het recht gaf op N.-G. het direct bestuur in te voeren.
Als reden onzer bestuursvestiging noemde Minister Cremer het gevaar voor ‘internationale verwikkelingen’; en ‘rechtens of niet’, voegde hij daarbij, wij waren daartoe wel gedwongen door de Engelse autoriteiten om (na de plaatsing van een Controleur aan de Noord- en Westkust) er ook een aan Zuidkust aan te stellen, wegens strooptochten van onze onderdanen op Engels gebied. Doch óók voor de Zending was dit nodig, wat Van Kol betwistte, daar voor ‘den beschavenden invloed’ der zending geweld van wapenen eer nadelig dan voordelig zou werken. Drie jaren later kreeg hij daarbij de instemming van Prof. Valeton, die ‘niet uit wereldsche overwegingen verdedigd wilde worden door de kanonnen of de bajonetten of ook de diplomatieke konkelarijen onzer Regeering.’ Het gaat toch niet aan ‘Kruispedikers te zijn en geen Kruisdragers’. Minister Cremer hield vol, dat de zendelingen geen resultaat verwachtten van hun arbeid, als de Regering niet zorgde voor orde en veiligheid; doch Ds. de Visser verklaarde, dat geen enkel zendeling ooit had gevraagd om persoonlijke bescherming, wèl om een Controleur tot tegengaan der hongi-tochten. Trouwens, Van Kol kon door feiten aantonen, hoe Engelse zendelingen als Chambers en Duitse als Bergmann bewezen hadden, dat door overreding meer kon worden bereikt dan door het geweld van wapenen; de laatste gaf zelfs roerende feiten van de zachte aard der bevolking. De resultaten der ‘Kerstening’ bleven dan ook allerbedroevendst; de ‘bekeerden’ waren slaven of gekochte kinderen, die toen een zendeling zijn meubelen verkocht wegliepen uit angst dat hij ook zijn ‘Christenen’ op de vendutie zou brengen.
Bovenbedoeld gewichtig besluit, een daad van Imperialisme, werd getracht er bij de begroting voor 1898 door te halen, doch stuitte op een krachtig verzet. Wij hebben reeds - aldus Van Kol - de handen vol in Atjeh, kweken verzet door de pressie bij de sluiting van Contracten in Celebes, en gaan nu Nieuw Guinea annexeren; dit alles latende betalen door den armen Javaan. Mackay echter vond, dat - wanneer