de ‘spirituele’ haar vertrouwen op haar economische welvaart stelt.
En zoals dat meer gaat, juist bij intelligente mensen, die in moeilijke situaties verkeren, ontstaat er in Ely's hoofd een wonderlijk beeld dat voor de ene helft uit werkelijkheid, voor de andere uit schijn is opgebouwd.
Zijn probleem is reëel genoeg: ondanks de kennelijke noodzaak een nucleaire oorlog die katastrofaal zou zijn, te vermijden, kan er op die grond toch geen sprake van zijn, de greep van het communisme op de wereld te laten verstevigen. Staat in het eerste geval het voortbestaan van de mensheid op het spel, in het tweede is het die van de Westerse beschaving. ‘Wij moeten daarom al onze tegenwoordige posities behouden en de voorwaarden voor een co-existentie bepalen en desondanks niet onze toevlucht tot een oorlog met kernwapens nemen.’
Maar hoe kan het Westen die posities dan behouden en hoe kan het dan de voorwaarden van die co-existentie bepalen?
Om die schijnbaar onoplosbare paradox toch op te lossen, verlaat onze generaal de werkelijkheid en geeft hij zich over aan wat ons weliswaar de nieuwste illusie, maar dan toch nog altijd een illusie lijkt.
Zijn redenering is als volgt. Terwijl het Westerse kamp onenig lijkt en het Oosterse één bloc, zou het in werkelijkheid eer omgekeerd zijn. Het lijkt er veel op of het hier net zo gesteld zou zijn als met de materialistische conceptie die zo aan ideologie, en de spirituele die zo aan economie hecht.
En waarop berust dan zijn vertrouwen dat het Oosten zoal voor het monument nog niet onenig, dat toch binnenkort worden zal? Het is dezelfde gedachte, waarmee bij ons Schermerhorn uit China is teruggekeerd: China is doende zo machtig te worden, dat de Russen er de angst van krijgen en die angst zal hen op de duur in de armen van het Westen drijven. De Sovjetleiders zullen natuurlijk proberen, aldus Ely, China te bewegen haar expansie in Z.O. Azië te zoeken, maar binnen de komende twintig jaar zal China ook dat stadium te boven zijn. Dan zal - zo hoopt de