het diegenen vertegenwoordigt die ervoor te vinden weren om zich te uiten, wat natuurlijk het gemiddeld beeld nog wel wat flatteert.
Maar al zegt het niet genoeg over allen, het zegt toch wel veel dat hier steeds weer het beeld voor ons oprijst van mensen die reëel, nuchter en redelijk tegenover het leven staan, met minder hoog gestemde idealen dan vorige generaties van jongeren, met minder verwachtingen (hoe zou het ook anders kunnen) maar met zeker niet minder moraal, in de zin van met eigen geweten verantwoorde ethiek, en ook zeker niet minder plichtsgevoel. Een jeugd die geen hoop of plan heeft op grootscheepse wereldverbetering maar de wereld bewoonbaar wil maken, bijv. in de eerste plaats door voor ieder de kans op een woning. Een jeugd die niet stralend in mensdom en toekomst gelooft maar ook niet cynisch of neerslachtig aan leven en wereld wanhoopt, als zij maar, alweer, niet concreet behoeft te wanhopen aan een woning als eigen levensbodem, die zij de ouderen in vele gevallen verwijt haar te blijven onthouden, doordat deze zelf letterlijk en figuurlijk ‘onderdak’ zijn. Een jeugd met idealen van bescheidener formaat en van meer persoonlijke aard, en met een groter eerlijkheid dan waar vroegere generaties door elkaar genomen op konden bogen. Een jeugd die zoals één het uitdrukt ‘veel met kleine letters schrijft wat vroeger met Hoge Hoed werd voorgedragen’. En over het algemeen genomen bereid om zich aan te passen aan de maatschappij, niet door een grote onvrede met de menselijke en maatschappelijke onvolmaaktheid bezield, eerder in het kleine tevreden of ontevreden maar zich meer dan ooit reëel bewust hoe grote plaats juist de kleine dingen in de wereld innemen. Een vroegere generatie heeft het kleine meer onderschat, verwondert men zich dat nu op zijn beurt het grote wel onderschat wordt?
Wat de bijzonderheden betreft, het geeft te denken dat 70% van de inzenders zich machteloos verklaart tegenover de politiek, gegrepen in een maalstroom of een machinerie waar niemand tegen op kan; een enkele doet dat met humor af, door te zeggen dat de regeringen zelf een tweede bejaardenprobleem vormen. Opvallend is ook dat weinigen meer grote invloed toeschrijven aan de eens zo machtige jeugdbewegingen, als derde milieu niet meer in opkomst maar reeds aan de verliezende hand. Zeer velen voelen zich door de militaire dienst in hun menselijke waardigheid verminderd. En nog bijna de helft vindt dat niet iedereen de kans heeft het beroep te kiezen dat hem het beste ligt.
Dit boek geeft eindelijk eens de stemmen van een jongere generatie die ernstig wenst gehoord te worden en die dit verdient, alleen al omdat het hun beurt is, en bovendien door de ernst en de eerlijkheid die uit hun woord spreekt. Zelfs waar iemand beu van al ‘ons’ gedoe voorstelt: Nieuw-Guinea verloten.
A.D.