De Nieuwe Stem. Jaargang 15
(1960)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 631]
| |
Anthonie Donker
| |
[pagina 632]
| |
Cain beroemt er zich op dat hij de eerste moordenaar is, Adam is slechts de eerste mens. Dat kan iedereen zijn, net als de eerste kool. ‘To be the first murderer one must be a man of spirit.’ Men moet Shaw zijn voor zulk een bijtende paradox. Shaw heeft zijn eigen socratische methode, hij stelt de waarheid in het licht door haar om te keren, de aldus verkregen paradox bewijst dan haar onomkeerbaarheid; daartegenover toont hij aan, hoe de conventionele denkbeelden wel omkeerbaar zijn. Bij Shaw geen romantisch aureool voor Caïn's opstandigheid, ook geen tragiek. Hij stelt de portée van de Kaïn-figuur meer principieel en algemeen dan dramatisch en individueel. Hij maakt zijn Cain belachelijk, parodieert in hem het krijgsmanschap, en hekelt de oorlogsgeest. Door zijn woorden te chargeren maakt hij hem indirect tot zijn woordvoerder, tegen de dwaasheid en ontaarding van de bloedvergietende mens. Hij stelt de krijgsmanseer en -trots van het bloedvergietende mensdom - van de alvernietigende dodelijke stralen nog niet te spreken - aan de kaak als vals romantische heroïek en voze heidenverheerlijking. Cain is hier als eerste die een medemens doodsloeg de vader van het bloedvergieten. Hij is de stamvader der Kaïnieten, der oorlogvoerders en bloedvergieters. Shaws spot is geen profanatie, geen moedwillige blasfemie, maar de uitdrukking van een critische menselijkheid, een uitdagend verantwoordelijkheidsbesef. Hij legt hier ook de groei bloot van de valse argumentatie, de ontplooiing van de eerste drogredenen, het weldra welig om zich heengrijpend misbruik van het menselijk verstand. Op de kennis van goed en kwaad volgt, zich snel ontwikkelend en alom verbreid, het vermogen die kennis aan te wenden om het kwaad voor goed te doen doorgaan. Op het onderscheid volgt de verwisseling van goed en kwaad. Cain twist met Adam over de vraag wie voor Abels dood verantwoordelijk is. Abel was een uitvinder, ‘a discoverer, a man of ideas, of spirit, a true Progressive.’ Hij vond het vuur uit en het altaar waarop het vuur werd onderhouden. Hij vond het dierenoffer uit, hij zette er de dieren door het vuur in braadvlees om. | |
[pagina 633]
| |
Abel was ‘the discoverer of blood, the inventor of killing.’ Ook hier Shaws omkeringsprocédé. Inplaats van de zachtmoedige der traditie wordt Abel een vermetele. Het was de geest, het vernuft, de Stem (the Voice) die hem zijn vindingen ingaf. Cain volgde hem wel na in het bouwen van een altaar maar slaagde er niet in het te doen ontvlammen. Het was Abel die hem uitlachte. Daarop rees in Cain de opwelling zijn broeder te doden zoals deze het de dieren had gedaan. ‘He laughed at me; and then came my great idea: why not kill him as he killed the beasts?’ Het dierenen het vruchtenoffer, in de bijbel denkelijk verschillend stamgebruik uitdrukkend, was ook voor Byron aanleiding geworden Abel te verwijten dat hij het eerste bloed deed vloeien. Ook Shaw gaat erop door, maar hier beroemt Cain zich erop dat hij de eerste moordenaar is, bij Byron is het stamelend en ontsteld dat dit woord voor het eerst Cains mond ontvalt, als Abel is neergevallen. ‘My brother... thy murderer.’ Uw broeder en uw moordenaar. Zijn laatste woorden zijn daar dat hij geen rust en vrede vindt. Dan trekken Adam en hij weg, ‘eastward from Eden.’ Bij Shaw is Cain sinds zijn daad geëvolueerd tot een vervaarlijk krijgsman. Hij heeft zich geoefend in het jagen, het doden, terwijl Adam domweg is blijven spitten en graven. Hij noemt zich beter dan Adam, ‘stronger, happier, freer.’ Maar Cain is niet sterker, werpt Adam tegen, hij mist volharding, hij kan slechts vrees aanjagen. De slang, listigste der dieren, vond zelfs het gif uit om zich tegen hem te beschermen. Ook Adam vreest hem, de mens is van vrees voor de mens vervuld. Homo homini lupus, dog eats dog, vaak genoeg is die staat van zaken onder woorden gebracht. Shaw onderstreept het door Cain de lof van de strijd te doen zingen. Geen opwindender leven dan het gevecht op leven en dood. ‘It is terrible; but there is no joy like it.’ Hij heeft gevochten met een beer, een leeuw, een man. Man tegen man, speer tegen speer, schild tegen schild. ‘He who has never fought has never lived.’ Zonder gevaar kan Cain niet groot zijn. Daarmee betaalt hij voor Abels bloed. Gevaar en vrees volgen | |
[pagina 634]
| |
hem overal. ‘Without them courage would have no sense. And it is courage, courage, courage, that raises the blood of life to crimson splendor.’ De Stem spreekt tot Cain anders dan tot zijn vader. Voor Adam betekent de Stem nog het verbod tot doden, voor Cain niet meer. Een ieder zijn redenen, de Stem is onschadelijk geworden sinds de mens ook Deze heeft bedwongen en in zijn dienst gebracht. ‘In the end he dictates what the Voice shall say.’ Voor Cain is de mens niet alleen niet zijn broeders hoeder, hij is zijn heerser. Of hij dit zijn zal, en wie het zijn zal, dat wordt uitgevochten, door strijd beslist. Waarom doodde Abel Cain niet? Dat had evengoed gekund. Cain was de eerste overwinnaar: ‘it was man to man; I won, I was the first conqueror.’ En daarom staat hij hier onverslagen. Dat is het Cainsteken, hem ingebrand als het merk aan Abels schapen. Wie denkt zijn broeders hoeder te zijn, verliest de strijd. ‘He who bears the brand of Cain, shall rule the earth! Eva is weifelmoedig, zij neemt het tegen Adam voor haar zoon op - anders dan de hartgrondige vervloeking bij Byron - maar zij verwijt hem ook zijn ‘stupid fighting and destroying and foolish boasting.’ Hebben dan Cain en Eva nog iets met elkaar te maken?, vraagt Adam. Zij die voortbrengt, hij die vernietigt. ‘She is the creator, he the destroyer.’ Maar ook haar voortbrenging dient Cain, luidt diens antwoord. Om macht te vestigen, dient in grote getale voortgebracht, en op grote schaal vernietigd. ‘How can I destroy, unless she creates.’ Er zullen ontelbare mensen ter wereld komen en in ontelbare scharen zullen zij weer worden vernietigd. ‘I have imagined a glorious poem of many men.’ De legers zullen tegen elkaar oprukken, de horden elkaar verdelgen. Door de vier paradijsrivieren stroomt bloed. De kreten van triomf en van razernij, van wanhoop en pijn! ‘That will be life indeed.’ Adam bleef een zwoeger, een graver en een werkezel. Alleen een man die zijn leven gewaagd heeft weet wat het is te rusten in de omhelzing van een vrouw (weldra zal dat gaan heten: vivere pericolosomente). Cains verheerlijking van de strijd culmineert | |
[pagina 635]
| |
in de uitspraak: ‘There is something higher than man. There is hero and superman.’ Maar dat wordt Eva te machtig: ‘Superman! You are no superman: you are Anti-Man’. Na zijn dood zal men zeggen: hij was een groot krijgsman maar het was beter, als hij niet had geleefd. Adam is zich bewust dat hij die de grond bewerkt, zal blijven leven. Cain zal voor zijn tijd sterven, Adam, hoe hard het leven hem ook valt en zonder het blijvend te begeren, zal duizend jaren bestaan. Het klinkt naar: en de boer hij ploegde voort. In Eva's woorden: de grond bewerken, dat is de aarde doen leven en voortbrengen, zoals ik leef en voortbreng. ‘It is long and hard and painful to create life: it is short and easy to steal the life others have made.’ In Adams woorden: ‘Mine is the Voice of Life; yours is the Voice of Death.’ Wel voert het twistgesprek van Adam en Cain hen tenslotte tot dezelfde grondvraag, waar het in Byrons Cain omging, de vraag naar de dood zelf. Cain vraagt: ‘Tell me this: who invented death?’ En dan, sophistisch en mephistofelisch: of hij te laken is, als hij in het ten dode opgeschreven leven een dienaar van de dood is, ‘a minister of death?’ Adams slotsom echter luidt, dat vervloekt zijn de status is van hen die de dood meer liefhebben dan het leven. Shaw raakt aan de zinloosheid van een leven dat zichzelf door geweld weer teniet doet, een mensdom dat zichzelf voortplant tot zelfvernietiging, van de mens die zich ter wereld gebracht ziet en met het leven begiftigd om te vernietigen en zich te laten vernietigen. In wezen beroept hij zich onuitgesproken op de heiligheid, in de zin van het door de mens onaantastbare van het leven. Zijn moraliteit van de geschiedenis van Kaïn en Abel is als een dialoog der achterblijvende om het lijk van Abel geschaard, want diens gewelddadige dood is de inzet ervan, zijn verslagen lichaam de zwijgende aanklacht en voortdurend aanwezige kroongetuige in het geding om de roeping en de waardigheid van de mens. Het bijbels verhaal van de eerste doodslag heeft evenals dat van het ontstaan van het kwaad en van de schuld op aarde van eeuw tot eeuw de mens steeds weer opnieuw midden in het geweten getroffen | |
[pagina 636]
| |
en zijn verbeelding tot de herschepping ervan geprikkeld. Zienderogen en schrikwekkend groeide met de geschiedenis van het geweld het eerste onbewuste misdrijf tot de onmetelijke vermenigvuldiging van de bewuste georganiseerde gewelddaad. Shaw gaf zijn cerebraal gedramatiseerde ontsteltenis hierover vorm onder de indruk van de eerste wereldoorlog. Nadien kreeg ‘Kaïn in de cockpit’ een alle voorstellingsvermogen tebuitengaande, de ervaringen van zelfs de tweede wereldoorlog ver achter zich latende gigantischer opdracht tot vernietigend geweld, van een zo vermetele draagkracht dat hij niet meer alleen de mens maar het leven op aarde zelf naar het leven staat. En opnieuw zien schrijvers - radeloos en machteloos? - om naar het oeroud verhaal dat beangstigend actueel er in kiem en in slotsom reeds alles van heeft geweten, van de gewelddaad en van de schuldontkenning: ben ik mijn broeders hoeder? Of, met alle geforceerd vernuft: ik noem mij mijn broeders hoeder, al moet ik ons allen verdelgen. |
|