De Nieuwe Stem. Jaargang 14(1959)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 597] [p. 597] Anthonie Donker Onder ons De zin van deze wereld, onbekend. De duur van ons bestaan hier, onbekend. En toch, onafgebroken onderweg, maar herkomst en bestemming, onbekend. * Een woekering van onwaarachtigheid, met redenen omklede angstvalligheid, en altijd het afwerende gebaar van een omzichtige halsstarrigheid - * Dan maar, de ongenade erop gewaagd, Aan anderen rechtstreeks rekenschap gevraagd. Oneindig ver bleef hun verbaasde blik en streng alsof zij werden uitgedaagd. * Achter het dwaas tumult, hoort gij hun stamelen? En boven alles uit, de fluit van Hamelen? Om de verborgen stemmen te verstaan moet ik de diepste stilte in mij verzamelen. * Mijn omgang met gestorvenen is groot. Ik volg hen door 't verleden tot hun dood. En ieder van hen begeleid ik tot de plek waar zich de poort voor eeuwig sloot. * En zij dan, die men zich een tijdlang kiest En die men bij hun leven weer verliest? Een tijdlang, zijn zij vriend en metgezel, totdat de nachtvorst komt die 't al bevriest. * Een oude vriend gevraagd: ken je mij nog? Zijn aarzeling gezien: ja nee ja toch. En voordat hij zich te herkennen gaf heeft hij zich afgewend. Veiliger toch. [pagina 598] [p. 598] Lamech was blind, zijn wereld lag aan banden. En in den blinde sloeg hij met twee handen zijn zoon neer, toen hij Kaïn had gedood. En het geweld gedijde door de landen. * Voeren alle wegen tot verdriet? Vreugde tweelingzuster van verdriet. Zelfs het heerlijkste ter wereld houdt heimelijk verband met het verdriet. * Het zonderling geluk, erbij te zijn. De zware lust, maar tijdelijk te zijn. En eindelijk in alle eeuwigheid het onbesefbare, voorbij te zijn. Vorige Volgende