N.A. Donkersloot
Integrale sociale rechtvaardigheid, in verband met geweld en dictatuur
De nieuwe jaargang opende met een gedicht van J.B. Charles: Kijk, dat is zo. In datzelfde januari-nummer schreef Wertheim over Vrede en Onvrede. Daarvan kan men zeker niet zeggen: kijk, dat is zo. Het is, om Charles te variëren, minder eenvoudig dan men denkt. Vandaar dat in deze jaargang nu al achtereenvolgens Noordenbos, Delfgaauw en Beerling met hem in debat zijn gegaan.
De discussie markeert verandering niet in koers of karakter maar wel in de praktijk van het tijdschrift, dat niet alleen formaat en omslag wijzigde. Bedoeld is: meer gedachtenwisseling, of polemiek. Het kon ook blijken uit de discussie over Hermans' roman. Maar ook de redacteurs willen, ook onderling, hun denkbeelden aan elkaar toetsen en wetten. Jaren geleden is er eens zulk een redactiedebat over de politieke inzichten gevoerd, de zeven kaarsjes - die vrijwel onopgemerkt opbrandden.
Het artikel van Wertheim lokt merkbaar tegenspraak uit (was het zo bedoeld of niet eens?) Het eerste gedeelte ervan, over veranderde aard en effect van de oorlog, heb ik met genoegen gelezen, het gehele stuk met waardering voor de duidelijke taal die hij spreekt maar met stijgend onbehagen over de inhoud daarvan. Ik stuit er op onoverkomelijke struikelblokken.
Zijn stuk handelt grof samengevat over de toenemende zinloosheid van het oorlogsgeweld tegenover de (blijvende of toenemende) zinrijkheid van het revolutionnair geweld. Met het eerste plaatst hij zich tegenover veel (afnemend? dan nauwelijks merkbaar afnemend) onverstand. Zeker, weinigen(?) zullen meer hen gelukkig prijzen die ‘dulce et decorum’ voor het vaderland stervend hun eigen, unieke leven mogen offeren, of als apologie van de oorlog de technische of medische vooruitgang aanvoeren, of het handje(vol) dat deze