De Nieuwe Stem. Jaargang 14(1959)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 599] [p. 599] Anthonie Donker Wij mensen Zelfs wij d'afzonderlijksten gaan door dag en nacht, met zon en maan, door eb en vloed, in waak en slaap saam in het rhythme van 't bestaan. Al zijn wij het losgeslagen onhandelbaar element dat rusteloos door de dagen buiten de Orde rent. Al zijn wij altijd van slag uit de orde der goede dingen, doordat iedereen overdag zichzelf naar voren wil dringen. Niets zo veranderbaar als de mens in zijn gaan en staan niets zo onveranderbaar als de mens in zijn waan. De mens zoals niemand hem kent gedreven door drift en wrok komt maar zelden uit zijn tent en vergeet dan nooit zijn stok. Een mens zijn; met de natuur al lang niet meer harmoniëren, met de medemens op den duur als een vreemde onder vreemden verkeren. Een vreemde op het mos, op het gras onder geschoeide voeten, als metgezel slecht van pas tussen de feestelijke stoeten. [pagina 600] [p. 600] En toch met een heimwee groot omhoogziende naar de sterren, met een liefde tot aan de dood voor de mensen vervuld, van verre. Op al die eenzame tochten door één alleen begeleid die haar leven dooreengevlochten van uur tot uur aan mij wijdt. Zij dansen op het bittere feest in de gierende draaikolk mee. Omdat ieder de waarheid vreest volgt hier nooit een démasqué. Ik heb de oorlog verklaard aan het lafhartig compromis. Waarom als geheim bewaard waar men als waarheid zeker van is? Onverbiddelijk de alchemist die zich van het leugengehalte in ieder woord, elke daad vergewist, onduldbaar de schijngestalten. Het is zaak van de eenzame weg een nog eenzamer weg op te gaan, dan - eindelijk onderweg naar de grenssteen van dit bestaan. Elke nacht slapend in doods voorportaal. En een van deze wordt de laatste maal. Dan, onverklaarbaar van onszelf ontdaan, gaan (gaan?) wij, zonder lichaam, zonder taal. Vorige Volgende