blematiek van het vertalen van poëzie in het algemeen en in het bijzonder van die van het Nederlands in het Duits, waarvan hij opmerkt dat de eerste aan de Duitse lezer ‘infolge ihres grösseren Wirklichkeitsgehaltes nüchtern erscheinen mag’, maar groter probleem acht hij met Rudolf Pannwitz en Rilke, dat men door de verwantheid der talen eer aan de letterlijke tekst van het oorspronkelijke vasthoudt en daardoor soms juist vanwege betekenisnuances vertekening dreigt op te treden en vaker nog een zekere tweeslachtigheid. In Rilkes woorden: - ‘man ist immer irgend wie auf beiden Seiten, mehr vermittlend als stehend, in einer dem Kunstding nicht ganz gedeihlichen Situation’. Rilke verklaarde dit, naar aanleiding van een poging tot vertalen van een gedicht van Gezelle, in een brief aan zijn uitgever (1916). Van Gezelle is er ook hier het machtige Ego flos (ook door Rudolf Alexander Schröder vertaald) aanhangend met
Erblüht vor deinen Blieken,
Zoals men kon verwachten is er een ruime keuze uit de Vlaamse dichters, en voorts ook zijn er tal van vertalingen uit de moderne poëzie. Evenals Weevers in Barnouw heeft Decroos een voorganger van belang gehad met name voor de nieuwere poëzie in Rudolf Lonnes, wiens Niederland in 1932 verscheen. De inleiding vereenvoudigt op sommige plaatsen wat tezeer, als het van Verwey heet dat hij tot de kring van George behoorde en George de Duitse Nieuwe Gidser wordt genoemd, of waar Leopold slechts in één adem met Frans Bastiaanse en Bierens de Haan kort wordt vermeld.
Het is intussen te hopen dat de verbreiding van deze uitgave die een belangrijke bijdrage vormt tot de kennis van de Nederlandse poëzie in de Duits sprekende landen door onze hiervoor in aanmerking komende ambassades op ruime schaal bevorderd zal worden en de constante aandacht daartoe behouden mag, waardoor ook herdrukken zullen mogelijk worden!
Tegelijkertijd is een keuze van Flämische Lyriek verschenen (Max Hueber Verlag, München, 1959), met vertalingen van Heinz Graef en Wolfgang Cordan, Jérôme Decroos, Rud. Alex. Schröder, Ernst Schönwiese en Johannes Piron, bijeengebracht door de Vlaamse dichters J.L. de Belder en Jan Vercammen, een zeer gevarieerde dwarsdoorsnee der Vlaamse poëzie van Gezelle tot de jongsten (Hugo Claus, Paul Snoek). Het is te wensen dat mettertijd een parallel-uitgave van Noord-Nederlandse poëzie met werk van verschillende vertalers zal kunnen uitkomen.
A.D.