wordt zoals het is. Ik zou hiervan uit de geschiedenis geen voorbeeld weten te noemen. De mens is bij uitstek het wezen, dat zich in de wereld inricht door haar te veranderen, m.a.w. dat in de ‘zo-gegeven’ werkelijkheid de sporen van zijn werkzaamheid trekt.
2. Sinds de doorwerking van de industriële revolutie is er volgens W. iets grondig veranderd. Van grondigheid kan alleen sprake zijn als men het in de voorafgaande alinea gestelde onderschrijft. Waarin bestaat zij volgens W. zelf? In het feit, dat wij de oorlog als prikkel tot inspanning niet meer nodig hebben (blz. 14). Volgt een opsomming van de grote vredeswerken, die in de 19de en 20ste eeuw in Nederland, Amerika, Sovjet-Azië, China en elders zijn ondernomen. Maar op blz. 16 neemt schr. zijn stelling, dat wij de oorlog als prikkel tot inspanning niet meer nodig hebben, weer min of meer terug. ‘Het lijkt wel eens alsof “de prikkel van de oorlog,” of van de oorlogsvoorbereiding toch nog niet te missen is’. Waarom lijkt dat zo? Omdat ‘bij ons huidig economisch stelsel het maatschappelijk apparaat moeilijk in beweging is te brengen’ voor het aanpakken van al die grote vredestakken. Hier begint een accentverlegging, die het hele verdere betoog, zij het niet overal even ondubbelzinnig, kleurt. De opsomming op blz. 14-15 geeft juist het tegendeel van de indruk, dat ‘ons’ huidige economische stelsel zo moeilijk in beweging te krijgen zou zijn voor het entameren van vredestaken. De hier genoemde voorbeelden houden met een bepááld economisch stelsel in het geheel geen verband, omdat ze zowel op de kapitalistische als op de niet-kapitalistische sfeer slaan. Voor de mislukking van de poging ‘to make peace heroic’ stelt de schr. de kapitalistische economie verantwoordelijk onder stilzwijgende ontlasting van de andere.
3. Ondanks de onmiskenbare zwenking in de ‘realpolitische’ richting van Sovjet-Rusland (waarvoor, zeker niet ten onrechte, buitenlandse bedreigingen mede verantwoordelijk worden gesteld) kan een ‘nauwlettende analyse’ van de buitenlandse politiek der Sovjet-Unie ‘tot geen andere conclusie leiden dan dat de po-