| |
| |
| |
R.C. Winter
Kwame Nkrumah ... stamhoofd aller stamhoofden...
‘Ik droom van een nieuw Ghana en van een nieuw Afrika, met een gelukkige voorspoedige en vooruitstrevende bevolking. Maar deze dromen kunnen geen werkelijkheid worden zonder hard werken en zonder toegewijde dienstbaarheid.’ Met deze woorden tekent Nkrumah zichzelf ten voeten uit. Hij is tegelijkertijd èn dromer èn militante realist. Hij droomt van een Afrikaanse Unie en bewerkstelligt het tot stand komen van een vooralsnog weinig meer dan een symbolische unie tussen Ghana, Guinee en Mali. Hij realiseert zich echter dat de grote unie eerst dan tot stand kan komen als geheel Afrika van ongewenste vreemde overheersing is bevrijd en alle Afrikaanse gebieden werkelijk onafhankelijk zijn.
Het is dan ook vanzelfsprekend, dat hij fel gekant is tegen het kolonialisme in het algemeen en in het bijzonder tegen alles wat een belemmering vormt voor de vrijwording van de Afrikaanse gebieden. En deze belemmeringen ziet hij niet alleen in de aanwezigheid van koloniale machten in Afrika, maar hij beschouwt als belemmering ook, en terecht, die Afrikaanse leiders, die in samenwerking met de (ex)koloniale machthebbers het vrijwordingsproces vertragen. Doch Nkrumah is er van overtuigd, dat de tegenstand van de dubbelhartige reactionaire Afrikaanse politieke leiders zal worden gebroken door de massabeweging voor vrijheid. Steun voor zijn overtuiging kan hij putten uit de eigen ervaring.
Na een verblijf van twaalf jaren in de Verenigde Staten van Amerika en in Groot-Britannië was Nkrumah in 1947 op verzoek van Dr. J.B. Danquah, één van de voormannen van de United Gold Coast Convention (U.G.C.C.), naar de Goudkust teruggekeerd. Gedurende zijn verblijf in den vreemde had Nkrumah economie, sociologie, theologie en filosofie gestudeerd.
| |
| |
Bovendien had hij zich actief met de politiek beziggehouden en toen reeds liep hij met het plan rond eens te komen tot de vorming van een Unie van West Afrikaanse Socialistische Republieken.
Het was te voorzien, dat hij niet lang de functie van Secretaris-Generaal van de U.G.C.C. zou bekleden. De rustige gematigde houding van de leiders van deze politieke beweging moest de weerstand van de actieve en radicale Nkrumah opwekken.
In juni 1949 komt het tot een breuk, Nkrumah doet een beroep op de jeugd en op de grote massa. Het resultaat was de geboorte van de Convention People's Party (C.P.P.). De betekenis van deze partij is zeer groot. In tegenstelling tot de U.G.C.C. welke haar leden voornamelijk telde onder de intellectuelen en de gegoede middenstand, was de C.P.P. het toevluchtsoord voor de armen, de behoeftigen, de onder-betaalde arbeiders, de kleine cacaoverbouwers, ja, voor al degenen, die genoeg hadden van de Britse overheersing.
Is het te verwonderen, dat de leden van de C.P.P. zich geheel gaven aan deze partij en, behalve dat zij zich onderwierpen aan de leiding van Nkrumah, zich verbonden het imperialisme te weerstaan en te strijden voor de herleving van het vroegere Ghana?
Door gevolg te geven aan Nkrumah's oproep tot positieve politieke actie, welke niet gewelddadig zou zijn, begaf de C.P.P. zich op de weg, welke via de gevangenneming en veroordeling van Nkrumah eerst leidde tot de stembusoverwinning van 1951, als gevolg waarvan Nkrumah de gevangenis verwisselde voor het leiderschap van de nieuwe regeringsploeg, en welke weg ten slotte voerde naar 6 maart 1957, de dag waarop het vroegere Ghana als onafhankelijke staat werd herboren.
Tot op zekere hoogte is het begrijpelijk dat in de strijd voor de onafhankelijkheid de stamhoofden in het algemeen niet aan de zijde van Nkrumah stonden. Immers, zijn optreden vormde een regelrechte bedreiging van de eeuwenlang bestaande en door de Britten geaccentueerde stamverhoudingen. De stamhoofden waren vroeger de heersers en het Britse koloniale bestuur
| |
| |
gebruikte hen om zijn gezag te bevestigen. Zij waren tegen Nkrumah's positieve actie en zij schaarden zich aan de zijde van de koloniale machthebber in diens poging om de actie te breken.
Gezien in het kader van het systeem was de houding van deze stamhoofden consequent, want in het verleden zou het individu, dat een verandering in de stamverhoudingen, in de gevestigde gewoonten, zou willen brengen, zonder meer worden geëlimineerd. En Nkrumah was en is in vele opzichten een nieuwlichter. De reactionaire stamhoofden die weigerden zich achter de C.P.P. te stellen, werden met afzetting bedreigd.
Er is iets merkwaardigs te ontdekken in Nkrumah's houding ten opzichte van de stamhoofden gedurende de periode van strijd voor de onafhankelijkheid. In wezen ging het verzet van Nkrumah tegen de patriarchale, naar het dictatoriale toe neigende, macht, welke nu eenmaal eigen is aan de stamhoofden. Het is Nkrumah gelukt de macht dezer stamhoofden terug te dringen, doch hen te overwinnen ligt niet binnen zijn mogelijkheden. Want tot op zekere hoogte streed hij, Nkrumah, tegen zijn eigen spiegelbeeld. Immers in de stamgemeenschap voelt de Afrikaan zich geborgen en hij ziet in het stamhoofd de weergave van zijn eigen persoonlijkheid. En dit weet Nkrumah heel goed. Hij moge dan wel de aantekeningen, welke hij had gemaakt van hetgeen zijn moeder hem vertelde vóór zijn vertrek naar de Verenigde Staten over zijn aanspraken op twee stamhoofdschappen, hebben verloren in de New Yorkse ondergrondse, wat hij echter niet kon verliezen, was zijn ingeboren persoonlijkheid.
Gestoken in het omhulsel van de opgedane westerse kennis en begiftigd met een groot oratorisch en organisatorisch talent gelukte het hem zijn aanspraken op het stamhoofdschap, op een niet vermoede wijze, te verwerkelijken. Van geboorte behoort Nkrumah tot de Nzimas, een onderdeel van de grote Akan-stam, doch hij verwierf een andere stam, namelijk de Convention People's Party, waarvan hij het stamhoofd werd. Uiterlijk moge de C.P.P. de allures hebben van een op westerse leest geschoeide politieke partij, in
| |
| |
wezen wordt deze partij gedragen door dezelfde geest, die in de stamgemeenschappen heerst.
Gezien tegen deze achtergrond wordt de houding van Nkrumah en zijn C.P.P. tegenover de oppositie, hoewel naar westerse democratische begrippen moeilijk aanvaardbaar, toch wel begrijpelijk. In de interimperiode 1951-1957 beschouwden Nkrumah en zijn volgelingen elke oppositie als verraad. De uiteindelijke macht in de Goudkust was toen nog in handen van de Britten; de oppositie werd verweten, terecht of ten onrechte, samen te spannen met de Britten tegen het streven van de C.P.P. naar onafhankelijkheid. Doch ook de omstandigheden waren tegen de oppositiepartijen. De leiding was doorgaans niet sterk, ofschoon de leiders zelf alleszins bekwame mensen waren. Zij hadden echter het nadeel te behoren tot de gegoeden en het was voor de C.P.P. hierdoor reeds gemakkelijk hen te brandmerken als lieden, die vervreemd waren van het volk. Bovendien waren zij personen, die de politiek beoefenden als bijzaak, terwijl daarentegen de leiding van de Convention People's Party zich geheel inzette voor het bereiken van het gestelde doel, namelijk de bevrijding van de Goudkust, en daarvan haar levenstaak maakte.
Nadat de onafhankelijkheid was verkregen heeft Nkrumah niet nagelaten de oppositie nog verder in de hoek te drukken. Het onder druk houden van de oppositie, die nauwe relaties onderhoudt met de ongaarne tot samenwerking met Nkrumah bereid zijnde stamhoofden van de provincie Ashanti, is voor hem een nationale aangelegenheid geworden.
Op grond van de Preventive Detention Act werden eind 1958 vele oppositieleiders geïnterneerd. Volgens deze wet kan ieder, die de veiligheid en het aanzien van de Ghanese staat in gevaar brengt, in verzekerde bewaring worden gesteld. De vage omschrijvingen in deze wet gaven de Ghanese regering het wapen om effectief tegen de oppositie op te treden. Aan een enkele oppositieleider lukte het aan de greep van de regering te ontkomen. Zo b.v. aan Dr. K.A. Busia, die de wijk naar Nederland nam en tot hoogleraar is be- | |
| |
noemd aan het Institute of Social Studies te 's-Gravenhage en aan de Leidse Universiteit.
Het lijkt alsof Nkrumah en de zijnen hun positie zó wankel achten, dat zij oppositie, welke in het algemeen doorgaans een corrigerende invloed heeft, zozeer vrezen, dat zij, ook nu er geen sprake meer is van strijd tegen een koloniale machthebber, tot zulke drastische maatregelen hun toevlucht blijven nemen. Maar misschien is het veeleer de aloude stamwet - dat, wie zich tegen de geldende orde van de stam verzet, eenvoudigweg wordt uitgeschakeld - die zich hier in wezen doet gelden. Want ondanks alles, Nkrumah blijft, hoe zou hij anders kunnen, betekenis toekennen aan de stamverhoudingen. Dit blijkt uit zijn verklaring ter gelegenheid van het uitroepen van de republiek op 1 juli 1960, dat het traditionele leven en de daarmee verbonden cultuur ook onder een republikeinse regeringsvorm hun geëigende plaats zullen hebben. Hij gaf aan de stamhoofden de verzekering dat het stamhoofdschap gewaarborgd en behouden zal blijven en dat voorts de stamhoofden een steeds in belangrijkheid toenemende rol zullen spelen in de zaken van het land. Hij kon deze verzekering gemakkelijk geven. Hij was immers bij de stemming over het al of niet worden van een republiek Ghana, als overwinnaar voor het presidentschap te voorschijn gekomen. Was hij niet het stamhoofd aller stamhoofden geworden? De oppositie had de historische fout gemaakt om juist Danquah als tegenkandidaat van Nkrumah te stellen.
Belangrijke bevoegdheden zijn in Nkrumah's handen gelegd. Hij is president en minister-president tegelijk, hij kan voorstellen van het parlement afwijzen, het parlement ontbinden, elk besluit van het Opperste Gerechtshof vernietigen, de hoogste rechter van het land benoemen of ontslaan. Hierbij bedenke men evenwel, dat ten tijde van het Britse bestuur in de Goudkust, de gouverneur-generaal dezelfde, zo niet verdergaande bevoegdheden had.
Om de verheerlijking van Nkrumah ten top te voeren werd door een kabinetsbeslissing bepaald, dat in officiële briefwisseling met Nkrumah de term Exellen- | |
| |
tie wordt vervangen door ‘Osagyefo’, grote leider.
Ook voor Nkrumah is het moeilijk, zo niet onmogelijk, de juiste oorsprong te ontdekken van de impulsen, die zijn handelen bepalen. De rationele verklaring, welke hij voor zijn autocratisch, dictatoriaal, optreden geeft, is dat de democratie, zoals het Westen die kent, een te gecompliceerd systeem is voor een jonge staat als Ghana, vandaar, dat zijn gedachten uitgaan naar een socialistische maatschappij, geheel gebaseerd op de toestanden in Ghana, in die zin, dat in deze maatschappij noch rijken, noch armen zullen zijn en ook geen klasse-onderscheid. Voor iedereen zullen, overeenkomstig zijn bekwaamheid, gelijke werkgelegenheids-en ontwikkelingskansen bestaan. Het realiseren van deze beginselen zal, zeer zeker in de begintijd, het treffen van bijzondere maatregelen nodig maken. Nkrumah geeft echter de verzekering, dat het particuliere eigendomsrecht en de buitenlandse particuliere investeringen zullen worden gewaarborgd. Zijn socialiseringsactiviteiten richten zich in het bijzonder op het landbouwstelsel in Ghana.
Ghana vertoont het beeld van de dictatoriaal geregeerde staat. De Convention People's Party is staatspartij en beheerst het politieke leven, terwijl Nkrumah als Osagyefo de oppermachtige leider is. Desondanks is Ghana om verschillende redenen moeilijk te vergelijken met de volksdemocratiën. Nkrumah stelt zich op het standpunt, dat Ghana niet verstrikt moet geraken in het grote ideologisch conflict, dat het Westen en het Oosten verdeeld houdt. Het niet partij kiezen moet niet worden uitgelegd, alsof Ghana zich tevreden stelt met de rol van zwijgende toeschouwer in de wereldpolitieke aangelegenheden en in de kwesties, welke de levensbelangen van Ghana en van de Afrikaanse volkeren raken. De politiek van Nkrumah is noch passief, noch neutralistisch. Hij heeft een vast geloof in positieve Afrikaanse politieke actie. Hij is van oordeel dat, in de gegeven omstandigheden, het standpunt van Ghana moet zijn: vriend van iedereen [e]n vijand van niemand. Hij is voor Ghana, voor Afrika, voor de Afrikanen. Hij is tegen het kolonialisme, in
| |
| |
welke vorm het zich ook voordoet en van welke zijde het ook komt.
Toen Ghana een republiek werd, heeft Nkrumah er niet aan gedacht Ghana uit de Commonwealth of Nations te doen treden. Hij heeft integendeel in een verklaring uiting gegeven aan zijn onverminderde eerbied voor de persoon van de Engelse koningin en aan het besluit van Ghana om zijn lidmaatschap van de Commonwealth te continueren. Nkrumah beschouwt de Commonwealth als een gemeenschap van souvereine en volledig onafhankelijke volkeren, die vrijelijk samenwerken tot behoud van de vrede en die willen strijden tegen armoede, onwetendheid en ziekte in de wereld.
Hij stelt volledig vertrouwen in de Verenigde Naties en ziet in deze organisatie de enige hoop voor de toekomst van alle volkeren en hij dringt daarom er op aan, dat geen der leden iets zal doen, dat het gezag van de Verenigde Naties ondermijnt. Het leek wel of Nkrumah dit laatste was vergeten, toen hij zijn, ten slotte niet uitgevoerde, voornemen te kennen gaf de Ghanese troepen, die deel uitmaken van de U.N.O.-strijdmacht, uit de Congo terug te trekken.
Nkruma ziet de crisis in Congo als één van de methoden, die door koloniale machten worden gebruikt om hun overheersende positie in de een of andere vorm in Afrika te behouden. Hij ziet echter wel in, dat gelegenheid tot terugkeer wordt geboden aan de vroegere koloniale machthebber, als de Afrikaanse volken niet zelf in staat zijn de machtsposities, welke zijn opengevallen, in te nemen. Want niets is in Afrika gevaarlijker dan een machtsvacuum.
Het spreekt haast vanzelf, dat de sympathie van Nkrumah, en voorwaar niet van hem alleen, uitging naar Loemoemba en niet naar de andere Congolese leiders, die achter de rug van de Congolese bevolking België weer invloed doen krijgen in de Congo. Bovendien was Loemoemba een voorstander van het Pan Afrikanisme. Dit begrip is niet duidelijk te omschrijven, doch in wezen duidt het het verlangen van de Afrikaan aan zichzelf te zijn en eigen fouten te kunnen
| |
| |
maken. Want het is beter vrij te zijn en zichzelf desnoods slecht te regeren, dan door andere volken geregeerd te worden. Vrijheid is een onvervreemdbaar recht van de volken en de beslissing of een volk zichzelf wil regeren komt aan dat volk toe en aan geen andere.
Als men denkt aan de toestanden b.v. in Algerije, Rhodesia, Kenya, Zuid-Afrika, dan kan men het eens zijn met Nkrumah, wanneer hij zegt, dat er geen vrede en veiligheid in Afrika kan zijn, als er geen politieke vrijheid bestaat. Zolang er één stukje Afrikaans grondgebied onder ongewenste vreemde overheersing is, zullen er conflicten en strijd zijn. Voor de groepen, die een bevoorrechte positie innemen en hun macht gebruiken om deze positie te handhaven, zal het steeds onveilig zijn en het constante gevaar zal bestaan dat de onderdrukten in opstand komen.
Het kan niet worden ontkend, dat in het Afrika van deze tijd Nkrumah een bijzondere plaats inneemt. Zonder zijn krachtige leiding zou Ghana in de volkerengemeenschap niet die plaats innemen, welke het thans bezet. Het is zelfs waarschijnlijk dat in deze gemeenschap een geringere betekenis zou worden toegekend aan de Afrikaanse staten, indien de invloed van Nkrumah zich niet deed gelden. Met recht kan dan ook worden gezegd, dat Ghana onder de leiding van Nkrumah een missie ten opzichte van Afrika heeft te vervullen. De rol, welke Ghana in internationale aangelegenheiden heeft te spelen, kan van beslissende betekenis blijken te zijn.
De aanspraken, welke Nkrumah op het leiderschap van Afrika doet gelden, worden evenwel niet algemeen aanvaard. Integendeel; de meeste Afrikaanse leiders, of zij nu Frans of Engels spreken, weigeren, althans nu nog, een deel van hun gezag op te offeren aan Nkrumah's Pan-Afrikaans streven.
Dat Nkrumah juist door andere Afrikaanse leiders kan worden gemanoeuvreerd in een positie, welke lijnrecht in strijd is met zijn principes, is gebleken op de conferentie te Casablanca. Het verwonderde niemand dat Nkrumah als vurig strijder tegen het kolonialisme,
| |
| |
Mauretanië op 3 januari 1961 formeel als onafhankelijke staat erkende. Vier dagen later behoorde hij echter tot de mede-ondertekenaars van een verklaring van de conferentie, waarin Mauretanië werd aangeduid als een gefingeerde staat, welke door het amputeren van het zuidelijk deel van Marokko door Frankrijk in het leven was geroepen. Ook was Nkrumah op deze conferentie mede-ondertekenaar van de verklaring, waarin over Israël werd gezegd, dat dit land een werktuig is van het imperialisme en het neo-kolonialisme. En dit ondanks het feit, dat Israël op velerlei gebied hulp biedt aan Ghana en ondanks dat Nkrumah heel goed weet, dat Joden en Negers lange jaren en zelfs tot nu toe, worden onderdrukt en dat zowel Israël als Ghana onafhankelijke staten zijn geworden. De druk, welke op Nkrumah in Casablanca is uitgeoefend, moet zeer zwaar zijn geweest. Indien Nkrumah niet een martelaar was geweest van het kolonialisme en van het rasvooroordeel en indien niet vaststond, dat zijn houding in wezen ongewijzigd was gebleven, het ondertekenen van deze verklaringen zou zijn reputatie danig hebben geschonden. De omstandigheden in aanmerking nemende, moet men in het zetten van zijn handtekening onder die verklaringen niet meer zien dan het verrichten van een opportunistische handeling.
De taken, waarvoor Nkrumah en zijn medewerkers in Ghana staan, zijn enorm. In een land, waar nog ongeveer 80% van de bevolking analfabeet is en waar onwetendheid heerst en het geloof in geheime krachten nog welig tiert, is het niet te verwonderen, dat het gezag op een andere wijze wordt uitgeoefend dan in West-Europese landen. Het dictatoriale optreden van Nkrumah is als het ware door de omstandigheden geboden.
Hoewel Nkrumah streeft naar het bereiken van zo groot mogelijke materiële welvaart voor de Ghanese bevolking, toch moet men in hem zien de staatsman, die in de eerste plaats de gedachte wil verwerkelijken dat, de stamverschillen in Ghana ten spijt, er politiek gesproken geen verschil bestaat tussen een Hausa, een Ga, een Fanti, een Ashanti of een Ewe. In deze zin
| |
| |
kan men Nkrumah een opvoeder noemen.
Hij is meer dan een nationale figuur, meer dan een Afrikaanse politicus. Door de overwinning, welke hij heeft behaald in zijn strijd tegen het kolonialisme en tegen elke vorm van onderdrukking, heeft hij Negers, waar deze zich ook ter wereld bevinden, een riem onder het hart gestoken. En dit is van zeer grote betekenis.
Wie goed ligt, woelt niet
‘Onder auspiciën van de Internationale commissie van Juristen is van 4 tot 9 januari 1961 in de Nigeriaanse hoofdstad Lagos een Afrikaanse conferentie over het recht gehouden. Op deze conferentie werd o.m. kritiek geleverd op de Ghanese wetten op de preventieve hechtenis en deportatie, welke het mogelijk maken arrestanten zonder vorm van proces gedurende maximaal 5 jaar vast te houden.’
The Times - 6 jan. 1961
|
|