Wij die onze in het verzet gevallen kameraden herdenken, kunnen ons niet anders dan getroffen voelen, wanneer wij in de boeken van de heer Hermans uitsluitend verraderlijke, laffe, onbenullige, onbekwame, of in ieder geval kale, naar zweet en uit hun mond stinkende illegalen ontmoeten. Wij mogen hem zeggen dat hij liegt, en dat hij liegt met opzet.
Dat hij met opzet liegt, en niet slechts met het plezier van een handelsreiziger in schuine moppen in het vuil wroet, is mij pas onlangs gebleken toen ik na een geweigerd bezoek (‘Eine kleine häusliche Feier bindet mich am Familienkreise’), in de trein zijn laatste boek ‘De donkere kamer van Damocles’ las.
Het is ongetwijfeld het knapste boek van de heer Hermans. Het is een grondige analyse van de negatieve kanten van het verzet, het is geschreven met zeer grote zakenkennis van alle dubbelhartigheid, alle verraad, alle sadisme en hysterie die daarbij helaas ook voorkwamen. Het is daardoor voor alle ex-nazis, voor alle lammelingen die het verzet een wrok toedragen omdat zij er te beroerd voor waren een minstens even prachtig wapen geworden als ‘De nacht der girondijnen’.
Wederom is de held van het verhaal een door minderwaardigheidsgevoelens geteisterde mislukkeling, en men zou dus zijn volstrekt zinneloze misdaden, als bv. de moord op de jeugdstormleidster, op rekening van zijn misluktheid kunnen schrijven.
Maar ditmaal is deze mislukkeling slechts het negatief van een positief ideaal (of hij al dan niet bestaat doet niets ter zake), van de sadist Dorbeck, de positieve verzetsheld in wie het gehele verzet gesymboliseerd wordt. Een verzet, uitsluitend bestaande uit laffe, zinneloze moorden, een verzet waarin de zogenaamd listigen als Labare het slachtoffer van hun eigen listigheidjes worden, waarin jodenmeisjes met de eerste de beste lammeling naar bed gaan, waarin niemand iemand vertrouwt of kan vertrouwen, waarin van het hardnekkige, systematische werk om slachtoffers aan bonkaarten en persoonsbewijzen te helpen, van de op-