onderschikken’. Daarbij sloot geheel aan de gedachte in het eerste nummer door de oprichter geformuleerd: ‘De crisis waarin wij verkeren hopen wij in haar vele aspecten, van ethische en religieuse, sociale en politieke kant te belichten, en daarbij zonder nadere politieke partijkeuze dan die door de eis der vrije ontplooing van de geest bepaald wordt, alle verschijnselen en problemen onzer samenleving telkens opnieuw te toetsen aan de grote algemene grondbeginselen die het mensdom in al zijn streven dienen te leiden en die uitgedrukt zijn in de humanistische direct of indirect uit het Christendom afgeleide gedachten: het Christendom de krachtigste ons bekende uitdrukking van hetgeen de mens waardig en van hetgeen hij waard is, zowel dus van zijn roeping als van zijn tekort, van de aan hem gestelde opperste eis als van zijn om erbarming vragend falen, van de ideale “dignité” als van de reële “condition humaine”. “In die zin kan, “zo men al ervan doordrongen is, van de mens geen zeer hoge verwachtingen te kunnen hebben, dit ons nooit weerhouden aan hem de hoogste eisen te blijven stellen.”
De ongewone eensgezindheid die nog korte tijd na de bevrijding de geest van gemeenschappelijk verzet of afkeer voortzette, kwam tot uitdrukking in de herdenkingen van een aantal slachtoffers van de bezetter die voor de Nederlandse cultuur van bijzonder belang zijn geweest. In de loop van de eerste jaargang herdacht De Nieuwe Stem Johan Brouwer, Menno ter Braak, W.A. Bonger, Leo Polak, Marsman, Emanuel Querido, Titus Brandsma, Emanuel Boekman, Wiardi Beckman, Victor Rutgers, Jan Mekel en Telders. Onder hen die een In Memoriam schreven komen zo uiteenlopende figuren voor als Sassen en Hellema, Tas en Rost. Er bestond toen nog een natuurlijke, onpolitieke “brede basis” die de mogelijkheid van samenwerking ook bij sterke en scherpe gescheidenheid van opvatting bood. Het verdwijnen daarvan was niet alleen een zaak van toenemende verdeeldheid maar ook van die toenemende reactie die in het geleidewoord van de jaargang al was voorspeld. Tijdschriften konden pas