De Nieuwe Stem. Jaargang 14(1959)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 721] [p. 721] [Nummer 12] Jan Schepens Nocturne XIX O vreemde nacht, mijn droom zal wijken. Nu bloeit hij nog over dit land. Zal ik de dageraad bereiken Die glinstert aan den overkant? De zee kent wegen eindeloos. De vogels boven, en de vissen Onder de deining rusteloos, Volgen een lijn zonder vergissen. 'k Moet mij bezinnen, diepe nacht. Er stijgt muziek op uit de dingen, Uit al wat rust, uit al wie wacht Op slaap en op herinneringen. O bange nacht, mijn droom zal wijken. Er trilt een angstgolf door mijn hand. Nu breken weer der dagen dijken En rolt de nachtzee over 't land. Zijn wij nog langer hier de meesters? In ons leeft een barbaarse drang. De Dood sleurt bomen, struiken, heesters Door 't wilde kolken van zijn zang. Waar zijt gij nu die pocht op 't vlees En op de heerlijkheid der vormen? Het schoonste lichaam rilt van vrees En huivert bij 't visioen der stormen. O zekerheden dag en nacht, Behoedt geliefden tegen 't sluipen, Maakt hen immuun met zonnekracht Voor al wat giftig aan komt kruipen. Vorige Volgende