| |
| |
| |
Zbigniew Ogonowski
Filosofie en sociale denkbeelden der ‘Poolse Broeders’
De Poolse Broeders oftewel Arianen hebben zich als religieuze groepering van de calvinisten afgescheiden en in de jaren 1562/65 een eigen kerkgenootschap gevormd, dat in Polen tot in de jaren zestig der 17e eeuw bestond. Een eind aan dit bestaan maakte feitelijk het besluit van de Rijksdag uit 1658, waarbij alle Arianen bevolen werd tot het katholicisme over te gaan of het land binnen drie jaar te verlaten. Daarna zou het belijden van Ariaanse denkbeelden met de dood gestraft worden. Het is dus driehonderd jaar geleden dat het arianisme uit Polen verdween.
De Poolse Broeders hadden geen uniforme godsdienstige, filosofische en sociale opvattingen. Hun gemeenschappelijke trek, die hen onderscheidde van andere geloofsbelijdenissen, was de verwerping van het dogma der Heilige Drieënheid; vandaar hun benaming ‘Arianen’, naar de theoloog uit de 4e eeuw Arius, die de Drievuldigheid verwierp. De Broeders zelf protesteerden tegen die aanduiding, daar zij in feite weinig met Arius' leer gemeen hadden (uitgezonderd één groep, de zgn. ditheïsten).
Na een periode van zoeken, tasten en disputeren kristalliseerde zich in de kring der Broeders tenslotte de leer van het unitarisme. Volgens de unitariërs is God de Vader de enige God. Christus was een mens, die na zijn opstanding tot de waardigheid van God werd verheven; en de Heilige Geest is slechts Gods almacht. Hoewel dit theologische schema in wezen onveranderd van kracht bleef tot het tijdstip van verdrijving der Arianen, bestonden er toch aanzienlijke verschillen, zowel leerstellige als daaruit voortkomende wereldbeschouwelijke, tussen dit vroege unitarisme (waarvan Grzegorz Pawel Brzezin, Marcin Czechowic en Jan Niemojewski de voornaamste vertegenwoordigers waren) en het latere, dat ook vaak soci- | |
| |
nianisme wordt genoemd naar Faustus Socinius, die sterke invloed had op het ontstaan hiervan.
In het vroege unitarisme gaat vrijmoedige critiek op de scholastische theologie samen met duidelijke irrationalistische elementen. Bij de aanvallen op het drievuldigheidsdogma, de transsubstantiatie etc. werd wel een beroep gedaan op het gezonde verstand, maar dit was toch geen beslissende factor: dat was het Woord Gods, of wel de bijbeltekst. Volgens de Arianen warne de traditionele dogma's der christelijke orthodoxie voortgekomen uit een menging van judaisme en heidense filosofie. In de eerste plaats dienen zij verworpen te worden omdat zij in strijd zijn met een letterlijke opvatting van de Heilige Schrift, - en slechts die opvatting is toelaatbaar. Aan het woord Gods mag niets worden toegevoegd, het moet woordelijk worden vertaald en in elke letter moet blind worden geloofd, ook al is de betekenis onduidelijk en onbegrijpelijk. Het menselijk verstand en alle gefilosofeer is een werktuig des duivels. ‘Iedere wet der christenen is ingegeven en gehandhaafd door het geloof, niet door het verstand’, proclameerde Grzegorz Pawel, onbetwist geestelijk leider der unitariërs in de eerste jaren van kristallisering hunner theorieën; en dit bleef het devies van alle Poolse Broeders tot, op de kentering van 16e en 17e eeuw, de ideeën van Socinius in hun kring zegevierden. Met dit irrationalisme, dat zich hier uitte in een dogmatische houding tegenover de letter van de Schrift en een verwerping van het verstand, ging een mystiek geloof gepaard in de bizondere goddelijke bescherming van de gemeente van uitverkorenen, die de waarheid bezaten.
Een meer rationalistisch standpunt nam in deze periode alleen Szymon Budny in, een der interessantste figuren uit het Poolse 16e eeuwse antitrinitarisme.
Evenwel, ook als factor in de rationalisering van de godsdienst heeft het arianisme van dit tijdvak een rol gespeeld. Al waren zij in sterke mate irrationalistisch, de Ariaanse polemici hebben tal van zwaarwegende argumenten tegen de orthodoxe systemen aangevoerd. Op grond van filologische tekstcritiek - sommigen
| |
| |
van hen, bv. Stanislaw Farnowski, en speciaal Szymon Budny, waren op dit gebied ware virtuozen - legden zij inconsequenties en innerlijke tegenstrijdigheden in de christelijke tradities bloot. Hun conclusies zouden later met succes - zij het met geheel andere doeleinden - gebruikt worden door de ideologen der Verlichting.
En tenslotte heeft het vroege arianisme een mooie bladzijde in onze cultuurgeschiedenis geschreven door zijn denkbeelden van gelijkheid en broederschap van allen. Gedurende die vroege periode drukten plebeïsche elementen op de sociale en politieke ideologie der Arianen een stempel van maatschappelijk radicalisme. Zo zien wij niet alleen een afkeer van de staat, de verwerping van oorlogen - zelfs als afweer -, van ambten en van de doodstraf, maar vele Ariaanse voorgangers deden aanvallen op de heredienst en de onderworpen positie der boeren. Hieraan moet wel toegevoegd worden dat, ofschoon de inhoud der leuzen, formeel gezien, verwant en soms zelfs identiek was met die der Verlichting, de motivering extreem-godsdienstig was. Juist die motivering scheidt twee werelden: de moderne, seculaire, voor welke de samenleving en de mensheid een doel op zichzelf zijn, - en de middeleeuwse, waarin de doeleinden der mensenmaatschappij transcendentaal waren, terwijl alle andere doelen slechts van belang waren voorzover zij voortvloeiden uit de geboden der bijbel en tot de verwerkelijking daarvan konden dienen. Het vroege arianisme behoort, evenals trouwens de gehele Hervorming, nog tot de wereld die afstierf en waarin ter fundering zelfs van de meest aardse doeleinden een theologische motivering noodzakelijk was.
Het latere arianisme, naar Faustus Socinius niet geheel terecht socinianisme genoemd, vormt een afzonderlijke wereldbeschouwelijke eenheid. Het was evenmin als het vroege arianisme een homogene stroming, alhoewel het in organisatorisch opzicht - anders dan het vroege arianisme - innerlijk geconsolideerd was en naar buiten zich als een uniform, elastisch functionerend organisme voordeed.
| |
| |
Terwijl uit dogmatisch oogpunt de sociniaanse leer, in schijn althans, slechts weinig afweek van het unitarisme, ontwikkeld door Czechowic en Niemojewski, de vooraanstaande vertegenwoordigers van het vroege arianisme, betekende zij in wezen iets geheel anders. Er was thans een radicale scheiding tot stand gekomen tussen het goddelijke en het menselijke element de plaats van het mysticisme werd ingenomen door een naturalisme. Dit was een verandering van bizonder groot belang: de godsdienst werd meer werelds, de mens avanceerde van een door de erfzonde belast, en daardoor willoos, geheel en al van bovennatuurlijke krachten afhankelijk wezen tot de positie van heer van zijn eigen lot. Niet de kerk noch de heilige Geest maar hij zelf had te beslissen of hij verlost wilde worden.
Een ander voornaam kenmerk van het socinianisme was zijn rationalisme. De traditionele dogma's van het christendom: de Drieënheid, de transsubstantie, Jezus' goddelijke aard, de erfzonde, de verlossing e.d. werden verworpen aangezien ze in strijd zijn met het gezonde verstand. Dit was een eerste praemisse. De openbaring moet rationeel zijn, d.w.z. zo dat elk normaal denkend mens haar gemakkelijk kan begrijpen; anders zou zij geheel overbodig zijn. Zij kan niets bevatten - en bevat dus ook niets - dat strijdig is met het verstand. Alle dogma's die niet aan de rede beantwoorden zijn menselijke bedenksels en schadelijke toevoegsels. Een bovennatuurlijke factor als bv. Gods liefde of de heilige Geest is nimmer een beslissend criterium voor de ware betekenis van Gods Woord, immers zulk een factor is oncontroleerbaar. Wie kan met zekerheid zeggen dat de bezieling door de heilige Geest, waarop iemand zich beroemt, geen duivelswerk en geen begoocheling is? De innerlijke overtuiging dat iets waar is vormt van die waarheid nog geen bewijs. De enige rechter die over de ware zin der in de openbaring gegeven geloofsdogma's kan beslissen is het verstand, de rede, immers haar grondslagen bezitten een boven-subjectieve waarde.
Het rationalisme der Socinianen vond sterke weerklank in West-Europa, met name in Engeland en Hol- | |
| |
land, en droeg in belangrijke mate bij tot het uitkristalliseren van het deïsme.
Het oefende eveneens een grote invloed uit op de ontwikkeling der verdraagzaamheids-ideeën. Sinds de Hervorming was tolerantie het devies van alle verdrukte kerken en religieuze secten. De katholieken eisten haar in landen waar het protestantisme had gezegevierd, de protestanten in katholiek gebleven gebieden. Dit eisen van verdraagzaamheid geschiedde in de meeste gevallen op tactische gronden. Wanneer in een land waar één van beide kerken de overhand had de situatie zich wijzigde ten gunste van de andere, werd als regel de vroegere vervolger het slachtoffer van vervolgingen door diegenen die tevoren verdraagzaamheid hadden verlangd. Er waren natuurlijk ketters, die in geen der bestaande kerken een plaats vonden en overal vervolgd werden. Onder hen kiemde de idee van werkelijke tolerantie, niet-conjunctureel opgevat.
In de 16e eeuw leverden ‘ketters’, zoals wederdopers en antitrinitariërs (waaronder ook de Poolse Broeders), vele zeer waardevolle argumenten ter fundering van de verdraagzaamheid. Het waren echter losstaande argumenten, niet gecombineerd tot een homogene conceptie van de menselijke betrekkingen in staat en maatschappij. Aan zulk een conceptie werd gearbeid in de 17e eeuw, en de Verlichting kon haar kant en klaar overnemen, zij populariseerde haar slechts en schreef de leus van verdraagzaamheid in haar vaandels naast die van rede, gelijkheid en broederschap.
De moderne opvatting van verdraagzaamheid kreeg gestalte in de kringen der Hollandse Arminianen, de Engelse Latitudinariërs en de Poolse Socinianen. John Locke's beroemde Epistola de Tolerantia is er de codificatie van. Er bestaat thans geen twijfel aan dat de Socinianen een zeer belangrijke schakel in deze keten vormen. Niet zonder reden werd de tolerantie in 17e eeuwse West-Europese orthodoxe kringen ‘het sociniaanse leerstuk’ genoemd. In tractaten der Socinianen, met name bij Jan Crell, S Przypkowski en Jonasz Szlichtyng vinden wij pogingen tot oplossing van het probleem in moderne geest, en daarmee verbonden het
| |
| |
postulaat van de scheiding van kerk en staat. Zij onderscheiden zich eigenlijk in niets van analoge pogingen van de Engelse wijsgeer John Locke, die algemeen geldt als de schepper van de moderne opvattingen van verdraagzaamheid. Vastgesteld kan worden dat de Arianen een voorname rol hebben gespeeld zowel in het proces van rationalisatie van de godsdienst als in dat van laïcisering van het sociaal bewustzijn en secularisatie van staat en maatschappij.
De haard van waaruit het socinianisme uitstraalde naar Europa was Raków, een thans vergeten plaatsje in de provincie Kielce, maar eens het befaamde Racovia (waarnaar de Arianen in het buitenland soms ook ‘Racovianen’ zijn genoemd). Hier werd in het begin van de 17e eeuw de Rakówse academie, het ‘Sarmatische (Poolse) Athene’ gesticht, beschikkend over enige geleerden van betekenis en verstrekt door uitgewekenen uit westerse landen van een niet zelden ongewone geestkracht en eruditie: Crell, Ruar, Stegmann de oude e.a.; en voorts een voortreffelijk uitgeruste drukkerij. Hierdoor werd dit plaatsje niet alleen tot hoofdstad der hele beweging, maar tot vooraanstaand centrum van wetenschap en uitgevers-activiteit op Europees niveau.
De in Raków gedrukte boeken circuleerden door heel West-Europa. Nog tot op heden bewaren Engelse en Nederlandse boekerijen rijke collecties Rakówse drukken, die in aantal de collecties in Polen ver overtreffen. Een nog grotere plaats nemen in die bibliotheken de anti-sociniaanse polemieken in, die, op één plaats bijeengebracht, een zeer aanzienlijke bibliotheek zouden vormen. De onlangs overleden Amerikaanse onderzoeker E. Morse Wilbur telde alleen in Duitsland al meer dan zevenhonderd verschillende verhandelingen tegen Socinianen uit de 17e en 18e eeuw.
Na de vernieling van de drukkerij en de sluiting der academie te Raków tengevolge van een Rijksdag-besluit uit 1638 verplaatsten de Poolse Broeders het centrum van hun uitgeverswerkzaamheid naar Amsterdam. Daar verscheen na hun verdrijving uit Polen, in de jaren 1665-68, de monumentale Bibliotheca Fratrum
| |
| |
Polonorum, waarin de geschriften der belangrijkste Sociniaanse denkers: Socinius, Crell, Szlichtyng, Wolzogen, Wiszowaty en Przypkowski zijn opgenomen.
Ondanks de inspanning van orthodox-christelijke zijde gelukte het niet de sociniaanse invasie te weren, vooral daar deze in West-Europa, en met name in Nederland en Engeland, een vruchtbare bodem vond: hier verbond zich het socinianisme namelijk met de dynamische ideeënstroom waarvan het resultaat een geseculariseerd, ‘natuurlijk’ cultuursysteem zou zijn, dat de kern van de ideologie der Verlichting vormde.
Vert. dr. T. Eekman
|
|