verenigen, juist de onophelderbare zin kan aan het onopgehelderde leven bij uitstek beantwoorden, meer dan datgene waarvan de zin onomstotelijk vaststaat. De raadseltaal is de vreemde werkelijkheid nabijer als de zin ervan een onopgehelderde aanwezigheid lijkt te zijn, maar dit is weer iets heel anders dan een niet op te helderen afwezigheid van zin.
De zaak der poëzie valt nooit definitief uit te maken, persoonlijke en generatieverschillen leveren verschillende antwoorden en reacties op, bovendien hebben alle grote voorbeelden van raadseltaal, de sfinx en het orakel van Delphi nooit het raadsel prijsgegeven of zij wartaal of ware taal spraken, zodat men slechts kan afwachten of raadseluitspraken door de tijden indruk blijven maken of gaan maken, en als de tijd van afwachten aan een kort mensenleven ontbreekt, daarover slechts gissingen en veronderstellingen kan wagen.
Mijn veronderstelling is dat veel experimentele poëzie donker woelend water blijft waarvan men ook later zal volhouden dat de witte vis er zich niet in vertoont. Maar dat andere experimentele gedichten als een duistere nachthemel zijn waarin men eerst geen, dan enkele sterren en tenslotte soms een wemelend en duizelend zich verdiepende veelheid van lichttintelingen gewaarwordt. Men beleeft dat het sterkst op zee, dus als men zich op de donkere wateren ingescheept heeft en erop meedeint. Want men moet zich liefst zo merkbaar mogelijk in de beweging van het leven bevinden, in de onbepaalbare existentie en niet in de bepaalde gefixeerde existentie der afspraken, conventies en vooroordelen, om de ‘ruimte van het volledige leven’ gewaar te worden.
Is men hiertoe bereid, dan ziet men Luceberts verzen bij alle onopgehelderdheid toch telkens overduidelijk hun fascinerende en suggestieve bewegingen maken in de richting van het zo met voorliefde wijkende, en door ons met voorliefde ontweken, ware gezicht der dingen. Het is de geheime kracht van de beeldspraak, dat zij in poëzie deze bewegingen zo snel en radicaal verheldert. Beeldspraak is een afdaling naar de kern der dingen in de diepte van het bestaan als langs snelle