De Nieuwe Stem. Jaargang 15
(1960)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 70]
| |
José María de Semprún Gurrea
| |
[pagina 71]
| |
18 juli 1936 in actieve dienst van de Republiek was, het salaris toucheerde en de voorrechten genoot die deze hem als Kapitein-Generaal voor de Canarische Eilanden, verleende en die, zonder enige opzegging, op die dag in opstand kwam - volgens een vooraf beraamd plan - met andere generaals en hoge functionarissen en leden van de meest reactionaire groepen en met ultra-clericalen (geen mannen met oprecht geloof, want die waren in grote getale òf vreemd aan òf tegen de opstand) tegen de Regering en het republikeins regime - die zo discutabel mochten zijn als u maar wilt, maar die volkomen legaal en volkomen legitiem waren, n.l. berustten op het vrije spel van het demo-liberale leven; - die monsterachtige verdraaiing van de werkelijkheid, herhaal ik, volgens welke Franco en zijn mede-samenzweerders de wettige macht waren, terwijl de demo-republikeinse regeerders en burgers de ‘rode’ opstandelingen zouden zijn, is niet een exclusieve dwaling en onwetendheid van de jeugd van een of ander land, maar een geestelijk defect - laten we erkennen dat het zich soms bij verrassing meester maakt van de goede trouw van enkelen die er aan lijden - een geestelijk defect, een onzinnig idee waarin we ontwikkelde lieden, met reeds grijze hoofden, die om deze beide redenen de feiten die in hun eigen tijd gebeurden toch hadden mogen kennen en begrijpen, zich hebben zien vastbijten. Anderzijds is dit niet de enige enorme vergissing die men begaat bij het bespreken en het formuleren van zedelijke en politieke oordelen over het Spaanse leven van de laatste 40 jaar en vooral sedert 1936. Die dwaling welke vele mensen al te lichtvaardig begaan hebben, aangemoedigd door de schaamteloze leugens van de propaganda van de Spaanse dictatuur, die ondersteund werd door de sloomheid, de grove onwetendheid of de zinneloze angst van vele reactionairen en zelfs democraten, in vele landen, is de verraderlijke dwaling dat zij het offensief tegen de Regering van de Republiek, dat vanaf de eerste dag voorbereid en gesteund werd door het toentertijd machtige nazi-fascisme, als een ‘kruistocht’ beschouwden tegen het communisme | |
[pagina 72]
| |
waarvan bedriegelijk werd beweerd dat het in Spanje bestond, om zodoende de vreselijkste daden te rechtvaardigen. - Dit is een onbeschaamd bedrog, waaraan men bij een historische studie geen minuut zou behoeven te verspillen als er zelfs heden ten dage niet mensen waren - en mensen die zich voor rechtvaardig en fatsoenlijk houden en die overvloedige middelen ter informatie bezitten, - die nog steeds de Spaanse dictatuur blijven beschouwen als een sterke dijk tegen het communisme en geloven of lijken nog te geloven dat op 18 juli 1936 een bezielde actie in Spanje werd ingezet tegen het daar heersende communisme. Onlangs heeft Félix Gordon Ordás, president van de Republikeinse Regering in ballingschap, in een zeer gedocumenteerde brochure deze leugen precies behandeld zoals hij verdient: hij heeft voor degenen die niet door dik en dun doof willen blijven in herinnering gebracht dat de Regering van de Republiek op 18 juli 1936 uitsluitend bestond uit republikeinen van burgerlijke richting, zij het uitgesproken liberaal maar constitutioneel en wettelijk, dat de parlementaire meerderheid bestond uit republikeinen van verschillende richtingen èn uit socialisten die met leiders als Besteiro, Fernando de los Rios, Araquistáin, Prieto Jiménez de Asua, Llopis en zelfs Largo Caballero, ondanks zekere aspecten van zijn optreden, - en tegenwoordig bij de dag meer - democratische en parlementaire socialisten waren, tegenstanders van iedere dictatuur en vijanden van iedere communistische overheersing (enige waren en zijn beslist anti-communist). In dat parlement waar de republikeins-socialistische meerderheid van links centrum, democraten en parlementariërs waren bestonden oppositie-partijen, sommige van rechts-centrum en andere van uiterst rechts, woedend anti-democratisch in hun uiterste zones die over dozijnen en dozijnen afgevaardigden beschikten. Daartegenover beschikten de communisten over zestien afgevaardigden. Zestien communistische afgevaardigden in een Parlement (van één Kamer) van nog geen vijfhonderd afgevaardigden, terwijl uiterst rechts alleen al er driemaal | |
[pagina 73]
| |
zoveel had. Last not least: er was toen in Spanje een massa van een twee miljoen anarcho-syndicalisten (typische en naar ik meen uitsluitend Iberische groeperingen) die zoals ieder weet die ook maar één blik heeft geworpen op het huidige historisch-politieke panorama van Spanje, onherroepelijk anti-totalitair en anti-communist waren - en altijd zullen zijn: - wat de communisten beter weten dan wie ook. De anarcho-syndicalisten hadden geen afgevaardigden, niet uit gebrek aan kiezers, maar door hun star-apolitieke houding, zoals iedereen weet die niet een ordinaire onkundige is op het gebied van sociale en ideologische kwesties. Tenslotte, dit regime - waarover, ik herhaal het, te discussiëren valt zoals over al het menselijke, maar dat juist wegens zijn liberalisme de vrije politieke discussie mogelijk maakte, dit regime dat gebreken mocht hebben, en geen enkele verantwoordelijke republikein ontkend dat, omdat juist een verantwoordelijke republikein de plicht en de goede smaak heeft aan totalitairen van rechts en van links de brutale en domme pretentie te laten zichzelf als onfeilbaar en zonder gebreken te beschouwen; dit regime dat geregeerd werd door burgerlijke republikeinen, met een Parlement van ± 480 afgevaardigden waarvan zestien communisten; dit regime met zijn aanhangers, aan de macht of in de oppositie, in de grote nationale partijen of in de sterke autonome, catalaanse of baskische partijen, in de socialistische en anarcho-syndicalistische massa's was, ondanks alle gebreken die het dan mocht hebben, een wettig en wettelijk regime, in richting en in wezen demo-liberaal en beslist antitotalitair, en het onderhield normale diplomatieke betrekkingen met alle landen van de wereld, behalve met een, met Sovjet-Rusland: op 16 juli 1936 had het Spaanse regime nog geen diplomatieke betrekkingen aangeknoopt met Sovjet-Rusland... In het nummer van 15 november 1959 van het Franse tijdschrift ‘Le Droit de Vivre’ dat in Parijs uitgegeven wordt door de ‘Liga tegen het rassisme en het anti-semitisme’ kunt u het onwederlegbaar getuigenis lezen van de eminente Franse Jezuiet, pater Riquet, die | |
[pagina 74]
| |
in de zitting van 18 oktober daaraan voorafgaande in een redevoering waarin hij episoden ophaalde uit zijn gevangenschap in het zo triest vermaarde concentratiekamp Mauthausen, vertelt dat er daar ook veel Spanjaarden opgesloten zaten en naar aanleiding daarvan vermeldt hij letterlijk: ‘Je les prenais pour des rouges, mais ils protestaient: ils se disaient des républicains, ce qui n'est pas la même chose! (sic) En père Riquet laat dan volgen: ‘Ces espagnols de Mauthausen avaient improvisé une bibliothèque et dans cette bibliothèque j'ai trouvé des ouvrage de piété à ma disposition.’ Dat is dan het ‘communisme’ van de ‘roden’ in Spanje dat indertijd gediend heeft en nog dient om in het hartje van de vrije wereld, in een van de zones die het meest trefbaar zijn voor de veiligheid van de democratie, een dictatoriaal regime in stand te houden, dat nooit trouw is geweest en niet trouw zal en kan zijn aan de democratie van Europa en Amerika!...
Weet men wel dat nu nog honderdduizenden Spaanse émigrés verspreid zijn in de landen aan beide zijden van de Atlantische oceaan?... Honderdduizenden burgers uit alle standen en uit alle streken van Spanje, die niet kunnen of niet willen terugkeren naar hun Vaderland, al hebben ze dat vurig lief; d.w.z. die in ballingschap zijn uit onoverkomelijke afkeer van het regime. Weet men wel dat die honderdduizenden een voornaam, een zeer belangrijk deel vormen van de arbeiderswereld, van het vrije intellect, van de Universiteit, van de kunst, van de vrije beroepen en zelfs van de handel, de industrie en de productie? Weet men bijvoorbeeld dat, na meer dan twintig jaren, in ballingschap zijn gestorven een kardinaal als Vidal y Barrapuer, die aartsbisschop van Tarragona is geweest, en de Nobelprijswinnaar Juan Ramón Jiménez en de andere enorme dichter Antonio Machado?Ga naar eind1... de lijst zou vele pagina's beslaan en men kan daarover raadplegen het boek van Prof. Aldo Garosci ‘Gli intelletualli e la Guerra di Spagna’. Moet ik nog het geval aanhalen van Pablo Casals, de violoncellist van ongeëvenaarde roem, die niet al- | |
[pagina 75]
| |
leen openlijk de ballingschap verkiest uit weerzin tegen het regime (en dat terwijl hij geen actief politicus is) maar die ook afziet van grote inkomsten, door uit protest tegen de landen die zich maar al te welwillend gedragen tegenover de Spaanse dictatuur, te weigeren daar te spelen? Misschien weet men ook niet en is het goed daaraan te herinneren dat nog een van de grootste meesters van de hedendaagse Spaanse muziek, een mystieke geest afgewend van alle politieke strijd en naar ik mag aannemen niet verdacht als ‘rood’, n.l. Manuel de Falla ook in ballingschap geleefd heeft en in Argentinië is gestorven. En misschien weet men ook niet of wil men niet weten dat velen van de politici die in ballingschap de idealen en de instellingen van de democratie blijven dienen, nu, zoals vóór de burgeroorlog, verdienstelijke mannen op cultureel gebied zijn, zoals de degelijke humanist Fernando Valera en de fijne literator J. Antonio Balbontín. Eduardo Ortega y Gasset, oude politicus en schrijver, zet beide activiteiten in Venezuela voort en heeft onlangs in de Ediciones ‘Ibérica’ zijn ‘Monodiálogos de Don Miguel de Unamuno’ uitgegeven, een boek van groot en levend belang. Moet ik nog herinneren aan het aantal generaals en hoofd-officieren die uit onoverwinbare afkeer van de dictatuur in ballingschap leven? En aan de kanunniken, priesters en ordegeestelijken die, zonder publieke verklaringen van politieke aard te kunnen en willen geven, willen of moesten emigreren en in ballingschap leven of stierven, zonder enig nadeel voor hun trouw aan hun geloof en aan hun Kerk?...
Al het voorgaande dat niet meer dan een haastige samenvatting is wil slechts zeggen voor wie geen domkop, geen sluwe goochelaar met vervalsingen of een vrijwillig onnadenkende is, dat de zo talrijke, zo gedifferentieerde en zo achtenswaardige emigratie dient opgevat te worden als een onweerlegbare uitdrukking van een onmetelijke Spaanse oppositie, en dat die oppositie niet communistisch, noch zelfs extremistisch is maar is samengesteld uit veelsoortige richtingen en | |
[pagina 76]
| |
mensen uit vele klassen, die overeenstemmen in hun afschuw van iedere dictatuur en hun aspiratie naar een liberale democratie (die voor velen onzer om theoretische en historische redenen in het Spanje van vandaag gelijk staat met een democratisch-republikeins regime, al willen we graag erkennen dat in sommige landen de monarchie door historische omstandigheden en eigenaardigheden inderdaad verenigbaar bleek met democratische vrijheden en met vrije culturele vooruitgang). Deze overtuiging zou aanzienlijk versterkt kunnen worden door een uiteenzetting van wat er binnen Spanje sinds 20 lange jaren en in de laatste in toenemende mate gebeurt. Ondanks de schitterende schijn en een lichtvaardig vertoon van welvaart (vooral in enkele grote steden), ondanks de grove brutaliteit waarmee enkele creaturen van nazi-fascisme trachten aan te pappen met zekere grote en zeer rijke democratische mogendheden; ondanks het manipuleren met uiterlijkheden om vreemdelingen en verstrooide toeristen aan te trekken, is de malaise algemeen en de diepe ontevredenheid niet minder. Boven een helaas begrijpelijk verbitterde, uitgeputte, gedeprimeerde, teleurgestelde massa die weigert het eerste schijnsel van hoop dat al gaat doorbreken te aanvaarden, stijgen de levende minderheden uit het proletariaat, het intellect en de politiek gistend omhoog om als goede vaderlanders die menigte omhoog te stuwen naar het doel van de democratische vrijheden. Wel gaat dit nog niet voldoende georganiseerd, maar men is op gang. Een hoopgevende zuurdesem vormen de nieuwe generaties naast diegenen welke door de dictatuur die ze aanvankelijk dienden werden teleurgesteld: mannen als Rizdrejo, Sancheu-Mazas, Cerón (die zojuist tot acht jaar gevangenisstraf werd veroordeeld!) Ook de nieuwe generaties van de clerus tonen zich minder conformist en velen onder hen zijn gekwetst door de monsterlijke versmelting van Kerk en Staat, door de geringe en huichelachtige sociale activiteit van de machthebbers en door de nadelen van een erger dan inquisitoriale onverdraagzaamheid. Het is onjuist en boosaardig geweest het Spaanse ge- | |
[pagina 77]
| |
val vanaf juli 1936 voor te stellen als een Westerse kruistocht tegen het communisme; en het is een ernstige zonde van de democratieën geweest dat ze die voorstelling hebben aanvaard of deden alsof. Een zonde waarin men volhardt en die men nog verzwaart door de dictatuur toegang te verlenen - door de achterdeur van dat ‘anti-communisme! - tot de kringen van de vrije en democratische wereld. - In Spanje is er geen ander gevaarlijk communisme geweest of is er nog behalve dat wat door het dictatoriale regime wordt te voorschijn geroepen - En het is niet slechts absurd maar reine zelfmoord in een voor de veiligheid van de vrije wereld zo gevaarlijke zone als het Iberisch schiereiland te rekenen op krachten en machten die in wezen anti-liberaal en anti-democratisch zijn. Het huidige ernstige Spaanse probleem dient in heel andere, angstig beklemmende termen te worden gesteld, n.l. òf burgerlijke en politieke, individuele en regionale, syndicale en culturele vrijheden, met representatief, verantwoordelijk bewind, gebaseerd op de openbare mening; òf despotische dictatuur, met allerlei censuur, ontzegging van rechten en vrijheden, valse schijn tegenover de democratische wereld, en systematische onderdrukking van cultuur en maatschappij. - Dat is het probleem en het alternatief dat de democratische wereld ter praktische overdenking dient te kennen. Want wij Spanjaarden zullen het moeten ter hand nemen (velen onzer binnen en buiten Spanje doen dat reeds jaren lang); maar we zullen niets vermogen als de democratische wereld voortgaat met zijn welwillendheid en zijn - onbegrijpelijke! - liefkozingen aan de Spaanse dictatuur te schenken. Wij aanvaardden onze taak en zullen als goede burgers doen wat we kunnen; maar we zullen niets vermogen als men ons binnen en buiten Spanje achteruit zet, miskent, de mond snoert... Wij vragen geen directe hulp en nog veel minder een gewapende interventie; maar wij vragen tenminste dat de vrije democratische wereld niet doorgaat met - hetzij uit (opzettelijke) onwetendheid, hetzij uit vadsigheid, hetzij uit onbegrijpelijke dwaling - haar gunsten uit te storten in de school van een dictatuur die haar ver- | |
[pagina 78]
| |
raadt, en met wantrouwen of minachting de demoliberalen van Spanje te beschouwen, aan wie de vrije wereld trouwe vrienden zou hebben en die ze nu door haar absurd gedrag gevaar loopt te verliezen. Dat zou een strikte en noodzakelijke daad van rechtvaardigheid tegenover het Spaanse volk zijn, een daad van rechtvaardigheid die geëist wordt door de humanitaire beginselen, waardoor deze vrije wereld zegt geïnspireerd te worden en door de belofte die deze vrije wereld zo vaak openlijk heeft afgelegd de onderdrukte volken te zullen helpen. Alles wel beschouwd vragen wij alleen dat de beletselen worden weggenomen die sinds 20 jaren de volken van Spanje verhinderen zich vrij uit te spreken en zelf de regeringsvorm te bepalen waaraan zij de voorkeur geven. - Maar behalve dat dit een daad van rechtvaardigheid is, is het ook voor de democratische wereld een gebod haar door haar eigen belang opgelegd: die wereld immers zal nooit veilig zijn zolang er in Spanje niet een wezenlijke democratie wordt ingesteld, een democratie met misschien alle mogelijke gebreken (maar welk land, welk regime heeft die niet?) maar toch een authentieke, een die daardoor in staat is aan de volken van Spanje althans die voldoening te geven dat ze vrij en waardig kunnen verkeren met de volken van de beschaafde en vrije wereld. Duidelijk dient gezegd te worden dat wij Spaanse democraten in 't algemeen en de republikeinen in 't bijzonder nooit hebben beweerd dat we ‘heiligen’, onfeilbaren en super-volmaakt zijn geweest en zijn. Wij weten en bekennen graag onze begrensdheden, onze tekortkomingen, onze afdwalingen, maar wij veroorloven ons erop te wijzen dat wij die te duur betaald hebben, met de prijs van ons bloed, van onze slavernij, van onze ellende en van het wanbegrip van de zijde van hen die ons beter hadden moeten begrijpen. Smartelijke ervaringen, gevangenis en ballingschap hebben ons veel geleerd; ze hebben ons geleerd niet onze wezenlijke beginselen op te geven die prachtig waren, maar nog trouwer eraan te zijn en, als het nodig mocht wezen, de methode ze te dienen te verbeteren. Wij beweren niet dat we zonder fouten zijn, | |
[pagina 79]
| |
we beweren eerlijk dat we mensen zijn die de vrijheid en de democratie eens hebben gediend en altijd willen dienen; onvolmaakte mensen, maar verdedigers van een goed en voor verbetering vatbaar regime, met wie de democraten van de wereld zullen kunnen praten met wederzijds goed begrip. En het historische alternatief is: òf dit òf de chaos, òf dit òf een dictatuur die wel eens ernstige verrassingen zou kunnen geven.
Ik leg vol vertrouwen deze korte beschouwingen aan de vrije mensen in Nederland, zonder onderscheid naar geloof of partij, voor, aan die vrije mensen onder wie ik de eer had twee jaar en twee maanden te leven en onder wie ik nu nog tot mijn voldoening uitstekende vrienden heb behouden. En ik ben er zeker van dat zelfs degenen die niet geheel en al mijn argumentatie aanvaarden, toch een menselijke en begrijpende aandacht aan ons geval zullen schenken, zoals ons recht dat vergt en zoals de hoge burgerzin waarvan de Nederlanders zovele bewijzen hebben gegeven, het hen oplegt. |
|