| |
| |
| |
[Nummer 5]
Derk Elema
Doe vast de groeten aan Bobby.
(Een kort stuk voor TV, in vier taferelen, voor 6 vrouwen en 1 mannestem)
(Gedeelte van een oorlogskerkhof. Rijen kruisjes, daartussen schelpenpaadjes. Hier en daar bloemen. Eén bloemstuk in een glazen trommel. Op de achtergrond een gedenkteken met een Engel. De Engel staat met de rug naar ons toe.)
(Een nozem-meisje van plm. 17, loopt van links naar het midden van het toneel door de paden en kijkt naar sommige der inscripties op de kruizen; zij leest in zichzelf).
Philip Argow. Royal Engineers (blijft staan en roept iets luider naar achteren) Mam! heeft Bobby niet een das van de Royal Engineers! (loopt door; wéér in zichzelf) Heinrich Jescheck, Uscha. Mam, wat is Uscha? (leest met haar ogen verdere inscripties op de kruisjes af)
Ach Dorie, loop nou niet zo ver vooruit!
(let niet op en bukt zich naar een kunstbloem, bewondert die, raakt eraan) Allemachtig, hij is van steen. Of wat is het?...
... het is geglazuurd blik of zo! Een mooi gek ding! (zij licht de bloem voorzichtig op) Zou die in mijn tas gaan? (opent haar linnen schoudertas) Nee. Zonde.
(legt de bloem neer)
(komt langzaam wandelend op, is moe; leest met haar ogen de inscripties op de kruisjes af) Als je nou na jaren eindelijk weer es met me naar vaders graf wilt
| |
| |
gaan, zou je dan ook een kléin beetje... (snelt op één kruis toe) Dorie! kind, hier is het! Schat, vergeef me, jij wist het dus beter dan ik!
Ik weet van niks. O, dat is mijn pappie, niet waar? Hendrik Hoenderdal. Waarom staat er niets bij moeder? Royal Engineers, of Uscha of zo? Wat is Uscha?
Uscha, dat is een rang in de SS en de SS was het tuig van de fascisten!
O, daar heb je het weer, jouw oorlog. Net of die oorlog erger was dan alle andere oorlogen.
Het is toevallig de oorlog waar ze jouw vader in hebben doodgemaakt.
(op één knie bij een ander graf, de (echte) bloemen strelend, voor zichzelf) Zou mijn pappie van bloemen hebben gehouden...?
O ja, hij hield heel veel van bloemen.
Van welke bloemen het meest?
Eh, och van alle bloemen...
Onzin, dat kan niet. Iemand die echt van bloemen houdt, heeft ook bloemen waar hij een hekel aan heeft. Waren er bloemen waar pappie een hekel aan had?
Waren er bloemen waar hij helemaal kapot van was? Zoals van anemonen?
Ik weet het niet. Jij bent altijd zo radikaal...
Zal ik je es wat zeggen moeder? Jij praat maar wat. Jij zègt maar dat vader van bloemen hield, omdat ik dat vroeg. Jij wéét het niet eens.
| |
| |
Hè kindjenou... ik geloof heus dat vader wel van...
Bah, schei uit. Ik zal je nog één vraag stellen. Hield mijn pappie van muziek?
Ja! dat kan ik absoluut zeggen! Opera's, Boris Godounov (uitspreken als: Bóóris Chóédonof) , was hij gek op, Bruckner trouwens ook. Nog veel meer.
Was de piano van hem of van jou?
Mijn vader heeft hem aan ons gegeven toen wij trouwden.
Nee, maar ik was thuis de enige die erop speelde. Mijn vader was trouwens ook niet arm, hoezo?
Ik had het je al eerder willen zeggen, maar ik wil van pianoles af.
Dorie, kind, zou je dat nou wel doen?
Ja, want wat ik erin bereik is toch het absolute einde niet. Als ik zo als Dave Brubeck kan worden - maar dat heb ik niet.
(wijst naar de engel) Sst! daar zijn andere mensen.
Hier zullen heus wel meer mensen komen. Het verbaasde me trouwens al dat het hier zo dood stil was. Die arme doden! De levenden schijnen niet veel tijd voor ze te hebben.
| |
| |
Nou, maar jij komt hier zelf ook niet vaak! Je wist niet eens je man zijn graf meer! Ik moest het notabene voor je opzoeken!
Luister, ze spreken duits!! (Dorie luistert mee, gespannen) Hoe komen we hier vandaan?! Ik wil liever hier geen duitsers zien!
Ik wil wel es met ze praten. Ik ben altijd heel goed in duits. Ik zal voor je tolken.
Kom! kom, Dorie!! (ze snellen terug, van het toneel af) .
| |
Tweede Tafereel.
Op het kerkhof bewegen zich langzaam, in linker richting: Frau MERGEN (Inge), (met paraplu), weduwe van vliegofficier. Duurdoend mens. |
Frau von SCHIEDT (Olga), (met paraplu), adellijke weduwe van een rechter. Ethisch. |
Frau BEBEL, weduwe van soldaat. Volksvrouw. Draagt grote tas. |
Frau STOCK (Hilde), weduwe van Wilhelm Stock, Uscha. Sociaal-aggressief. Iets later komt nog: |
Frau OBERMANN, weduwe van sergeant. Vredelievend. Eenvoudig. |
(tegen F. Stock) En dan nog 23 Mark voor het verlies van mijn woning.
Wij moeten iets minder luid spreken, dames, het is...
Jawel, de rijken krijgen hoe langer hoe meer en de armen mogen het opbrengen.
De rijken krijgen hoe langer hoe meer geld en de ar-
| |
| |
men hoe langer hoe meer kinderen, zei mijn man altijd, hiehiehie!
... het is hier tenslotte een kerkhof (iedereen spreekt nu gedempter) .
Dit is een reusachtig groot kerkhof. Het verbaast mij zelfs, dat wij niet veel meer mensen zien.
(rommelt in haar tas) Wie van de dames kan ik nog dienen met een broodje worst?
Hebt u nog ham soms? (F. Obermann komt op) Kijk, daar heb je háár ook!
(tegen F. Stock) Hier is ham.
(tegen F. Stock) Mens, we zijn er een dagje uit, waarom zouden we ons haasten (tegen de anderen) Vinden jullie dit een gezellige plaats om te eten?
Wat mij betreft gaan we naar een duur restaurant, maar ik dacht dat we het juist goedkoop zouden doen, met het oog op enkelen van ons...
(tegen F. Mergen) Fijn, dat u zoveel om de belangen van ons soort mensen denkt!
(tegen F. Stock) Ach, laat toch Hilde.
(leest het plaatje van een kruis) Ha, kijk hier d'r es! Hilde! (F. von Schiedt, F. Mergen en F. Bebel lezen allen mee) Wilhelm Stock, Uscha.
| |
| |
(verlegen) ... Eh, ja... dat is 'm. Dat klopt wel...
(half binnendsmonds) Nou maar een beetje koester in het vervolg, dame!
Gelukkig, nu hebben we ze alle vijf gevonden en is onze reis niet te vergeefs geweest.
(tegen F. Bebel) Wil jij dat nòg es zeggen?!
Ik zeg niks. Ik zeg alleen maar dat ik altijd heb gedacht dat je man officier was.
Ja, Frau Stock, dat kunnen wij allemaal getuigen. U hebt gezegd dat uw man officier was.
Nu, wat was dan een Uscha eigenlijk?
Daar houdt zich er één onnozel!
U hoeft niet te zeggen dat ik mij onnozel houd! Ik weet best dat het SS betekent, maar wat voor rang is het precies?
(dreigend) Niet van 't beste hè? Dat hoor ik u toch zeggen, hè? Laat ik u dan vertellen dat de SS de ruggegraat was van...
Van de Führer? Nou moet u werkelijk uitscheien!
(F. von Schiedt nadoend) ‘Toe nou, dames!’
Zal ik u es wat zeggen? Die zogenaamde ruggegraat van u heeft de eer van de duitse soldaat schade toegebracht!
| |
| |
Ach mensen, laten we toch ophouden! De ‘eer’ van de duitse soldaat óók nog weer es! Daar hebben wij zoveel an! Onze jongens zijn dood, nietwaar? Zand erover. Hier! (wijst met haar in de kerkhofgrond) Dit zand! Hier! (wijst met haar hak in de kerkhofgrond van een graf) Dit zand!
Dat zegt u niet fijngevoelig (even later) Maar u hebt gelijk... (met de teen van de schoen lijnen door het schelpengrint van het pad trekkend)
Ja, gelijk heeft ze. Onze mannen zijn dood, er staat een meter zand boven ze, hier (stampt op de grond) . En als je mij vraagt, dan zat het er al die tijd zwaar in!
Hoe zo ‘zat het erin’? Zonder de amerikanen hadden we de oorlog niet verloren.
(tegen F. Obermann) Wat bedoel je?
(tegen F. Mergen) Dat bedoel ik niet.
(tegelijk)
Wat bedoelt u dan?
(als antwoord) Nou, waar zijn wij hier eigenlijk? (zij kijkt de snel achter elkaar antwoordende dames om de beurt aan)
Hoe bedoel je? Op een kerkhof!
Ja, op het heldenkerkhof!
Juist. Dat bedoel ik nou net. Kijk maar es naar deze hier (wijst met haar voet naar het kruis van Hoender-
| |
| |
dal) dat is een Hollander. Die hoorde hier niet te liggen.
Een Hollander zou hier niet mogen liggen?! Het is toch hun eigen land!
Ik mag hangen als ik je begrijp...
Die mannen van ons hè, prima soldaten, dat zal wel waar wezen. Maar ze kwamen hier, over de grens, om oorlog te voeren. En als je ergens heengaat om dood te maken, dan zit er dik in dat je zelf sneuvelt. Dit land was van die Hollander hier (weer met haar voet naar het kruis) die heeft het niet verdiend, doodgemaakt te worden.
Jij smerige volksverraadster! Jij anti-wijf!
(in tranen) Ach, niemand verdiende het om doodgemaakt te worden...
Wilt u zeggen, begrijp ik u goed, dat mijn man terecht gesneuveld is?
Ik zal zorgen dat jouw pensioen wordt ingetrokken, serpent.
Olga, ga mee, wij gaan naar huis.
Mijn pensioen is de moeite niet waard, Frau Stock, met dat van jou vergeleken, want mijn man was maar een eerlijke sergeant en die van jou...
(houdt F. Stock tegen) Ze heeft gelijk! dat wil zeggen, de enigen die hier niet terecht liggen, zijn de mensen
| |
| |
die dit land probeerden te verdedigen!
(tegen F. Stock) Er is geen parteibüro meer, lieve schat, jullie kunt nergens meer terecht om aan te brengen en er wordt niet meer opgehangen!
(huilend) Mijn oom hebben ze opgehangen, hij was kommunist!
Afschuwelijk, Frau Bebel...
Ja, nadat ze de hele boel bij hem thuis kort en klein geslagen hadden!
... afschuwelijk, een oom die kommunist was!
Dan zal ik u zeggen dat mijn man er niet ver van af was.
(Het is opeens doodstil. F. Bebel snikt nog na. Maar voor dat de anderen zich tot F. von Schiedt kunnen wenden worden de stemmen van moeder en Dorie weer hoorbaar.)
Kom mee! Achter die Engel! (de anderen volgen haar aarzelend over de rechterkant van het toneel tot achter de Engel.)
| |
Derde Tafereel.
(Moeder ligt geknield bij het kruisje van Hendrik Hoenderdal. Ze heeft een busje met schoonmaakpasta en een doek, en poetst het kruisje op.)
(kijkt om zich heen) Ze zijn weg. Ik ben blij dat niemand het ziet.
Wat zou dat nou kind. Ik ben blij dat we teruggekomen zijn. Het is het enige wat ik nog voor hem doen kan.
| |
| |
Doe niet zo bespottelijk (stemmen van duitse vrouwen zijn te horen)
Sta op, ik schaam me dood!
(komt in het gezicht) Goede middag!
(moeder staat op, doek in ene hand, busje pasta in andere hand; Dorie en zij zwijgen. De andere duitse vrouwen komen achter elkaar achter de Engel vandaan, zowel van links als van rechts)
Ach, wat lief van u, maakt u het kruisje schoon?
(tegen Dorie) Wat zegt ze?
Ze vraagt, of jij het kruis schoon maakt.
(gniffelend) Ze verstaan ons vast.
Neem ons niet kwalijk alstublieft, maar weet u ook, of de begraafplaats tussen de middag gesloten wordt?
(tegen von Schiedt) Nee mevrouw, ik heb bij de ingang zien staan: geopend van 9 tot 5 (tegen moeder) Ze vroeg of het hier tussen de middag gesloten was. Ik heb gezegd: nee.
Hoe lang zouden die akelige mensen hier nog blijven staan?
(gedempt tegen de andere duitse vrouwen) Zij vraagt: ‘Hoe lang zouden die akelige mensen hier nog blijven
| |
| |
staan?’ Laten we doorlopen.
Ik heb hier minstens tien jaar gewoond.
(tegen Dorie) Jij spreekt uitstekend duits! Bijna zonder accent!
Hou je vast, ma, ik spreek goed duits, bijna zonder accent! Wat zei ik je? (tegen F. von Schiedt) Ja, ik vind het een interessante taal en heb er altijd een hoog cijfer voor.
(tegen F. Bebel) Wat deel u hier in Holland?
Ze was kellnerin; tevreden?
Moeder, je lacht je rot, ze maken, geloof ik, ruzie.
Zeg je moeder maar, dat wij onze mannen zijn wezen opzoeken.
Nou niet overdrijven. Het zijn alleen hun graven maar!
Wij zijn uit dezelfde stad en lid van een vereniging van oorlogsweduwen...
Ze zegt, dat zij oorlogsweduwen zijn, allemaal uit dezelfde stad, en dat ze een vereniging hebben.
En toen hebben wij gedacht, dat wij met ons groepje maar eens een zondag naar de begraafplaats van onze mannen moesten gaan. Andere groepjes van onze vereniging gaan natuurlijk naar andere kerkhoven...
| |
| |
De meeste weduwen van vliegofficieren zijn zo naar Noord-Frankrijk, maar het onderdeel van mijn man..
Een geweldig verhaal, moeder, ik vertaal het niet langer, flauwekul.
(trots tegen moeder) Er is zelfs een groepje van ons naar Noorwegen!
(droog) Nou, dat is een end weg.
(mat, doch niet zonder trots, glimlachend) Ja, men kan ons vandaag over heel Europa aantreffen!
Behalve dan, helaas, in de door de Russen bezette gedeelten!
Er heeft vandaag geloof ik een hele uitzwerming van weduwen plaats naar alle landen waar hun mannen gezeten hebben. Nou ja, gezéten...
Vraag ze maar es hoe die mannen daar toch zo toevallig gekomen waren en wat ze er moesten?
Mijn moeder vraagt wat uw mannen hier kwamen doen.
Dat mens zegt, het was toch oorlog.
Vraag ze dan maar es wie die oorlog begonnen is.
De dame vraagt: wie is de oorlog begonnen.
Ach, dat was toch allemaal politiek! (F. Obermann geeft met gebaar te kennen dat zij de poetsmiddelen van moeder even wil hebben)
Zo gemakkelijk komt u er niet af, beste.
| |
| |
(tegen moeder) Geef mij die spullen maar es.
(trekt haar spullen nijdig terug van F. Obermann; tegen Dorie) Nou, wat hebben zij te zeggen?
Mijn moeder zou dus graag willen weten wat uw mannen hier kwamen doen. Ze hebben mijn vader namelijk doodgeschoten en dat was toevallig haar man, ziet u.
(legt haar hand op één schouder) Lieve kind... (Dorie blijft staan, maar trekt een gek gezicht tegen haar moeder)
Ja, dat versta ik óók nog: ‘arme lieve kind’. Hadden die kerels van jullie hier weg moeten blijven, inplaats van hem dood te maken.
(tegen dames Mergen en von Schiedt) Ik kan me haar gevoel indenken. Toe, laten we liever weggaan.
(tegen haar landgenoten) Laat mij es (tegen moeder, wijst een paar keer prikkend naar wat zij denkt dat het oosten is) Dáár, Oosten! Oosten!
(de anderen horen haar niet) Ik had best een vader willen hebben... (ze blijft voor zich uitkijken)
(wijzend) Roeski! Bolsjewiki!
(lacht) Mens, doe niet zo mal!
(ook lachend) Stil, laat haar es verder gaan...
(tegen F. Bebel) Wou jij soms beweren - ach mens, barst! (tegen moeder) Wij wouen ook heus geen oorlog, maar de bolsjewieken bedreigden Europa. Hoe die te keer gegaan zijn in Berlijn! Ik zelf ben zeven keer verkracht!...
(weer levendig) Mamma, dit kan ik niet vertalen, ze
| |
| |
(lachend tegen moeder H.) Moet je niet vragen wat die lekkere jongens van ons eerst dáár gedaan hebben!
... en toen moest de Führer Europa wel verdedigen!
De Führer! Nou wordt het helemaal mooi. Die hadden ze op moeten hangen vóórdat ie als een schijtlaars uitkneep...
(F. Stock wil met haar tas in het gezicht van F. Bebel slaan maar raakt in haar uitval F. Mergen. Als F. Stock zich herstelt en een nieuwe uitval naar F. Bebel doet, heeft F. Mergen zich óók hersteld en geeft zij F. Stock een duw, zodat deze over een kruisje valt, dat breekt)
(terwijl zij duwt) Als je van mij maar wilt afblijven, Frau Uscha!
(gevallen, tegen F. Mergen) Dat zal ik je betaald zetten, vies kapitalistenwijf! (F. Bebel vlucht over een paar graven helemaal naar rechts en blijft daar staan, klaar om te vluchten. F. Obermann helpt F. Stock overeind, maar houdt haar vast. F. Mergen staat in verdedigingsstand. Dorie heeft erg veel plezier)
(is helemaal verbouwereerd) Laten we gaan, Dorie.
Toe, neemt u hun alstublieft niet kwalijk... (tegen Dorie) zeg alsjeblieft tegen je moeder dat het allemaal komt omdat zij zo'n groot verdriet hebben...
(ferm) Zeg eens tegen dat mens dat zij hier niet zo'n kabaal moeten maken op een nederlands kerkhof!
| |
| |
(roept nog fermer) Mijn moeder hier zegt, dat u hier niet zo'n schandaal hebt te maken op een nederlands kerkhof!
(tegen F. Stock) Ik biedt u mijn verontschuldigingen aan voor het feit dat ik u geduwd heb, maar u hebt mij niet te slaan en uit te schelden!
(F. Stock schudt F. Obermann van zich af, neemt mokkend het afgebroken kruis op en probeert het op de stomp die nog overeind staat te passen. F. Bebel komt aarzelend weer naderbij).
Mensen, het is allemaal al beroerd genoeg (barst in snikken uit)
(barst in snikken uit en roept) Wat doen die hysterische wijven hier! Laten ze in hun eigen rotland blijven!
Wat is dit voor een wereld? Waar leef ik voor?! Komen ze een doodgoeie man vermoorden en als je dan later zijn graf opzoekt zijn ze daar alweer!
Mamma, schei uit! kom ga mee weg! (als moeder snikkend blijft staan, tegen F. von Schiedt) kunt u niet weggaan alstublieft?!
(F. von Schiedt neemt de dames Obermann, Stock en Mergen mee naar rechts; F. Bebel heeft de poetsdoek en de pasta van moeder te pakken gekregen en begint het plaatje op te poetsen. Moeder heeft het gebroken kruis van F. Stock overgenomen en probeert het op de stomp te plaatsen. Links op het toneel staan nu moeder Dorie en F. Bebel. Rechts vormen de anderen een groepje.)
(tegen F. von Schiedt) Zou u mij es willen zeggen waarom Stalin dat verdrag met Hitler heeft getekend?
| |
| |
Om hem later beter aan te kunnen pakken!
Dat had u vijftien jaar geleden even moeten zeggen! Dan had uw lieve echtgenoot u laten hangen!
(tegen moeder, met een wenk naar de rechterkant van het toneel) Als ik het goed hoor, moeder, is die ruzie nog niet bijgelegd.
(al poetsende) Ach, u moet zich er maar niets van aantrekken. De wereld is slecht genoeg. Weet u, wat ik zo graag zou willen?
Geeft u mij die doek maar weer hier. Wat wilt u zo graag? U spreekt gewoon Nederlands.
Mevrouw heeft hier gewoond.
Die mensen nog eens opzoeken waar ik gediend heb. Zulke lieve mensen. En die jongen! Zo'n mooie jongen!
Wanneer was u er, mevrouw?
(kijkt om zich heen) Bedoelt u mij? Ik was er, laat es zien, in 1926 kwam ik; en toen was hij pas geboren..
(rekent op de vingers) Dan kan hij nog net...
... en ik ben acht jaar gebleven. Wat zegt u?
... dan kan hij, voor de lol van zo'n meneer Krupp of zo, nog net als slaaf weggesleept zijn en dan is er een behoorlijke kans dat hij nooit teruggekomen is. Niet moeder?
Kind, wees toch voorzichtig! Die meneer Krupp heeft tegenwoordig weer hele erge hoge vrienden.
Hooggeplaatste, heet dat, wie bedoel je, moeder?
(tegen F. Mergen) Goed, uw man was dus geen partij-
| |
| |
genoot en (tegen F. von Schiedt) en die geleerde man van u ook niet, die was rechter. Mag ik u vragen of hij ook ter dood veroordeeld heeft? (langzamerhand beweegt zich hun groep weer naar links)
Dat kon niet anders want dat was de wet nu eenmaal.
Mag ik u vragen, of hij de veroordeelden zelf doodschoot?
Ze heeft wel een beetje gelijk, Olga. Er moeten nu eenmaal altijd mensen voor het vuile werk zijn, en dan kun je ze achteraf moeilijk...
(tegen F. Mergen) en de vliegofficieren dan, mijn lieve mevrouw? die hebben heel wat steden rijp gebombardeerd voor ons! Vrouwen, kinderen, lieve mevrouw! Denkt u maar es aan Dresden! Lekker rijp, mevrouw met uw 23 mark extra!
(intussen is de linkergroep zover naar het midden geschoven, dat er weer één middengroep is)
Maar Dresden hebben de geallieerden gebombardeerd!
Ze bedoelt maar bij wijze van spreken.
Nee, nee! Dresden zou nooit gebombardeerd zijn, als niet eerst Rotterdam en Warschau en noem maar op waren gebombardeerd.
Die zijn nog maar steeds over de politiek aan de gang!
(tegen F. Bebel) Ik zal u es wat zeggen, wat mijn man altijd antwoordde op die landverraders hier. Die praatten de moffen, ik bedoel de duitsers, na en die zeiden, dat het tegen het kommunisme ging. Weet u wat mijn man dan zei? Dan zei hij: Waarom heeft Hit-
| |
| |
ler dat verdrag met Stalin getekend? Hitler en Stalin, dat was één pot nat.
(heeft F. Stock intussen een beetje apart genomen) Is het werkelijk waar, wat u daar zei van die Russen? Zeven keer? Waren het telkens verschillende...
(aggressief tegen F. von Schiedt) De hollandse dame vraagt hier iets: heeft Hitler niet dat verdrag met Stalin gemaakt?
Zij zei toch dat ze hier dienstbode geweest is!
(tegen F. Bebel) Hé mevrouw, ik zei dat er een reuze kans is, dat dat jongetje van u, van toen, niet meer leeft.
F. von Schiedt en F. Obermann
Wie zou niet meer leven?
(dromend) Het was een hele deftige rijke familie, de familie Diamant, waar ik diende. Zou u nou echt denken...
(tegen F. von Schiedt en F. Stock) Wat zegt ze?
Ze spreekt zo maar hollands!
(lachen luidkeels en houden zich aan elkaar vast) Haha!
Mens, dat is een joodse familie...
(tegen de anderen) Dat is een joodse familie, waar die mevrouw gediend heeft (behalve F. Bebel lachen de anderen, zonder te begrijpen, vagelijk mee)
Die hebben jullie waarschijnlijk compleet uitgeroeid! In de oven!
(nog vaagjes lachend) In de kachel? Waar heeft uw moeder het over?
| |
| |
Is het nou eindelijk uit?!
Allen vluchten, Dorie het laatst.
| |
Vierde Tafereel.
(In het rond liggen de boterhamtas van F. Bebel, het tasje van F. Mergen, de paraplu van F. von Schiedt, het gebroken kruis.
(Dorie komt op en loopt zoekend naar het midden van het toneel, daarbij arwanend naar de rug van de Engel kijkend. Zij vind de geglazuurde bloem en raapt die op).
(tegen de Engel) Nou, zeg nog es wat? (zij fluit een jazz-loopje en probeert de bloem weer in haar schoudertas te pakken. Ondertussen kijkt ze zonder ophouden naar de rug van de Engel) Hij zal er in moeten. (Zij neemt de tas van de schouder en gaat op het gevallen kruis zitten om met beide handen de bloem in de tas te doen; tegen de Engel) Die is voor Bobby. Dat is mijn vriendje. Zeg nog es wat.
(fluit weer een wijsje; staat op)
Zoudt u in elk geval even kunnen zeggen, wat er gebeurde zonet?
(slaat de tas weer op; raapt de paraplu van F. von Schiedt op en prikt voorzichtig in de rug van de Engel)
Ik vind het niet fair. Mijn moeder is bezig, in alle staten, het kerkhof af te vluchten, om nog te zwijgen van die troep duitse wijven. Ik ben de enige die zijn hersens direkt weer bij elkaar had. Maar als ik mij niet vergis, bent u het toch geweest, die de knuppel in het hoenderhok gegooid heeft. Of niet soms?
(Zij loopt nu naar de tas van F. Bebel, laat die liggen, neemt dan het tasje van F. Mergen op. Zij kijkt om zich heen en opent het tasje dan. Haar ogen gaan nu van de inhoud van het tasje naar de Engel; iets zachter:)
Ha, die Engel!
(zij kijkt nog eens in het tasje en gooit het dan weg)
| |
| |
Bah, het kan mij niets schelen, wat jij van mij vindt. Mij interesseert alleen maar wat Bobby vindt. Bobby zegt, dat hij realist is. Volgens Bobby bestaat U overigens niet. Bobby neemt wat hij hebben wil en nemen kan, weet u? Figuren als u spreken alleen maar over ouwe, zeurende mensen. Bobby zeurt nergens over, begrijpt u? Hij is niet zo bar sportief, maar wel bij de studenten-weerbaarheid, weet u? Met veren op zijn sjako. Die hebben ze mannen als u uit het lijf getrokken, hahaha!! (Dorie is slap van het lachen)
(Zeurende stem van Moeder: Dorie!)
Ik kom er an! (veegt de tranen van het lachen uit de ogen, neemt de paraplu als geweer over de schouder, klakt met de hakken)
(Stem van Moeder dichter bij en angstiger: Dorie!)
(tegen de Engel) Ik heb het je niet horen zeggen! Ik heb je niet horen spreken! Je mag dus alles blijven ontkennen, ouwemensenverschrikker! (zij doet een paar paradepassen met de paraplu over de schouder)
(Stem van Moeder: Dorie!)
Doe vast mijn groeten aan Bobby!
(vluchtend, gilt) Moeder!!!
|
|