De Nieuwe Stem. Jaargang 16
(1961)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 88]
| |
Wanda MayaGa naar voetnoot+
| |
De rivierDe eeuwige rivier ademt
sombere ochtendnevel.
- Weemoed -
Onder de brug met het blanke beeld
drijft het hart van een verliefde vrouw
in een tabaksdoos heen.
- Liefde -
Tranen versluieren mijn blik;
de rivier verliest zich in de lucht,
de kaden zinken
in het niet.
- Vergetelheid -
| |
[pagina 89]
| |
Een oude goudsmidIn de klepel van een klok
klopt het hart van de balans
waar zich zonder einde meten
de diepe safieren van de zee
met de schittering van de zon
In de klepel van een klok
wiegt een palm zijn blaren
naar de witte manestralen
naar de ebbenzwarte golven
gedekt op de horizon
In de klepel van een klok
slingert het ivoor
van de grote olifant
gehouwen uit wijsheid en dromen
uit de tijd dat de wereld begon
In de klepel van een klok
spiegelen de borsten
en de staart van de sirene
van haar ogen het smaragd
in een golf verdronken
In de klepel van een klok
knikkebolt het hoofd
van de oude moede goudsmid
uit verstomde handen rollen
de juwelen - hij dommelt in
| |
[pagina 90]
| |
De weerhaanIn de smalle straten van een sombere stad
schoof de schaduw der huizen onder de ramen langs
en verstijfde plots tot een grillige schim
Op de torenspits van de witte kerk
kraaide de haan
zijn knarsende vleugels ten hemel stuwend
- te zwaar -
hij sprong neer in de straten
sloeg met zijn snavel op de donkere luiken
De weerhaan
wekte zo
- de mensen - de vogels - de kruiden
(vertaling: H.P. Plantenga)
|
|