De Nieuwe Stem. Jaargang 16
(1961)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 23]
| |
Ellen Warmond
| |
Het egocentrisch heelalZeggen wij: woorden, gedichten,
bedoelen wij: mensen, gezichten.
wij spreken een dubbele taal:
iedereen, allemaal,
eeuwigheid, overal,
betekenen: jij en ik,
ademval,
ogenblik.
| |
[pagina 24]
| |
AstrologischZo bid ik tot heidense goden
die een komeet laten vallen
door een ademloos firmament
van niets naar niets, om getallen
waarmee je te meten bent
om een codewoord in de taal
voor de laatste eeuwige maal
dat mijn armen je voelen zweven
door de stratosfeer van mijn leven
ik
sterrenwacht van je heelal
bereken je baan en buk
diep naar de nacht.
hemellichaam
val
door luchtlagen van geluk.
| |
Carte blancheAls je alleen ligt snachts
naast een wakkergeschrokken angst
voor het aanstondse ogenblik
waar geen leven meer mogelijk is
of het moest zijn voor het echoloze
het uitgeholde waarom-en-waar
schrijf een chèque uit op huid en haar
schrijf een chèque uit op vlees en bloed
op adem en aandacht alles
zal worden verzilverd in
de klinkende munt van de liefde
want hemelsbreed zijn wij maar
een ademtocht van elkaar.
| |
[pagina 25]
| |
DaaromOmdat je jezelf bent
dat is: jij
twee letters
een streeldier
een zacht klimaat
om in te genezen
omdat ik mezelf ken
dat is: ik
twee letters
een grens
om te passeren
naar betere streken
zoals: wij
twee letters
een waarheid
een wereld
om te bewonen.
| |
Da capoVuurvogel grootogig
uit mijn as herrezen
wij stierven wel
maar niet genoeg
vuurvlieg - wel brandgevaarlijk
maar geen vogel -
ook jij wist blindelings bewegend
wat wij deden:
spartelen in het spinneweb der rede
en de spin die het bloed van de spijt
uit onze huid zou zuigen had de tijd
maar wij gingen te ver toen wij speelden
dat wij die tijd met haar deelden
| |
[pagina 26]
| |
daarom bezing ik nu
maar zachter trager
- verspeeld gevaar -
je vroeger lichtgevende vleugels
en spin mij in
tot een cocon van langzaam-groeiend later
tot rups bedachtzaam kruipdier naar een ander
ongeloofwaardig begin.
| |
Noem maar een woordSoms hebben wij een hand
die een vreemde hand kan grijpen
en wat betekent dat? een houvast
een universum een tekort
een klein en hard kristal
een schitterende pijn?
wij noemen het mens of liefde
of om het even wat
noem maar een woord
het is altijd
hetzelfde
noem maar een woord
er zijn er
zoveel
noem maar een woord
het is steeds het verkeerde
noem maar een woord
of liever
laat het maar na.
| |
[pagina 27]
| |
De spiegels van de hongerVan de rollende tafels der onrust
hebben wij haastig gegeten
hoe lang nog dachten wij hoe lang nog?
als wij joegen naar de onmogelijke
maaltijd van het geluk
de nacht dat ik je vond
klopte de hemel zorgeloos
zijn mantel over ons uit
en gulzig raapten wij sterren
aten wij licht
nu zijn wij alleen gelaten
hol van honger is ons lichaam
grommend om liefde
uit honger zijn wij begonnen
te leven
begerig ontembaar
van honger zullen wij sterven
zacht en kalm
zacht en kalm.
| |
Onder 2 ogenGa nu terug:
terug naar het begin
de hand verlaat zijn tegenpool
het hart [geschrokken] slaat
twee slagen over, houdt
de adem in
eens was je op een mooie
duizelingwekkende wijze
waanzinnig
| |
[pagina 28]
| |
geloofde zeldzaam in
een ander zoals je nooit
geloofde in jezelf
nu hier: alleen
als altijd: ik
nu hier: een ruimte
een niets
het negatief van een echo.
| |
Te laat [een dier]Te laat: een dier
een blinde mol
wroetend in het verdriet
niets ziend: geen hemel, zelfs
de aarde niet.
gravend naar wat voorbij is
[hoe smaakte vroeger het licht?]
blind. geen hemel. geen aarde.
duisternis.
ogen dicht.
|
|