tig’ - van experimentelen en abstrakten is juist de afwezigheid van enige band met een opkomende sociaal-politieke oppositiebewerking van eigen bodem. Dat kan men die kunstenaars eigenlijk niet verwijten. Even goed zou men er Robinson Crusoe een verwijt van kunnen maken, dat hij op zijn eiland in celibaat leefde. Maar het feit ligt er, in de vijftiger jaren van vervlakking veel méér dan in de veertiger jaren van strijd en bevrijding het geval was.
Dit tijdschrift heeft, blijkens zijn ondertitel, nooit geheel een ‘vijftiger’ willen zijn: is het niet een maandblad dat cultuur aan politiek wil paren? Zo kan het zinvol zijn om juist hier, in afwachting van de ‘zestigers’, die ongetwijfeld hun opwachting zullen maken, de kansen af te wegen voor het ontstaan van een geavanceerde politieke en sociale richting, die ook een kunstenaarsbeweging zou kunnen zijn.
Wat is daarvoor nodig? Een maatschappij, die in de voorgaande tien, twintig jaar een voortdurend proces van materiële, ekonomische en sociale, vernieuwing heeft doorgemaakt, waardoor de bevolking anders is gegroepeerd en delen ervan in steeds bewuster tegenstelling tot de oude heersende machten geraken. Dan kunnen bewegingen ontstaan van allerlei aard, die onderling even fel botsen als met de oude machten, maar die gemeen zullen hebben dat zij tot partijkiezen dwingen, bewust of onbewust.
Is zo iets bezig? Het ekonomische proces is zeker aan de gang. In ‘De Nieuwe Stem’ van oktober had ik de gelegenheid daarop naar aanleiding van de laatste begroting te wijzen. Is er een wijziging opgetreden in de politieke verhoudingen? Ja, zou men zeggen. De Partij van de Arbeid werd uit de regering gestoten, het overwegende deel van de arbeidersvakbeweging staat in oppositie tegen het gevoerde regeringsbeleid, voor het eerst sinds de E.V.C. heeft opgehouden het overwegend deel van de arbeidersbeweging te zijn, - d.w.z. voor het eerst sinds ruim tien jaar.
Maar het eerste jaar van socialistische en vakbonds-oppositie heeft niet tot nieuwe bewuste, ideologische