De Nieuwe Stem. Jaargang 15(1960)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 183] [p. 183] D. Jorritsma 10 Hollandse copla's Toen de rivier in de lage landen kwam begon hij de zee te vrezen, hij werd breed en traag want hij vernam dat het daar met hem uit zou wezen. Geen breder strand dan 't noordzeestrand geen wijder horizon dan Friesland, geen schoner stad dan Amsterdam, geen trotser rivier dan de Waal. In ons land heeft elke weg een doel en is met stenen geplaveid, maar ik snak naar een modderpoel en een weg die naar nergens leidt. God en de dijken zijn heilig, wie de zee op 't basalt ziet slaan, weet dat geen sterveling veilig zonder die twee kan bestaan. De liefde is verbonden met plicht dat valt niet te ontkennen: wie trouwt met een lelijk gezicht die moet er maar aan wennen. Mijn buurman voelt zich beledigd toch blijven wij beide heer, inplaats van schelden en vloeken groeten wij niet meer. Een paard met zes poten de kop van een koe, een staart van struisveren zo was ik er aan toe. [pagina 184] [p. 184] Een boer hoort op het land, een timmerman bij zijn planken, een dichter aan de wegkant, met jubelen en janken. Ach had ik maar een kerk, een geloof om toe te behoren; nu wacht mijn lichaam een zerk en de rest gaat ook verloren. Vaak heb ik vurig verzen geschreven ik droomde dat ik een dichter was, nu zit ik bij wat is overgebleven: een pot met as. Vorige Volgende