De Nieuwe Stem. Jaargang 16
(1961)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 515]
| |
Fr. de Jong Edz.
| |
[pagina 516]
| |
van '61 met de toestand van '36. Daaruit valt dan tevens de betekenis af te leiden, die men aan de Spaanse burgeroorlog hecht. Op die betekenis dan dient nader ingegaan te worden. Zowel de waardigheid van het herdenken, als de waarheid van ons huidige historiebeeld vragen daarom.
Franco hoeft in zijn propaganda niet eens te ontkennen, dat de macht der communisten in het Spanje van voor de burgeroorlog slechts zeer gering was, al hoort men het aantal van 16 c.p. - parlementsleden op de 480 niet noemen, als te belachelijk. Neen, de zaak zit veeleer zo: dat er in de republiek, zo luidt dus het verhaal, wanorde heerste; en wanorde is de voedingsbodem voor extreme elementen. Deze trouwens hadden al kerken verbrand en priesters vermoord en weldra zou van communistische zijde een staatsgreep gedaan worden. Om die te keren en om het aanzien van de kerk te redden is men voor 25 jaar in opstand gekomen. Gevestigde machten redden en linkse staatsgrepen voorkomen: het is inderdaad ook de huidige politiek van ‘de vrije wereld’. Heeft Franco dan niet het recht op erkentelijkheid en volledige erkenning als gelijkwaardig partner? Andere creditpunten? Ze zijn er: de strategische ligging vooreerst, en dan - schoonwassing van het verleden - zei Hitler zelf niet op Franco zijn tanden stuk te bijten? En ondanks die creditposten: geen aansluiting bij de Nato. Laten we de Spaanse hoogmoed van ‘wij hoeven niet’ terzijde, dan blijft het punt van de gevoeligheid ten aanzien van de Spaanse zaak bij de bevolkingen der westerse bondgenoten een opmerkenswaardig feit. Blijkbaar heeft Franco niet overal zulke beste indrukken gemaakt of slechte kunnen uitwissen. Wat steekt daarachter? Mij dunkt juist het besef van de burgeroorlog als proloog tot de tweede wereldoorlog, juist het thans verdonkeremaande fascistische element van zijn regiem. Misschien daarom ook dat juist in de laatste tijd het verhaal van de herstelde orde eerder dan dat van het directe anticommunisme opgeld doet. Churchill meldde het reeds in zijn memoires als voor- | |
[pagina 517]
| |
deelpunt voor de caudillo; Huizinga, in een overigens critische beschouwing in de N.R.C. van enkele weken geleden geeft het ook. En zo blijkt dan toch eigenlijk in de discussie omtrent de positie van Spanje en het Spaans regiem van dit ogenblik de waardering ten aanzien van de burgeroorlog duidelijk mee te spreken. Het onderwerp heeft trouwens recente historische belangstelling in Engeland ondervonden. 720 bladzijden dik is het boek dat Hugh Thomas over de burgeroorlog schreefGa naar eind1 en de helft van dat aantal diende Burnett BollotenGa naar eind2 om de tactiek der communisten te beschrijven, die, van hun kleine machteloosheid in de aanvang uit, dankzij de hun zo toevertrouwde menging van idealisme en gewelddadigheid, zich onmisbaar wisten te maken; tot het ogenblik althans waarop de Russische politiek een andere, minder scherpe koers ging varen. Met de discussie over positie en tactiek van het internationale communisme is dan ook de Spaanse burgeroorlog in discussie gekomen. Hij heeft er een actuele betekenis door gekregen, die zich weerspiegelt in de geschiedschrijving. Dat is een betekenis in het licht van wat later gebeurd is. Maar dat wil dan ook zeggen, dat het huidig-actuele het toenmalig-actuele even zo goed kan verduisteren als dat het dat verleden eerst recht doorzichtig maken kan: een actualiserende vertekening ligt op de loer. Zo staat politieke actualiteit als stimulans tot belangstelling, maar toch ook als mogelijke belemmering op de weg naar juiste kennis van zaken. De betekenis van de burgeroorlog - en dat geldt natuurlijk voor alle verschijnselen van historische aard die op deze wijze benaderd worden - is in dit geval een afgeleide. Niet de bewogenheid van het direct beleefde speelt er in mee. Dat daarin in dit geval een extra belemmering steken kan, één van nog geheel andere aard dan de boven aangeduide der politieke vertekening, ligt juist in die thans verwaarloosde bewogenheid. Immers daardoor werd deze episode in de geschiedenis van de Europese partijstrijden boven al getypeerd. Een bewogen | |
[pagina 518]
| |
heid, die vooral aan de linkerzijde sterk gevoeld werd. Leek hier niet de eerste werkelijke kans om zich te verzetten tegen het oprukkend fascisme? Duitse emigranten, maar ook veel engelsen, fransen en amerikanen geraakten in de ban van deze oorlog, die, door de primitieve middelen waarmee aanvankelijk gevochten werd nog iets van een werkelijke strijd van burgers tegen burgers had, of wellicht juister: van burgers tegen de ‘Herren Generäle’. ‘Sie haben uns verraten’ heette het in één van de liederen van de Internationale brigade. Maar zij, die hoge militairen, hadden, behalve de doorslaggevende steun van Hitler en Mussolini, toch ook een eigen aanhang: een aanhang even bont als die van de regeringspartij, waartegen op 17 juli het leger in Marokko in opstand kwam. Het is de veelheid van deze groeperingen, hun schijnbaar toevallige grilligheid ook, die in het werk van Thomson naar voren komen, maar ook: de betekenis van in die grilligheid een kristallisatiepunt te zijn, een punt van bewustwording ook voor een deel der Europese en Amerikaanse intelligentsia. De atoomgeleerde Oppenheimer, emigrant ook hij, begon er politieke hoop uit te putten en kwam in een naderhand voor hem wanhopig contact met communisten, Hemmingway schreef na zijn tocht door het regeringsgetrouwe Spanje zijn meesterwerk ‘For whom the bell tolls’. In het werk van Arago en Sartre en dichter bij huis in dat van Johan Brouwer en Jef Last zijn de sporen van de spaanse burgeroorlog te bespeuren. En daarnaast was deze strijd een politiek-militaire leerschool voor mannen als Tito en Togliatti. En dat zijn dan alles alleen nog maar enkele grote namen. Er zijn ook andere, en ontelbare naamlozen, uit wier leven de ervaring van de Spaanse burgeroorlog niet meer uit te wissen is. Afgezien van het intern-Spaans effect van de oorlog is er dus niet alleen het algemene, dat van wereldpolitieke aard is, maar ook is hij te zien als een speciale fase in de ontwikkeling van dat rijkgeschakeerde geheel, dat grofweg met de naam ‘links’ aangeduid wordt. Ter aanvulling en systematisering van het voorgaande over alle drie deze kanten nog enkele woorden. Zij zijn | |
[pagina 519]
| |
alle drie op verscheiden punten verbonden en ze zijn niet zonder de bewogenheid te denken, waarvan ik boven sprak. Het is, geloof ik, juist de veelheid van tegenstellingen, tot eenheid in de scherpe partijkeus wordend, die zo uitstekend bij de bewogenheid past, ja, die zó passend daarbij is, dat de Spaanse episode velen als een insnijdende herinnering bijblijft. Van belang is dan, dat terwijl in Spanje de scherpe partijkeus gedaan werd, elders veelal de veelheid, de weifeling, de angst bleven heersen. In internationaal verband heetten die weifeling en angst ‘non-interventie-politiek’: het niet tussen beiden komen van die mogendheden, die de republiek het dichtstbij stonden, ja zelfs van de ongetwijfeld sympathiserende volksfrontregering van Blum in Frankrijk. Het was een ijdele hoop zo ook de anderen van inmenging te weerhouden, de Italianen, de Duitsers, de Russen, die alle practische ervaring op konden doen in wat voor hen levensechte manoeuvres waren. Tot hun aanvankelijke scha, tot hun later voordeel leerden de Russen er de gevechtswaarde van de Luftwaffe kennen. Interventie dus. Ja, maar nooit officieel: wanneer duitse schepen russische tot zinken brengen, blijft een protest uit en sterker nog, in wezen kon interventie onder het mom van het tegendeel plaatsgrijpen: een toepassing van die omkering der begrippen, die in het nu al weer wat uit de mode geraakte ‘1984’ van Orwell zo klemmend aangegeven werd. Non-interventie kon interventie worden, omdat de inmenging zou worden tegengegaan door eskaders controlerende schepen der grote en belanghebbende mogendheden: Italië, Duitsland, Frankrijk en Engeland. Verdraaiing en weifeling dus alom. Dat wil zeggen een algemene dubbelzinnigheid in politicis. En dáárin staat dan als een met helle affiches volgehangen reclamezuil in de gebombardeerde Madrileense straten: de felle keuze van het ‘wie niet voor mij is is tegen mij’. Dat is een keuze die juist in een burgeroorlog, waar niet de automatische loyaliteit aan het vaderland maar de ideologische binding het sterkst spreekt, tot volledig recht komt. Weifeling en angst, dat wil ook zeggen: een wonder- | |
[pagina 520]
| |
lijke mengeling van oorlogsvoorbereiding met het streven oorlog te voorkomen. Voorkomen vooral wel door van het westen uit een ander machtsblok dan dat van de ‘as Rome-Berlijn’ tot stand te brengen. Engelands politiek was er daarbij op uit Italië te winnen, de Franse goeddeels om Duitsland niet voor het hoofd te stoten. Is het wonder dat de Parijse arbeiders met vrijheidsmutsen getooid in dichte drommen door de straten marcheerden, om van de regering van hun eigen volksfront wèl inmenging te eisen? Is het wonder dat, kleine nederlandse herhaling van hetzelfde thema, socialistische scholieren in Amsterdam, die hadden besloten aan een SDAP-meeting tegen Franco mee te doen, en die daarheen hadden willen trekken van het Spaanse consulaat af, een stilzwijgende terechtwijzing ontvingen toen de dag te voren in Het Volk aangekondigd bleek, dat zij op een ander, een minder provocerend punt te ‘verzamelen’ hadden? Anders dan Ger HarmsenGa naar eind3 in zijn onlangs verdedigd proefschrift aangeeft, wilden deze kinderen bewust, en revolutionnair romantisch tevens, zich aan de heilige zaak wijden. Spanje was ook voor hen een sein. Een eerste merkteken van wat zij enkele jaren later, volwassen geworden, in eigen land zouden ervaren. Was dat donquichotterig? Misschien wel, maar zeker is een deel van twee generaties in de jaren dertig mee gevormd door ‘Spanje’. En daarin steekt een betekenis, van de Spaanse burgeroorlog, die, hoezeer ook meeklinkend in Thomas' boek, doorgaans verwaarloosd wordt. Maar ligt hier niet ook de verklaring, van het feit, dat ondanks alle creditposten Franco-Spanje nog steeds geen officieel Navo-lid is? Steekt het buitenlands aspect in de menging van oorlogsvoorbereiding en oorlogsvermijding en het aspect van de linkse intelligentsia in de bewustwording, het intern-Spaanse draagt van beide iets mee. Wanneer duitse vliegtuigen Guernica bombarderen, wanneer de Internationale Brigade de regeringslegers - overigens meer symbolisch moreel, dan modern militair, en daarin juist het tegendeel van de duitse steun - helpt | |
[pagina 521]
| |
stand te houden, dan is daarmee het moment van de Europese tegenstelling zoals die tot uiting kwam in de partijen gegeven. Maar ontegenzeggelijk is daarmee aan het eigenlijk karakter van de burgeroorlog afbreuk gedaan. Die toch ontstond uit het verzet van snel en primitief bewapende burgers en soldaten tegen een mislukkend pronunciamiento. Die ook zou een redelijke kans op de nederlaag van Franco geboden hebben. Immers deze putsch, waarin overigens Franco zelf eerst in October als officieel leider naar voren komt en als hoofd van één (gematigde) eenheidspartij, heeft ‘links’ aaneen gesmeed. De grote syndicalistische arbeidersmacht, afkerig van het politiek bedrijf tot voor kort, had zich geplaatst achter de liberale republiek met haar radicale tendenties en zo eerst recht het Frente Popular recht op die naam gegeven. Hoe ook onderling verdeeld (gelijk trouwens aan de zij van de opstandelingen Carlisten en Falangisten de voornaamste maar niet bij uitsluiting optredende elementen waren) hier was iets van een strijdende eenheid te bespeuren. Een eenheid des te merkwaardiger in haar onderlinge tegenstelling, omdat ook Catalonische en Baskische autonomistische bewegingen haar ondanks al hun separatisch streven hielpen vormen. Inderdaad het was als in dat symbolische stierengevecht, waarvoor vlekkeloos zwarte dieren waren uitgezocht, tegen wie in puur rood gestoken torrero's het opnamen. Allen die dachten in de tegenstelling zwart-rood (en zwart kan daarbij zowel op fascistische hemden, kapitalistische hoeden als katholieke soutanes slaan) werden in hun denkwijze gesteund, en zij die niet zo dachten, werden er toe gebracht. Op zulke ogenblikken vraagt het leven die tragische versimpeling, die de geschiedschrijving afwijst. Maar dat te vergeten betekent óók het verhaal der gebeurtenissen afbreuk doen, hoe terecht ook nuancering achter-af moge zijn. Als wij al in die eenheid, en misschien meer nog in die eenheidsbeleving van ‘links’ tegenover ‘rechts’ de betekenis van de Spaanse burgeroorlog zien, dan is daarmee echter ook te zeggen, hoe dit hoogtepunt eindpunt tevens worden moest. Eindpunt, niet alleen | |
[pagina 522]
| |
door de nederlaag en de verbluffende handigheid waarmee de overwinnaar een kwart eeuw lang het land geregeerd heeft als gold het een 19e-eeuwse burgerlijke dictatuur en geen fascistisch poeha regiment. Eindpunt, omdat de tegenstelling rechts-links, die men zich altijd het best in zijn extreme vormen te binnen brengt, in veel opzichten uitgesleten is geraakt. Om het nu heel simpel en dus toch ook weer in extremen te zeggen: dat komt door de concessies die ‘zwart’ aan ‘rood’ en die ‘rood’ aan ‘zwart’ gedaan heeft, in en sedert de tweede wereldoorlog. Dat die concessies, hoe ook oprechtelijk als een ‘doorbraak’ te waarderen (of desnoods te vieren) te denken zouden zijn zonder de tegenstellingen der koude oorlog, die de tweede zo vreedzaam gevolgd is, is wel niet aan te nemen. En zo ligt het in de rede, dat Franco's beroep op het gemeenschappelijk front tegen Moskou, zolang de huidige wereldspanning duurt, eer meer dan minder weerklank zal vinden. Franco kan een beroep doen op de verdeellijn der wereldpartijen, zoals ieder politiek realist die thans zal moeten erkennen - óók al wijst hij hem af als fataal. Het is duidelijk, dat die lijn elders ligt dan voor 25 jaar. Geschiedschrijving van de Spaanse burgeroorlog vraagt daarom niet alleen al datgene wat hierboven aangestipt werd, maar, wil zij de enige voor onze tijd bruikbare zijn, dan moet zij ook de betekenis van de Spaanse burgeroorlog zien als een fase in het wisselend patroon der partijschappen. En anderzijds wie de partijverschuiving (die ten dele een probleemverschuiving is) wil critiseren en principieel het typisch linkse tegenover het typisch rechtse wil blijven stellen, hij ontkomt niet aan de geschiedenis van opbloei en uitholling van het Volksfront. Het breukpunt der linkse eenheid ligt daar, waar dat volksfront, dat de Spaanse Republiek droeg, ook elders als politiek denkbeeld, laat staan als reële coalitiemogelijkheid uiteenviel. Het heeft nog een Indian summer beleeft, dadelijk na de laatste oorlog. Dat was in Frankrijk en in de tijd, dat men verwachten kon dat Franco de weg van Hitler en Mussolini zou gaan en | |
[pagina 523]
| |
zou verdwijnen. Tegelijk met de coup te Praag en het staliniseren der midden-europese coalities of eenheidspartijen, kwam door het uittreden der communisten uit de Franse regering in 1948 het definitieve einde. Althans in de europese partijverhoudingen: die, welke hier terzake zijn. Zoeken we naar een algemene noemer van dit falen der linkse eenheid, dan ligt die in een onderling wantrouwen. Een wantrouwen, aangewakkerd door de na-oorlogse gebeurtenissen in de door Rusland bezette/-vrijde landen, maar evenmin te denken zonder de ervaringen uit de Spaanse burgeroorlog. Ervaringen die symptomisch kunnen heten. Ook in het voor-Hitlerse Duitsland kan men ze opdoen. In Spanje echter, waar de partijkeus feller, de eenheid oprechter beleden leek, moest ook de desillusie des te groter zijn. Ervaringen met communistische machtsinfiltraties, zoals Bolloten die beschreven heeft. Ervaringen die wellicht nog het duidelijkst gesymboliseerd worden door dat andere in die zelfde jaren optredende shock-moment voor de linkse intelligentsia. Werd zij door de heroïek der Spaanse strijd communist of ‘communisant’, door de monsterprocessen van Moskou beleefde ook deze generatie haar ‘Kronstadt’. Juridische, politieke en lichamelijke liquidatie van medestrijders - ook al wijkt hun mening van de gangbare af en zijn hun daden daarnaar - is nu een keer niet bevorderlijk voor een eenheid waarin men menselijk geloven kan. Zo kon een strijd op leven en dood, gevoerd met verbetenheid én met het menslievend idealisme der beste linkse tradities in het Spaanse geval - maar het is te veralgemenen - aanvankelijk tot broederlijke strijdgemeenschap leiden en later onder intransigente signatuur der best georganiseerden in haar tegendeel om dreigen te slaan. Voor best georganiseerden kan men dan lezen: de door hun organisatie - en door de verbetenheid der strijd - tot dominanten gewordenen, oftewel de communisten van de partijlijn. Daar ligt het einde van het Volksfront. Dat is niet alleen tragisch en dodelijk voor links, het is gezien de huidige stand van wereld-wantrouwen en -bewapening zelfs dodelijk in absolute zin: voor al wat er in de | |
[pagina 524]
| |
loop van eeuwen door mensenhanden en hoofden zo uiterst moeizaam en onder lijden is opgebouwd. Gezien van déze alles beheersende actualiteit uit ligt de betekenis van de Spaanse burgeroorlog nog wel iets anders, dan doorgaans gemeend wordt. |