De Nieuwe Stem. Jaargang 15(1960)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 637] [p. 637] Jan Schepens Nocturnes XXXI De nacht: een opengaan van horizonnen. 't Verleden is vergeten en voorbij. Aloude weeën werden overwonnen En wat zal komen murmelt stil in mij. De wereld rust en moet zich voorbereiden Om op te staan met nieuwe kracht en moed. Uit nederlagen groeit een jonger strijden, Een rood verlangen sterkt het slapend bloed. Gesloten ogen: bloemen toegeloken. Ontspannen handen die vergeten zijn Waartoe zij dienen. In zichzelf gedoken, Verbeidt het leven nieuwe zonneschijn. Geen vertikale wetten, noch geboden. In rustige horizontale staat Liggen de levenden, zoals de doden. Opstaan en opstanding, o Dood en Daad. [pagina 638] [p. 638] Nocturnes XXXIX De duikelsprong in ijle lucht: Een hemelsteen slaat op de vlucht. De meteoor suist daar voorbij. Opstand en waan. Is hij nu vrij? De hemelen verroeren niet. Waarom? Omdat een ster verschiet? De rest blijft schoon in evenwicht. Er viel een sprankel vurig licht. Een spoor, een flits. Alweer vergeten. Er is geen rouw bij de planeten. Een wanhoopskreet in het heelal, Een misverstand, een plotse val, Een schilfer noodlot daar omhoog, Een veel te snel getrokken boog, Een kras van vuur over de rug Van 't diepe blauw, een hemelbrug Die een sekunde slechts bestaat En dan de ruimte weer verlaat. Afwezigheid, Sereniteit. Het vuur is zijn bezieling kwijt. Eén vers van 't heelalieke lied Sprong uit de maat en slaagde niet. Eén lichaam wankelde in nood: Nieuw leven toewaarts, of de dood... Vorige Volgende