| |
| |
| |
E. Brongersma
Salazar
Ruim tweehonderd kilometer ten noordoosten van Lissabon ligt tegen een berghelling aan de Mondego - de meest Portugese rivier en de enige die van bron tot oceaan door Portugal stroomt - een van de meest Portugese steden, de oude universiteitsstad Coimbra. De nauwe straatjes, die tussen de witte gebouwen tegen de berg oplopen, gaan soms in trappen over en zijn voor de rest zo steil, dat een ervan de Rua Quebra-Costas, de ‘halsbrekende’ heet. Maar terwijl mensen en trippelende ezeltjes er misschien hun hals breken, is de tijd er blijven stilstaan. En de vreemde gestalten, die je onderweg tegenkomt, versterken nog je gevoel, teruggedoken te zijn in lang vervlogen eeuwen: jongemannen in het onberispelijk effen zwart costuum, waarmee elke zich respecterende Portugees zijn burgermansfatsoen demonstreert, maar nu daaroverheen een wijd fladderende zwarte cape. Zij, en de al even zwart geklede jonge meisjes zijn de studenten van Portugals oudste universiteit, waarvan de eerbiedwaardige hoofdgebouwen (heden ten dage met ultramoderne faculteitsgebouwen omringd) boven op de top liggen, en uitzien over het stadje en het groene, nauwe rivierdal.
In de buurten rondom de universiteit wonen, niet altijd bijster hygiënisch en gerieflijk, de studenten. Zij, die in een groepje samenwonen, vormen met elkaar een zogenaamde república. In zo'n república nu ontmoetten elkaar anno 1910 twee jonge studenten, die er een hechte vriendschap sloten. De een, António de Oliveira Salazar, zou later de grootste politieke machthebber in zijn land worden, de andere, Manuel Gonçalves Cerejeira, klom op tot de hoogste kerkelijke waardigheid: kardinaal patriarch van Lissabon.
Behalve de grote intellectuele begaafdheid en karaktersterkte van de beide twintigjarigen, was er in 1910 niet veel reden voor het vermoeden, dat deze twee
| |
| |
nog eens tot de hoogste posten zouden klimmen. Want de godsdienstige en maatschappelijke denkbeelden, die ze toen al met veel vuur beleden, en die ze hun verdere leven ook steeds trouw zouden blijven, waren op dat ogenblik niet bepaald populair.
In oktober 1910 daverde het scheepsgeschut over Lissabon. De kanonnen van de vloot ondersteunden de rebellen, die in een bloedige revolutie de monarchie ten val brachten. Koning Manuel, de laatste Braganza, vluchtte naar Engeland. Twee jaar tevoren had hij zijn vader en oudste broer door moordenaars voor zijn ogen zien ombrengen; zij moesten de tol betalen voor de mislukte dictatuur van Joao Franco, zoals later in Spanje koning Alfonso XIII eens de tol zou moeten betalen voor de mislukte dictatuur van Primo de Rivera.
Sinds de verschrikkelijke aarbeving van 1755, die de rijke koloniale hoofdstad met al zijn schatten in enkele ogenblikken veranderd had in een brandende puinhoop met daaronder dertigduizend lijken, had Portugal niet veel rust en voorspoed gekend.
De onmetelijke catastrofe had om een krachtig bewind gevraagd, en dat was ook gekomen in de bekwame dictatuur van de Markies van Pombal, hard, wreed, onverzettelijk en even kil rationalistisch als de liniaal waarlangs hij het tracé trok van de kaarsrechte straten in de herbouwde hoofdstad. Pombal zette het land overeind, maar hij wist geen genegenheid te verwerven, en na zijn heengaan werd de opgaande lijn niet doorgetrokken. De stagnatie werd opnieuw neergang toen de legers van Napoleon Portugal veroverden en plunderden; tenslotte wist Wellington ze te verjagen en er zelf te gaan heersen alsof het land aan de Taag een Engels wingewest was. De restauratie in 1821 leidde tot een breuk met de enige lucratieve kolonie, Brazilië, en ontketende een binnenlandse strijd tussen liberalen en absolutisten, welke tot een complete burgeroorlog uitgroeide. Het liberalisme won definitief in 1832, en daarmee begon het tijdperk der revoluties.
De gehele negentiende eeuw was een tijd geweest van
| |
| |
volkomen ontwrichting en decadentie, in ieder opzicht. Onderdrukking van politieke tegenstanders, uitbuiting van het arme volk, duistere financiële manipulaties, onafzienbare sociale ellende, en nergens enig licht. De diepe radeloosheid en wanhoop vonden wel hun sterkste uitdrukking in het feit, dat de grootste kunstenaars en denkers van deze periode allen door zelfmoord stierven: de dichter Antero de Quental, de beeldhouwer Soares dos Reis, de schrijver Camilo Castelo Branco, de ontdekker Moucinho de Albuquerque, de volkspedagoog Trindade Coelho. En een bekend dichter schreef de regel: ‘O vrienden, wat een ramp in Portugal te zijn geboren!’
De twintigste eeuw begon zo mogelijk nog erger dan de negentiende was geëindigd. Maar de republikeinse rebellen, die in 1910 de monarchie verjoegen, beloofden dat het nu heel anders zou worden. Zedelijkheid, rechtvaardigheid, edelmoedigheid en vrijheid zouden de kenmerken zijn van het nieuwe bewind. En binnen twee generaties, verklaarden de machthebbers verder, zou de christelijke godsdienst in Portugal zijn uitgeroeid.
Onder deze omstandigheden vroeg het een niet geringe vastheid van geloofsovertuiging, die godsdienst voorop te stellen als het onontbeerlijk fundament voor elke activiteit, en een ‘Akademisch Centrum voor Christelijke Democratie’ te stichten om aanhangers te werven voor de natuurrechtelijke maatschappijleer van Sint Thomas en de denkbeelden der sociale encyclieken van Leo XIII. Maar de jonge student Salazar deed dat, ook al nam de politie zijn tegenstanders in bescherming, die tijdens zijn lezingen stenen door de ruiten wierpen. Hij had al die koppige onverzettelijkheid in zich, die zo vaak spreekt uit de gezichtstrekken van de midden-Portugese boer.
Hijzelf was een van hen. Toen de jonge António in 1890 in het kleine dorpje Santa Comba geboren werd, werkte zijn vader daar als dagloner in het groene wijnland van de Dao. Het is een vriendelijk dorp, dit Santa Comba, en er wonen wijnboeren met een behoorlijk
| |
| |
spaarduitje op de bank naast arme arbeiders. Maar nog heden ten dage ziet de vreemdeling die er doorrijdt niet veel van dit verschil in welstand. Ook de man met enig kapitaal leeft er uiterst sober: hij verbouwt wijn en drinkt water, vlees eet hij maar één keer per week en suiker is een luxe voor de zondag.
Van dit ras was Maria do Resgate Salazar, maar haar man, António de Oliveira, was ook werkelijk doodarm. Toen de spoorweg door het dal werd aangelegd, gaf vader de Oliveira de landbouw er aan en opende met zijn vrouw een winkeltje bij het station. Zij beheerde de zaak, en hield de administratie van huishouden en winkel stipt gescheiden. Dat zijn vader het wekelijks zakje tabak bij zijn moeder aan de toonbank moest komen betalen, en dat er nooit schulden mochten oplopen, waren de eerste lessen in de economie, die de latere hoogleraar Salazar van zijn ouders kreeg.
Tweederden van de Portugese bevolking bestond in die dagen uit analfabeten. Vijftig jaar eerder dan Nederland had Portugal de algemene leerplicht ingevoerd, een prachtige wet op papier, die als zoveel andere wetten nimmer was nageleefd. Maar de schrandere Maria do Resgate Salazar stond er op, dat haar vijf kinderen allemaal lezen en schrijven zouden leren. Er was wel geen school in Santa Comba, maar er woonde iemand, die in een hoek van een hut tegen betaling van een paar stuivers per maand de kinderen het alfabet instampte.
De kleine António was daar juist mee bezig, toen de onderwijzer ziek werd en zijn lessen moest staken. Maar de moeder gaf het niet op. Ze had hoop dat de jongen priester zou willen worden en ze wist in het naburige Viseu een geestelijke te overreden, hem in huis te nemen zodat hij er de school zou kunnen volgen. Als knapste leerling van zijn klas, met prachtige rapportcijfers, ging hij over naar het seminarie in Viseu, waar hij de lagere wijdingen ontving.
De regent van dit seminarie had een bijzondere belangstelling voor maatschappelijke vraagstukken en
| |
| |
hij wist die op zijn begaafde leerling over te brengen. Zozeer zelfs, dat deze niet langer in het priesterschap zijn roeping zag, maar in de opleiding van jonge Portugezen tot maatschappelijke hervormers volgens de richtlijnen van Rerum Novarum en andere pauselijke encyklieken. Salazar verliet het seminarie en bekostigde de laatste twee jaar studie voor zijn eindexamen als medewerker aan een internaat. In oktober 1910 liet hij zich inschrijven als student in de rechten te Coimbra. Zeven jaar later benoemde diezelfde universiteit hem tot hoogleraar in de economie. Op het moment van zijn benoeming had de 27-jarige geleerde zijn proefschrift ‘Het agio van het goud, zijn oorzaken en zijn karakter’ nog niet eens geheel voltooid.
Dat zijn denkbeelden zo weinig in overeenstemming waren met die van de republikeinse heersers, die in 1910 de monarchie hadden verdreven, kon geen groot beletzel meer zijn voor deze snelle carrière. Want wie was in 1917 in Portugal nog gelukkig met het regiem van ‘zedelijkheid, rechtvaardigheid, edelmoedigheid en vrijheid’? Met de komst van de republiek was de stage neergang overgegaan in een snelle val. Nooit was de corruptie en het plichtverzuim van de ambtenaren zo groot geweest, maar wie kon het hun kwalijk nemen als de overheid telkens naliet de salarissen op tijd te betalen? De belastinggelden verdwenen in de zakken van de heersende politici, die aan rijke vrienden vrijstellingen toekenden, en daarvoor de kleine man extra zwaar aansloegen. Maar wie kon het hun kwalijk nemen, nu de heersende politici slechts zo kort van hun macht konden genieten, en morgen weer verdrongen werden door lieden, die ‘burgerlijk revolutionair’ als beroep op hun visitekaartjes hadden laten drukken? Onder deze bedrijven devalueerde de munt tot 3% van zijn oorspronkelijke waarde, en een 6½% staatslening kon nog slechts geplaatst worden tegen de helft van de nominale waarde.
Tot overmaat van ramp sleepte Engeland zijn ‘oldest ally’ in 1916 mee in de Wereldoorlog. Grieven tegen Duitsland koesterde het Portugese volk in het
| |
| |
geheel niet, eerder had het na enige belangenbotsingen in Afrika reden boos op de Engelsen te zijn. Bij militaire bondgenootschappen tussen grote en kleine mogendheden is het een historische regel, dat de troepen van de kleine bondgenoot op de gevaarlijkste plaatsen worden opgesteld. Het Portugese expeditieleger werd in Frankrijk dan ook vrijwel geheel in de pan gehakt.
Het jaar dat Salazar de katheder in Coimbra besteeg, bracht ook de langverwachte politieke reactie. Nadat voorgaande staatsgrepen mislukt waren, wist Sidónio Pais een dictatoriaal bewind op te zetten, dat met straffe hand orde op zaken trachtte te stellen. Aan de sinds 1910 woendende kerkvervolging kwam een einde. Portugal trok zich praktisch uit de oorlogsvoering terug, en het bestuursapparaat begon weer met enige regelmaat te functioneren. Op 14 december 1918 schoot een aanhanger van een geheim genootschap Sidónio Pais op het station te Lissabon dood.
Sindsdien was de chaos compleet. In de vijftien jaar dat de republikeinse grondwet van 1911 heeft gegolden, losten acht presidenten en 44 ministeries elkaar af. Twintig maal brak een revolutie uit, en 158 maal staking. In oktober 1921 begonnen de republikeinse groepen elkaar te beoorlogen; de grote voormannen der revolutie van 1910 werden 's nachts uit hun huizen gesleept en op straat gelyncht. In vijf jaar tijds vonden in Lissabon 325 bomaanslagen plaats. Een Portugese kennis vertelde mij eens, dat hij als schooljongen vaak met grote omwegen naar huis moest gaan, omdat er weer ergens straatgevechten aan de gang waren.
Natuurlijk zijn er wel pogingen ondernomen het verderf te stuiten. Een strikt legale ondernam Salazar in 1921 met enige katholieke vrienden door de oprichting van een Centrum-partij. Hijzelf kreeg een zetel in het parlement. Maar zijn mandaat duurde slechts één dag - toen legde hij het weer neer. Wat hij op die ene dag als parlementslid had meegemaakt gaf hem de overtuiging, dat met deze corrupte bende van baantjesjagers niets te bereiken viel, en bovenal - wat hem zijn leven lang bijbleef - dat het parlemen- | |
| |
taire systeem, hoe geschikt misschien ook voor noordelijker landen, voor een volk met de Portugese mentaliteit volstrekt onbruikbaar was.
Een illegale poging tot een militaire staatsgreep, in april 1925, leidde tot de arrestatie van drie hoge officieren. De openbare aanklager, generaal Carmona, verzocht de krijgsraad echter hen vrij te spreken: ‘Ons land is ziek, zij hebben het willen redden!’
Op 28 mei 1926 liet de bevelhebber van een garnizoen in het noorden, maarschalk Gomes da Costa, zijn troepen naar Lissabon oprukken. Er was niemand te vinden die nog een hand wilde uitsteken om de oude republiek te redden. De proclamatie van een militaire dictatuur onder een driemanschap kostte geen druppel bloed.
In tegenstelling tot Nederland kent Portugal populaire legeraanvoerders. Gomes da Costa was dit bij uitstek vanwege enige succesvolle koloniale expedities in Afrika. Maar geleidelijk werd hij toch op de achtergrond gedrongen door zijn mede-drieman, generaal - later maarschalk - Carmona, die als staatshoofd zelfs een soort legendarische populariteit verwierf.
Intussen wisten deze generaals met hun pasverworven macht niet veel te beginnen. Ze hadden een hekel aan de geheime genootschappen, aan de liberalen, aan de socialisten, aan de communisten en aan alle democraten; ze wisten dat alles ‘anders’ moest worden. Maar hoe, daar hadden ze geen vage voorstelling van.
Ze kregen de heldere inval 's lands schatkist toe te vertrouwen aan de befaamde econoom Salazar. Maar die vroeg zulke uitgebreide volmachten, dat hij terstond op grote weerstand stuitte. Zodra hij dat merkte deed Salazar geen enkele poging zich in zijn positie te handhaven. Hij pakte meteen zijn koffers en verdween weer naar zijn geliefd Coimbra.
Twee jaar later waren de generaals, en het land, murw. De geldmiddelen waren volkomen uitgeput en de enige uitweg leek een lening, aangeboden door de Volkenbond. Maar daar zaten voorwaarden aan vast, die praktisch op een buitenlandse supervisie neerkwa- | |
| |
men, en tegen zoveel vernedering rees alom verzet.
Een van degenen, die openlijk tegen de beraamde lening protesteerden, was Salazar. Het kon ook zonder vreemde hulp, als men de Portugese financiën maar eens drastisch durfde saneren, schreef hij in een serie artikelen. Ditmaal capituleerden de generaals. Ze riepen Salazar wederom naar Lissabon en verleenden hem nu alle volmachten, waarom hij vroeg. Hij vroeg meer dan hij in 1926 gevraagd had: in feite werd hij van dit ogenblik af de absolute machthebber.
Bij zijn ambtsaanvaarding, op 27 april 1928, hield hij een zeer korte toespraak, maar die is typerend voor zijn persoon: ‘Het zou vergeefs zijn te hopen, dat de levensomstandigheden in Portugal zich plotseling, als door toverkracht zullen wijzigen. Er valt zelfs weinig te bereiken, als het land niet bereid is alle onvermijdelijke offers te brengen en mij te volgen in vertrouwen op mijn inzicht en mijn eerlijkheid. Ik vraag om volstrekt vertrouwen, maar men moet het mij schenken in alle kalmte en gemoedsrust; ik wil geen vlagen van overdreven enthousiasme, noch van voorbarige moedeloosheid. Ik zal het land voorlichten over de weg die ik denk te volgen, over mijn beweegredenen en over alles, wat niet reeds in zichzelf zijn verklaring vindt. Het zal steeds alle gegevens ter beschikking hebben om over de toestand van het ogenblik te kunnen oordelen. Ik weet precies wat ik wil en waar ik heenga, maar men moet niet van mij verlangen, dat ik het einddoel bereik in een paar maanden. Intussen kan het land vrijelijk onderzoeken, voorstellen doen, bezwaren kenbaar maken en van gedachten wisselen, als het maar weet te gehoorzamen wanneer het moment van bevelen is gekomen.’
Dit is zeker niet de taal van een democraat, en - eerlijker dan Mussolini en de huidige machthebbers in Oost-Europa - heeft Salazar dan ook nooit gepoogd propaganda te bedrijven met het woord democratie. Het is de taal van een dictator, maar toch zeker van een ongewoon soort dictator. Wanneer de dictatuur, als systeem, ooit een kans heeft gehad om te bewijzen
| |
| |
wat zij ten goede vermag, dan was het onbetwistbaar hier.
Het unieke feit deed zich immers voor, dat in een land zonder echte democratische ervaring en traditie, waar het parlementaire stelsel de dekmantel was geweest van een chaos van groepsdictatuurtjes, een bijzonder begaafd mens de volledige macht in handen kreeg, zonder daar zelf om te hebben gevraagd en zonder ervoor te hebben gestreden. De nieuwe dictator die in 1928 optrad was een vakgeleerde, een nieuweling in de politiek, volslagen onbekend bij de gewone burgerij. Hij had geen persoonlijke vijanden, hij had niemand verslagen. In een land waar het tot de vaste gebruiken van alle machthebbers behoorde zich rijk te stelen en in luxe te baden, verscheen een regeerder, die een uiterst sober en ascetisch leven leidde, en in menig opzicht meer van een monnik weghad dan van een minister-president. Zelfs zijn ergste tegenstanders hebben nooit twijfel geuit aan zijn persoonlijke integriteit.
Uniek onder de dictatorfiguren is hij ook, omdat hij distantie weet te nemen van zijn land en van zichzelf. Hij is ongetwijfeld bezield door grote liefde voor zijn vaderland, maar hij spreekt er nooit in snorkende termen over en heeft altijd verklaard, dat levensgeluk belangrijker is voor een volk dan imperialistische grootheid.
En dan die distantie van zichzelf. Als Hitler maar eenmaal om zichzelf had kunnen lachen, zou de hele wereldgeschiedenis anders verlopen zijn. Salazar kon tegen een aanhanger, die hem vroeg zijn afkeer van geweldmethodes op te geven, zeggen: ‘Grote regeerders, zoals Napoleon, kunnen van vandaag op morgen al hun oude opvattingen overboord gooien - ik niet, ik ben maar een doodgewone professor, die probeert zijn land een beetje te helpen.’ Een Duits weekblad liet hem interviewen door een nazi-journalist, die vol adoratie zei: ‘Wat moet het heerlijk voor u zijn, excellentie, dat u met één pennestreek uw wil kunt opleggen aan uw land!’ ‘Dat zou inderdaad erg heerlijk
| |
| |
zijn,’ antwoordde Salazár, ‘als ik me maar niet aansprakelijk hoefde te gevoelen voor de gevolgen van die pennestreek.’ De schrijver António Ferro publiceerde een bundel interviews met de minister-president, en deze voorzag hem zelf van een uitvoerig voorwoord. Wat bezielt een man, vraagt Salazar daarin, die zich van arme boerenjongen opwerkt tot hoofd van de regering? Er zijn twee mogelijkheden, stelt hij vast: het kan liefde voor zijn volk zijn, de wens anderen de armoede en de ellende te besparen, die hij uit ervaring kent; maar het kan ook tomeloze eerzucht zijn. Het antwoord laat hij open.
Heeft ooit de dictatuur ergens zo'n schitterende kans gehad om haar verdiensten te tonen? Is ergens ooit de absolute macht zonder strijd toegevallen aan een man zonder vijanden, een integer, hoogst begaafd, hard werkend en onbaatzuchtig man bovendien, wiens komst een punt zette achter een periode van grenzeloos verval en chaos?
En toch, als we na een periode van bijna 33 jaar tot een slotsom naderen, begint de aanvankelijke bewondering steeds meer verdrongen te worden door gevoelens van kritiek. Wat is er gebeurd?
Van het type dictator in klassieke stijl onderscheidt zich Salazar door een eigenschap die we hem misschien als een deugd mogen aanrekenen, namelijk dat hij niets geeft om populariteit. Ik durf dit niet stellig een deugd noemen, omdat eigenaardig genoeg mensen uit zijn allernaaste omgeving nooit hebben kunnen uitmaken of hij nu weergaloos hoogmoedig dan wel uiterst nederig is. Hoe dan ook, hij heeft nooit naar populariteit gejaagd, hij heeft een hekel aan manifestaties en betogingen, hij vertoont zich weinig in het openbaar, hij heeft nooit een uniform aangetrokken, in het sterke besef, dat de massa morgen bereid is te kruisigen wie zij vandaag toejuicht. Zijn redevoeringen wekken al evenmin uitbundig enthousiasme: het zijn de met een wat schrale stem voorgelezen uiteenzettingen van een geleerde. Een Portugees essayist, fel tegenstander van Salazars politiek, zei me eens die redevoeringen altijd
| |
| |
te lezen, omdat ze stylistisch een klassiek proza vormden zoals sinds twee eeuwen niet meer in Portugal was geschreven. Maar ook dat zal de massa niet aanspreken. En zijn preciesheid, zijn nauwgezetheid, zijn stiptheid zijn zo volmaakt onportugese karaktertrekken, dat ze het volk eerder wantrouwen inboezemen.
De publieke opinie, die elk regiem tot op zekere hoogte moet meehebben om zich op de lange duur te kunnen handhaven, heeft Salazar niet willen winnen met zijn charmes of met spectaculaire vertoningen, maar met de resultaten van zijn werk. En ontegenzeggelijk zijn die, vooral in de dertiger jaren, indrukwekkend geweest. Reorganisatie van de belastingheffing, aflossing van staatsschuld, sluitende begrotingen, stabilisatie van de munt, campagnes tegen het analfabetisme, woningbouw, electrificatie, aanleg van wegen, en - last but not least - herstel van rust en orde zonder gebruik van geweldmethoden. Als bewoners van een land met rustiger ontwikkeling zijn we geneigd over de traditionele prestaties van een dictatuur in een ontwikkelingsgebied: de treinen rijden op tijd, er worden wegen aangelegd, en dergelijke meer, wat ironisch te spreken. Dat komt doordat de ware betekenis ervan aan ons, verwende mensen, gewoonlijk ontgaat. We denken dat een nieuwe autoweg in Portugal zoiets betekent als bij ons een nieuwe weg van Amsterdam naar Utrecht, maar in feite komt het er veelal op neer dat men van een dorp nu in enkele uren per auto een stadje kan bereiken, dat voorheen een expeditie van een paar dagen op paard of muilezel vroeg. Dorpjes, die in volkomen afzondering lagen, en uitsluitend voor eigen consumptie mais en groente teelden, kunnen nu gaan werken voor de markt en komen zichtbaar tot wat meer welvaart.
En hiermee zijn we meteen beland bij de kern van Salazar's economisch en sociaal denken. Wie zich niet vergenoegt met de domme simplicatie, welke elk anti-communistisch autoritair bewind fascistisch noemt, zal het onzinnige inzien van de kwalificatie ‘fascisme’ voor het systeem van Salazar. Ondanks zijn vaste over- | |
| |
tuiging, dat de tijd van de democratie voorbij was, en dat de toekomst zou zijn aan autoritaire stelsels, heeft hij nooit veel sympathie getoond voor Mussolini, en in de Spaanse burgeroorlog heeft hij wel spoedig de diplomatieke betrekkingen verbroken met de linkse regering in Madrid (die propaganda maakte voor de annexatie van Portugal), maar daarna anderhalf jaar gewacht eer hij Franco erkende. In de tweede Wereldoorlog was het Salazar, die Franco weerhield van een bondgenootschap met Hitler, en die - zo spoedig de reeds beraamde Duitse aanval op Portugal door de gebeurtenissen in Rusland minder dreigend werd - de Azoren als vlootbasis ter beschikking van Engeland stelde. In een van zijn gesprekken met Ferro, omstreeks 1936, noemde Salazar het systeem van Mussolini een ‘heidens cesarisme’.
Daartegenover stelde hij als ideaal een zichzelf door middel van bedrijfsschappen leidende economie, en een niet-totalitaire staat, die orde en rust waarborgde en de algemene voorwaarden schiep voor de economische ontplooiing, zonder deze zelf als eigen taak ter hand te nemen. De staat moest wegen aanleggen, droge gebieden bevloeien, stuwdammen bouwen, zorgen voor electriciteit tot in de kleinste dorpen, het spoorwegnet en het telefoonnet uitbreiden, havens vergroten, de postverbindingen verbeteren. Voor de rest moest het particulier initiatief zorgen. De staat moest dit desnoods wat stimuleren, maar mocht nooit doen wat de burgers zelf konden doen.
In deze onfascistische, ontotalitaire gedachtengang heeft Salazar zich als theoreticus vastgebeten. Op het gebied van wat hij als de eigenlijke staatstaak zag zijn werkelijk grootse dingen tot stand gebracht, maar de verwachte reactie is uitgebleven. Het land was te arm, de economie te achterlijk, het volk te apathisch, de ontwikkeling te gering om het door de staat gebodene redelijk te benutten. De openbare financiën werden kerngezond, maar de algemene welvaart bleef uit.
Zo zorgde de overheid op vele punten voor het stichten van arbeidersvakverenigingen (sindicatos) en onder- | |
| |
nemersverenigingen (grémios), die de elementen moesten worden voor het sluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten en de vorming van bedrijfsschappen (corporaties). Maar noch bij de werkgevers, noch bij de werknemers bestond enige traditie op het punt van vakorganisatie. Hierdoor en door het ontbreken van bekwame leidende figuren bleef het hele systeem van bedrijfsschappen vrijwel overal een opgelegde zaak, zonder eigen leven en zonder zelfstandig initiatief.
Met alle koppige verbetenheid van de boer uit de Beira, de landstreek van zijn afkomst, heeft Salazar zijn standpunt gehandhaafd, in de overtuiging dat zijn theorie op de duur uit moest komen. Misschien is het zijn ongeluk geweest, dat hij, als puur theoreticus aan zijn studeerkamer ontrukt, met een teruggetrokken, gesloten aard die weinig kans laat voor ruimer menselijk contact, al vrij vroeg geïsoleerd is in de eenzaamheid van de hoogste macht. In ieder geval, hier zo goed als op tal van andere punten is ieder souplesse hem vreemd.
De eerste aanzet was zo goed. Na de verschrikkelijke chaos van vóór 1928 leefden land en volk op onder zijn bekwame leiding. Salazar hield niet van de absolute dictatuur, die hij gevaarlijk vond voor de natie en voor het moreel van de dictator zelf. Tegen de adviezen van fervente bewonderaars in, gaf hij de onbeperkte macht, die hem was geschonken, prijs voor een constitutionele positie. De nieuwe grondwet van 1933 maakte Salazar als minister-president verantwoordelijk aan en afhankelijk van het staatshoofd, dat om de zeven jaar krachtens verkiezingen met algemeen stemrecht zou worden aangewezen.
Voor de eerste maal zouden die verkiezingen plaats vinden in 1940 en Salazar moet vast hebben vertrouwd op de uitslag; twaalf jaar zou zijn systeem dan hebben gefunctioneerd en tegen die tijd moest iedereen wel gewonnen zijn door de resultaten. Hij ging verder met zijn macht te verkleinen; hij maakte een einde aan de combinatie van zijn premierschap met het ambt van minister van financiën, een combinatie die ook onder
| |
| |
de nieuwe grondwet hem bijna absolute bevoegdheden gaf; hij schiep het ambt van vice-premier. Het leek alsof hij welbewust een opvolger wilde gaan opkweken.
Maar dan gebeurt het onverwachte. In plaats van dat het enthousiasme toeneemt, begint het te verflauwen naarmate het afschuwelijk verleden in de vergetelheid raakt en de prestaties van de ‘nieuwe staat’ als vanzelfsprekend worden aanvaard. In het volk tekenen zich twee groepen af. Een grote groep die tevreden of redelijk tevreden is, en die vindt dat men Salazar maar zijn gang moet laten gaan; deze groep is ongeorganiseerd, politiek tot geen weerstand in staat, eigenlijk volkomen apathisch en presteert als groep niets. Daartegenover een kleine groep van felle opposanten, die natuurlijk met de jaren groeit, wel georganiseerd is, en die in toenemende mate door pijnlijke speldeprikken haar aanwezigheid demonstreert, en die, met eenzelfde domme simplificatie als hierboven ten aanzien van het woord fascistisch werd gesignaleerd - onder de verzamelnaam communisten wordt gevat.
Is het teleurstelling, gekrenktheid, koppigheid, een wantrouwende aard en een geen tegenspraak duldend karakter, of wel een werkelijk ontbreken van mannen van betekenis, waardoor Salazar omgeven blijft met tweederangs figuren? Voor het laatste zou kunnen pleiten dat ook onder de oppositie mannen van formaat schijnen te ontbreken, en dat al hun verkiezingsacties en andere ondernemingen op de buitenstaander een vrij clowneske indruk maken. Hoe dan ook, een feit is het dat Salazar oud wordt en ziekelijk, en dat een opvolger kennelijk ontbreekt. Wat hij ondernomen heeft moet wel ten ondergang zijn gedoemd.
Op alle punten is Salazar ontoegankelijk gebleven voor andere gedachten, andere opvattingen. Hij spreekt in 1960 over de Afrikaanse gebiedsdelen van Portugal nog precies als in 1930. Zijn miskenning van het feit, dat zijn interpretatie van het subsidiariteitsbeginsel en de beperkte staatstaak niet bleken te passen op de Portugese toestanden, heeft gemaakt dat het Portugese
| |
| |
gezin uiterst weinig heeft geprofiteerd van de economische vooruitgang in de wereld, en dat op sociaal gebied het nog steeds in Europa ver ten achter staat.
De bisschop van Porto, mgr. António Ferreira Gomes, heeft dit in zeer ongezouten bewoordingen aan Salazar verweten, en is daarna in ballingschap gegaan. Wat deze prelaat vooral kwalijk genomen werd was zijn poging de sociaal-voelende, katholieke progressieven, (een klein groepje maar!) te organiseren.
Want Salazar is bepaald niet zachter geweest voor zijn geloofsgenoten dan voor mensen van andere overtuiging. Onder zijn bewind is de Portugees-Israelitische gemeente hersteld en heeft de kleine groep protestanten de landsoverheid zien opkomen voor haar wettelijke vrijheden tegen locale pogingen tot achterstelling. Maar de promotors van een ‘katholieke politiek’ kregen van hem onverbiddelijk nee, evenals de kerkelijke overheid toen die aandrong op teruggave van de na 1910 gekonfiskeerde kerkelijke goederen. Salazar handhaafde de scheiding van Kerk en Staat, en om alle uiterlijke schijn te vermijden weigerde hij zelfs zijn oude vriend, de kardinaal patriarch van Lissabon, anders te ontmoeten dan bij officiële plechtigheden.
Maar de groeiende weerstand drong de teleurgestelde eenzame man toch in een richting, die aanvankelijk de zijne zeker niet was. Dat de staat sterk genoeg moet zijn om geen geweld te gebruiken, is een gouden spreuk uit zijn beginperiode, maar steeds moeilijker toepasbaar. Van hem is ook het woord, dat de staat zich altijd moet gedragen als een behoorlijk mens. Zelfs in het rustige, democratische Nederland weten we, hoe moeilijk dit beginsel te verenigen valt met het functioneren van een geheime politie. Toen bij de laatste presidentsverkiezing de oppositie-leider Delgado een kwart van de stemmen kreeg, na relletjes en gevechten in verschillende steden, wijzigde Salazár de grondwet ‘om een herhaling van dergelijke onwaardige tonelen te voorkomen.’ Maar tegelijk verviel daarmee de innerlijke logica van deze constitutie.
| |
| |
Er rest een dictatuur, zoals Salazar die oorspronkelijk zelf heeft verworpen, een dictatuur die met het klimmen der jaren verschraalt en verzuurt, en die lijkt te gaan vervallen in die vicieuse cirkel van elke dictatuur: gestrengheid - weerstand - meer gestrengheid - meer weerstand.
Misschien is in de gehele geschiedenis nog nooit een dictatuur onder zulke gunstige omstandigheden tot stand gekomen als hier. Dat zij toch op deze manier verviel, mag als een schoolvoorbeeld gelden van de wezenlijke ondeugdelijkheid van deze bestuursvorm voor de westerse wereld. Zelfs een goede dictator kan geen goede dictatuur maken.
Eenvoud, kenmerk van 't ware
‘Sinds 1947 is er in de Portugese bezittingen in Afrika wel wat veranderd. In de steden kent men geen rassenscheiding, maar de betrekkingen berusten op de eenvoudige regel: houd de inheemsen ongeletterd, houd ze aan 't werk en houd ze onder de duim.’
Time - 2 jan. 1961.
|
|