèlf (in plaats van de niet-katholiek die ik ben) dit probleem scherp stellen? Misschien bent U tevreden met de laatste encycliek en verwijt U me dat ik haar progressief karakter niet beklemtoond heb. Ongetwijfeld is deze encycliek vooruitstrevender dan de vorige sociale encyclieken maar het lijkt me gevaarlijk dit als de hoofdzaak te beschouwen. Het is voor het Kristendom niet van primair belang wat progres- | |
| |
siever te worden, maar de krisis te overleven.
Misschien begrijpt U nu dat er in mijn artikel eigenlijk toch iets positiefs lag. Door scherpe taal te gebruiken wilde ik de progressieve katholieken doen inzien dat de Kerk zich moet haasten naar links te evolueren om in de eeuw na de onze ook nog een rol te vervullen. Is ook U niet van mening dat het binnenkort wel eens te laat zou kunnen zijn? Verlangt U niet naar een meer ingrijpende koerswijziging?
In mijn artikel ging het in de eerste plaats over de plaats van het katholicisme in het wereldgebeuren, niet over de verhouding tussen Vlaamse socialisten en katholieken. Ik besef zeer goed dat daardoor misverstanden ontstaan kunnen. Maar, waarde Delfgaauw, ik ben geen politicus, wèl een filosoof. Iets in mij verzet zich tegen het louter taktisch schrijven en redeneren. Als wijsgeer moet U dat begrijpen: het is er mij niet om te doen enkele mensen gunstig te stemmen, maar dieperliggende grondwaarheden te ontdekken. En deze waarheden kunnen U en mij kwetsen, dat weet U. Misschien antwoordt U mij dat ik de positieve karaktertrekken van het katholicisme meer had moeten belichten. Dat deed ik niet omdat de krisis, waarover ik hoger schreef, juist wijst op het ontbreken van deze karaktertrekken.
3) Scrutator schreef in De Standaard dat ik het wezen van de Kerk niet begrepen had. U zegt me dat ik de betekenis van een encycliek niet vat. Ik zou graag willen voorstellen feitelijk te redeneren. In laatste instantie gaat het over de rol van de Kerk in de wereld. Niet wat de kerk bedoelt, maar wat ze is interesseert me. Alleen een feitelijke diskussie lijkt me nuttig. Aldus kom ik terug tot de antitese feitenidealen, waarop U kritiek oefende. Onze diskussie lijkt me een goede illustratie van deze tegenstelling. Waarom geeft U geen kritiek op mijn bespreking van de inhoud van Mater et Magistra? Is het voldoende exterieure kwesties aan te raken (ik had de encycliek niet gelezen, ik koos een doelbewust kwetsende toon, ik vatte de betekenis van een encycliek niet, enz.)? Is het bespreken van de reële rol van de kerk taboe?
| |
| |
De Maand stelt zich ten doel zich te distantiëren van het liberale, traditionele kristendom. Ook U, als katholiek filosoof, wenst mee te werken aan de doorbraak van een linkse politiek. Laten we samen van de feiten uitgaan. U moogt van mij kritiek verwachten op het Westeuropese socialisme, ik verwacht van U kritiek op het katholicisme. Zonder inzicht in de reële situatie kunt U het katholicisme niet verbeteren. Sommige Franse en Poolse katholieken durven het aan werkelijk vooruitstrevend te zijn. Maar daar is de progressieve gedachte bij de katholieken sterker doorgedrongen dan in Vlaanderen of Nederland. Als het kristendom blijft bestaan zal het, denk ik, aan dergelijke mensen te danken zijn.
Ik ben ervan overtuigd, Delfgaauw, dat de wereld naar het socialisme evolueert (niet naar één strakke vorm, wel te verstaan). Ik ben ervan overtuigd dat er tussen kapitalisme en socialisme geen tussenoplossing bestaat. Daarom heb ik Mater et Magistra niet positief beoordeeld. U vindt mijn artikel te scherp, misschien zelfs brutaal. Toch werd het niet luchthartig geschreven. De krisis van het kristendom is voor ons allen een ernstig fenomeen. Als katholiek filosoof kunt U zich aan deze problematiek niet onttrekken.
J. Kruithof
| |
| |
| |
Waarde Kruithof,
Laat ik in mijn reaktie kort zijn en snel heenstappen over punt 1) uit Uw repliek. Als dit Uw bedoeling is, dan heb ik daar verder geen bezwaren tegen aan te voeren. Met U kom ik dan liever terug op het andere punt: de beoordeling van Mater et Magistra. Hier zal ik volstaan met enkele opmerkingen.
1) U verwacht van mij kritiek op het katholicisme. Als U daarmee niet kritiek bedoelt op het geloof (wel eventueel op de interpretatie van het geloof), maar op de wijze, waarop de Kerk het geloof in de wereld tegenwoordig stelt, dan heeft U de jaargangen van het tijdschrift Te Elfder Ure maar na te lezen om te zien, hoe ik met vele anderen diepgaande kritiek heb uitgeoefend. In De Maand kunt U hetzelfde vinden. Leest U slechts mijn ‘Dialoog met Moskou’ in hetzelfde nummer als waarin mijn brief aan U is gepubliceerd. Er is zeker heel wat meer zelfkritiek binnen de katholieke Kerk dan binnen het orthodox marxisme.
2) T.a.v. de onderontwikkelde gebieden kan ik U niet helemaal volgen. Een vaststaand feit is in ieder geval, dat missie en zending in deze gebieden gezondheidszorg en onderwijs reeds lang bevorderden, voordat er zo iets als een besef van plicht op dit terrein algemeen begon te worden. Het kan nu toch de Encycliek Mater et Magistra moeilijk verweten worden, dat zij op dit terrein verder gaat en zich krachtig achter de hulpverlening stelt, nu ook op technisch en economisch gebied. De internationale hulporganisaties hebben dan ook wel positief op deze encycliek gereageerd.
3) Vergeet U niet, dat de katholieke Kerk een internationaal lichaam is? Voor ons bevat deze Encycliek weinig nieuws en maakt zij zelfs hier en daar een nogal ‘provinciaalse’ indruk. Maar in Zuid-Amerika schijnt zij als een bom te zijn ingeslagen. Men was daar nog niet toe aan de eerste sociale encycliek Rerum Novarum van Leo XIII. En nu blijkt, dat een verwerkelijking van de daarin vervatte eisen al weer zover achteraan zou komen bij wat nu de opvatting van Rome is.
| |
| |
Het is duidelijk, dat Rome zich steeds meer van het kapitalisme distantieert. Als ons dat nog niet ver genoeg gaat, bedenken wij dan, dat het communisme zich in de ogen van de religieuze mens sterk gecompromitteerd heeft door zijn alliantie met het atheïsme.
B. Delfgaauw
|
|