| |
| |
| |
S. Davids
Over onvolwassenheid in de politiek.
Begin 1954 verscheen, als wetenschappelijke monografie van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, De Februaristaking, geschreven door B.A. Sijes, en uitgegeven door Martinus Nijhoff, 's Gravenhage. Zeven jaar later, februari 1961, werd dit boek voor een groter publiek toegankelijk in de vorm van een Meulenhoff-Pocket. Dat betekende niet alleen een verandering van formaat. Het boek is tevens besnoeid, en wel in die zin dat het element van louter-wetenschappelijke verantwoording (verslag van het verloop van het onderzoek, en voortdurende opgave van alle bronnen) verdwenen is, daar het voor het grote publiek, dat men thans wilde bereiken, niet essentieel werd geacht. Het is wel een beetje jammer, dat ook Rauters rapport van vlak na de staking, en vooral dat ook de illustraties niet in het ‘smal deel’ zijn opgenomen; maar dat was vermoedelijk wel de voorwaarde waarop men binnen het toegestane bestek kon blijven. Voor het overige is aan de tekst van het relaas, en dus ook aan de strekking, niets veranderd.
Het woord ‘strekking’ staat hier niet voor niets. Immers er is met die Februaristaking iets aan de hand. In het buitenland, en dan met name voor niet-Nederlandse Joden, die alleen de kern, de essentie van de zaak verlangen en behoeven te zien, geldt de staking als iets heel merkwaardigs, uitzonderlijks, aangrijpends. Waar elders ter wereld is ooit zoiets gebeurd - een bevolking van een grote stad, die door een massale protestactie, waarbij niet-geringe risico's werden genomen, in het krijt trad voor Joodse medeburgers wie grof en grievend onrecht werd aangedaan? Het werpt voor die buitenlanders, en dan met name weer voor die niet-Nederlandse Joden, een verrassend en ontroerend licht op een blijkbaar unieke relatie die in de loop der eeuwen tussen Joodse en andere Amsterdammers was gegroeid. Het heeft onder Joden overal ter
| |
| |
wereld een warm gevoel voor Nederland doen ontstaan, een gevoel dat uit verwondering, bewondering en dankbaarheid geboren werd.
In Nederland zelf ligt de zaak niet zo eenvoudig. Zij wordt vertroebeld - men moet er wel aan toevoegen: sedert het begin van de koude oorlog, want tussen 1941 en 1947-48 was die vertroebeling er niet of nauwelijks - door een kinderachtige en kwalijke controverse met trekking tot de oorsprong van de stakings-explosie, een controverse over de rol die de communisten daarbij hebben gespeeld.
Voor wie zich die februari-dagen van 1941 uit eigen ervaring, uit eigen mee-beleefd-hebben herinnert, is het wel wat vreemd dat er überhaupt van een controverse sprake kan zijn. Er werd op die 25ste en die 26ste februari niet alleen gestaakt; er werd ook eindeloos veel gepraat, uiteraard. En het boek van Sijes bevestigt onder meer - en ook dit uiteraard; want wat zou dat boek waard zijn als het niet gewetensvol de feiten vastlegde, zoals men die toen in Amsterdam kon zien en vernemen, menigmaal uit de eerste hand? - het bevestigt wat velen toen wisten. ‘Zo was een gunstige voedingsbodem voor een staking ontstaan. Na de razzia op zaterdagmiddag (22 februari) liet de C.P.N. (Communistische Partij Nederland) de gelegenheid om die staking te verwezenlijken niet voorbijgaan’ (Pocket, blz. 136). ‘Ook door arrestaties op straat kregen de Duitsers voldoende aanwijzingen, dat de C.P.N. ten nauwste bij deze staking betrokken was’ (pag. 200). ‘Voorzover er dus een organisatorische voorbereiding der staking bestond, beperkte deze zich tot de kringen der C.P.N’ (blz. 219). ‘De C.P.N. nam het initiatief tot de staking..’ (blz. 220).
Men begrijpe goed - met deze en dergelijke constateringen is voor Sijes de kous niet af. Hij heeft in zijn boek herhaaldelijk kritiek op de C.P.N.; hij legt uit, waarom die partij eensdeels verrast was door het succes van haar initiatief, anderdeels haar invloed overschatte; hij behandelt uitvoerig de details van de zaak, hij heeft een duidelijk gevoel voor nuances. Maar daar gaat het nu niet om. Het gaat er nu alleen om, dat er
| |
| |
zowaar, in weerwil van de in 1941 zo evidente, zo onloochenbare feiten - waren ook niet de gepakte en later doodgeschoten aanstichters allen communisten? - een controverse kon ontstaan over de oorsprong van de stakingsexplosie, en dat dit, indien er maar andere, redelijker, volwassener houdingen waren aangenomen, volstrekt niet had gehoefd. Er zij aan toegevoegd dat de onjuiste houdingen allerwegen zijn aangenomen.
Toen ik animo voelde, deze beschouwing naar aanleiding van de nieuwe Meulenhoff-Pocket te schrijven, dacht ik dat ik het vrijwel alleen zou hebben over datgene wat het boek behelst, te weten het rustig relaas van ontstaan, verloop en gevolgen van een epische gebeurtenis in Nederlands nationale strijd. Maar het boek lezende, en ook lezende wat er ter gelegenheid van de 15de verjaardag van de staking in de pers geschreven is, boog mijn belangstelling en boog mijn voornemen zich om. Het accent kwam te vallen op de houdingen, die in het jongste dozijn jaren allengs, buiten en in het communistische kamp, tegenover de Februaristaking werden en nog worden aangenomen. En er kristalliseerde zich allengs bij dit alles een probleem uit, dat niet alleen dit kleine, grandioze onderwerp raakt, maar dat we eigenlijk telkens tegenkomen, wanneer politieke of ook andere tegestellingen in het geding zijn: het probleem der onvolwassenheid.
We komen het telkens tegen... Terwijl ik bezig was met dit artikel, en dus gespitst was op symptomen van de kwaal, trof ik ze in de kranten elk ogenblik weer aan. Laat ik er een paar noemen.
Eerst zo'n miniatuur-symptoom, van het type waaraan we gewend zijn geraakt en waarvoor we naar ik vrees immuun zijn geworden. Een stuk in Het Vrije Volk behandelt de figuur van de ex-Nederlander Louis van Coevorden (nu Jehoeda Sjimoni), die de chartervlucht voorbereidde, waarbij Eichmann werd overgebracht van Argentinië naar Israël. Daarin staat o.a., dat mr. Abel J. Herzberg erover schrijft ‘in een van de Nederlandse dagbladen’. Wel verdraaid, veinsde ik te denken toen ik dat las, zouden ze daar op het
| |
| |
Hekelveld niet weten dat Herzberg in De Volkskrant schrijft? Natuurlijk weten ze dat. Maar de Arbeiderspers geeft tegenwoordig ook een ochtendblad uit, een concurrent dus. Nu zult u misschien denken: And so what? Inderdaad, and so what? Maar ja...
Nu een paar symptomen, die verband houden met de ruimtereis van Gagarin. Het Parool filosofeerde donderdagavond 13 april over de vraag of die reis werkelijk wel op woensdag 12 april was gemaakt of dat Moskou het nieuws enkele dagen had vastgehouden; in ‘westelijke kringen te Moskou’ (de bekende kringen, die we ook in de radio steevast tegenkomen, maar het mogen ook waarnemers zijn), in die kringen dus wijst men erop, ‘dat de Sowjetrussische regering nooit het risico kan hebben aangedurfd, na eenmaal de lancering te hebben bekend gemaakt, te moeten meedelen, dat de poging was mislukt.’ Het aardige of niet-zo-aardige bij deze praat was, dat in Engelse ochtendbladen, o.a. in de Times, donderdagochtend al had gestaan, dat Amerikaanse radar-stations (er werden ook wel namen bij genoemd, zoals Turkije en Trinidad) Gagarins vehikel woensdagochtend gedurende zijn hele vlucht hadden kunnen volgen. Volwassen journalisten hebben dan ook uit het hele geval de vermoedelijk juiste conclusie getrokken, dat belangrijker - zij het minder spectaculair - dan de ruimtereis het feit was, dat de apparaten voor de terugkeer naar de aarde, of laat ons maar zeggen de computors, zo betrouwbaar zijn gebleken. De Tijd-Maasbode had de volgende mooi-zure en schampere zin over de ruimtevaarder op het Rode Plein op vrijdag 14 april: ‘Gagarin zei o.m., geheel in de stijl van de patriottenrol die hij nu al enkele dagen onafgebroken speelt’, en zo voort. Ook dit een symptoom van onvolwassenheid.
Maar laat ons nu tot ons eigenlijke onderwerp terugkeren, de kinderachtigheid en daardoor de vertroebeling, die men maar al te vaak aantreft in beschouwingen over de Februaristaking. Ook hiervan een paar voorbeelden.
De Waarheid heeft er bezwaar tegen gemaakt, dat in de recente televisie-uitzending over de Februaristaking
| |
| |
o.a. werd meegedeeld, dat Gerben Wagenaar en Frits Reuter (thans Brug- of S.W.P.-mensen) een aandeel hadden in de voorbereiding van die staking, terwijl ‘het toch in ruime mate bekend is dat zij geen enkele rol van betekenis bij de staking hebben gespeeld.’ De Brug heeft er daarop aan herinnerd, dat in het boekje De waarheid over de februaristaking van de hand van Waarheidsredacteur Jaap Wolff (augustus 1954) te lezen stond: ‘In de overheidsgroepen, waar Gerben Wagenaar, Frits Reuter, Dirk van Nimwegen, Gerrit Blom, enz. de leiding hadden, werd de voorbereiding (van de staking) besproken’.
Nu is zulk een aanpassing der geschiedschrijving aan de actuele politiek geen nieuw verschijnsel; als symptoom van onvolwassenheid valt het wel meer waar te nemen. Ik herinner mij, dat ik in juli 1956 met een paar Nederlandse mede-journalisten en een Nederlands-sprekende Rus aan de wandel was in Alma Ata, de hoofdstad van Kazachstan. Ik kon niet nalaten er aan te herinneren, dat Trotski eens in ballingschap in datzelfde Alma Ata had gewoond en er veel had gejaagd in de nabije bergen. Wat zei onze Rus, een nog tamelijk jonge man? ‘Daar weet ik niets van; daar heeft men ons nooit iets over verteld.’ Ja, hij wekte de indruk of de naam Trotski hem nauwelijks bekend was. Het is mij nooit duidelijk geweest, waarom iemand niet van medestander tegenstander worden kan, of van verdienstelijk mens schadelijk mens, zonder dat dan zijn voormalige kwaliteiten of prestaties behoeven te worden geloochend.
In Trouw stond dit jaar met betrekking tot de Februaristaking te lezen: ‘Van communistische zijde eiste men - ten onrechte - de eer voor zich op, de staking georganiseerd te hebben.’ ‘Ten onrechte’, en dit dan zeven jaar na de verschijning van het boek van Sijes, waarvan men mag aannemen, dat het voor de heer Bruins Slot geen zoet geheimpje gebleven is. Zou waarlijk iemand Trouw van pro-communisme hebben verdacht, als het blad ronduit en royaal en met waardering het niet geringe aandeel had erkend, dat de communisten in de voorbereiding van de staking heb- | |
| |
ben gehad?
Wanneer men - zoals dag-in dag-uit gebeuren kan - in persorganen aperte onwaarheden over politieke tegenstanders leest, dan is altijd de verzoeking groot om vóór alles aan elementair onfatsoen te denken. Maar dat is een verzoeking die toch beter kan worden weerstaan. Bij enig doordenken komt men dan terecht bij die merkwaardige onvolwassenheid, dat onvermogen tot een grote-mensen-houding, waarvan in deze beschouwing telkens weer sprake is geweest. Alvorens, ter afsluiting van het betoog, nog iets dieper wordt gegraven naar datgene wat menigmaal weer de ondergrond is van de onvolwassen houding, zij hier terloops iets gezegd over datgene wat men het loon van een wèl-volwassen optreden zou mogen noemen.
Misschien herinnert men zich nog wel, dat Rommel's Afrikakorps de Britten in 1942 eens een geweldige klap toebracht in het grensgebied van Libye en Egypte. Churchill zou daarover mededelingen doen in het Lagerhuis. Zijn rede werd uitgezonden door de B.B.C., en die rede begon met de woorden: ‘Ik heb slecht nieuws.’ Het waren woorden, zoals ze in heel die oorlog door geen andere staatsman in de openbaarheid werden geslingerd; misschien mag men wel zeggen: ‘kònden worden geslingerd,’ want zij waren symptomatisch voor een trant van politieke rijpheid die nu eenmaal de Britten eigen is (en die natuurlijk geen politieke feilen en wandaden uitsluit). Welnu, deze, stupide beschouwd, zo gewaagde woorden werden op twee manieren beloond: ten eerste verhoogden zij het Britse gevoel van eigen kracht (‘alleen tot ons durft men zoiets te zeggen’), en ten tweede versterkten zij elders ter wereld, en vooral in de bezette gebieden, het vertrouwen in de Britse berichtgeving. Maar hoe weinigen hebben die houding van Churchill als navolgenswaard gevoeld?
Bij het dieper graven naar de ondergronden van onvolwassenheid-in-houding blijken, en blijkt bij voorbeeld heel duidelijk in het geval van de Februaristaking, dat het hierbij niet alleen-maar gaat om een kwestie van menselijk tekort, maar dat (bewust of on- | |
| |
bewust) reële politieke motieven en belangen ook wel degelijk een rol spelen. In het geval van de Februaristaking het belang van het in-stand-houden van een legende. Het leerzaamst was in dit verband een hoofdredactioneel entrefilet, dat enige jaren geleden te lezen was in De Tijd. Zulke entrefilets hebben daar het opschrift Vrijmoedig commentaar. En dat opschrift was in dat geval wel bijzonder raak.
Ik citeer: ‘De communisten, voor zover zij niet onmiddellijk zijn ingerekend en in concentratiekampen werden opgesloten, zijn eerst actief aan het verzet gaan deelnemen, toen het monster-verbond tussen Hitler en Stalin werd verbroken en de Nazi-troepen naar het Oosten trokken.’
Welnu, Hitler trok vier maanden na de Februaristaking naar het Oosten, en dus kunnen de communisten niets te maken hebben met de Februaristaking. Het is een bewijs uit het wel zeer ongerijmde. Maar waarom was dat nodig? Omdat men om politieke redenen de legende wilde handhaven, dat er - om het entrefilet zelf te citeren - tussen Hitler en Stalin een monsterverbond bestond. Men doelt daarbij op het non-agressie-pact van 23 augustus 1939, heel iets anders dus, waartoe Stalin, terdege beseffende dat het de Sowjet-Unie op zijn best een hoog nodig respijt verschafte, besloot toen hem gebleken was dat Engeland en Frankrijk voor een hechte en doeltreffende militaire alliantie tegen Hitler niet te vinden waren. De Tijd-redenering verloopt nu zo: Het Duits-Russisch non-agressie-pact moet als verbonds-pact gelden; dat betekent dat de Russen niets deden wat Hitler schaden kon; Moskou kan dus de communisten in Nederland nooit hebben opgedragen in staking te gaan, en naar men weet doen communisten zoiets alleen op last of met instemming van Moskou; met de Februaristaking kònden dus de communisten niets te maken hebben. Een sluitende redenering. Er was natuurlijk ook een andere, even sluitende redenering denkbaar: De communisten hebben wel degelijk iets te maken gehad met de Februaristaking, en daar zij niets doen dat tegen de wil van Moskou ingaat, bewijst hun stakings-actie dat er
| |
| |
géén verbond bestond tussen Hitler en Stalin. Maar déze redenering kwam in de politieke kraam van het blad niet te pas.
En dit is dan misschien wel de beste les, die uit al wat er binnen de Nederlandse landspalen verband houdt met die terecht zo roemruchte Februaristaking te leren valt: niet te snel denken aan elementair onfatsoen; en bij het maar al te vaak moeten constateren van politieke onvolwassenheid niet volstaan met zulk een constatering, maar nog wat dieper graven en dan uitkomen bij de politieke motieven en belangen, die ten grondslag liggen aan houdingen zoals men die maar al te vaak, met verbazing, met wrevel, en ten slotte met strijdlust, moet aanschouwen.
|
|