geleden naar zijn geboortestreek teruggekeerd. Daar had hij zich, tegenover familie en vrienden, herhaaldelijk iets laten ontvallen over de technisch geavanceerde farming in Amerika, en over de prachtige tractoren en combines. Zijn buren hadden eerst met open mond geluisterd, maar werden nu sceptisch over de verhalen van de bereisde Roel en eisten van hem dat hij zou bewijzen dat er met de moderne Amerikaanse landbouwmethoden iets van het dorre land te maken was.
Nadat hij zich tot allerlei instanties had gewend, hadden ze hem naar de Landinrichtingsdienst in Bandoeng verwezen, waaraan Anwas was verbonden.
Anwas vond dit een aantrekkelijke taak, om zijn krachten op te beproeven. Hij had van zijn Dienst gedaan gekregen, dat hij een maand in de streek, waar de oude zeevaarder Djaspan woonde, kon doorbrengen om te onderzoeken wat er met die grond mis was.
De conclusie was natuurlijk: kalkarmoede. En met hulp van Amerikaanse gelden had Anwas een project opgesteld, waarmee Djaspan de kans zou krijgen de superioriteit van een wetenschappelijke aanpak te bewijzen.
Anwas kreeg van Djaspan voor zijn experiment de helft van diens 15 hectare grond ter beschikking. De Landinrichtingsdienst zou de kosten dragen van het project, Djaspan zou er de voordelen van trekken.
Anwas liet toen grote hoeveelheden kalk en prikkeldraad aanrukken. Hij liet de ruim 7 hectaren, waarover hij te beschikken had, met het prikkeldraad omspannen, en strooide de kalk over de grond. Daarna plantte hij er een soort leguminose, die volgens hem bijzonder geschikt was als veevoer. En hij raadde Djaspan aan, zijn bedrijf zo in te richten, dat hij magere geiten zou kopen en deze, na ze enige weken op het terrein te hebben laten weiden, weer met winst als vette geiten voor de slacht zou verkopen.
Ik was bijzonder benieuwd naar de resultaten van dit proefbedrijf. Maar de eerste tegenvaller was, dat de oude Djaspan afwezig en onbereikbaar was.
Wij liepen daarom naar het terrein, en daar zag ik het wonderlijke schouwspel van volkomen dor gras