| |
| |
| |
Ex libris
Annie Romein-Verschoor
Oproer in Congo
door Gerard Walschap. Elsevier, Amsterdam-Brussel, 1953.
Betrekkelijk toevallig krijg ik na elkaar in handen: deze, al weer niet meer nieuwe roman van Walschap en het zo bijzonder verhelderend artikel van Resink over De afronding van de Indische Belletrie in het vorige nummer van De Nieuwe Stem. Resink is zowel literaat als kenner van de sociale en institutionele geschiedenis van Indonesië en kon door die gelukkige combinatie het eerste panorama van de ‘Indische belletrie’ ontwerpen, dat men driedimensionaal zou kunnen noemen. Bij het lezen daarvan zal zelfs de Hollander, die uiterst huiverig is geworden voor beschouwingen over hetgeen ‘wij daarginds gewrocht’ hebben, zich toch van een lichte verrassing bewust worden: hoeveel middelmatigs er dan ook door de ‘Oost-indische dames en heren’ geschreven mag zijn, ‘tussen Dekker en Dermoût’ ligt een stuk Nederlandse literatuur dat niet alleen belangrijke toppen vertoont, maar dat ook laat zien, dat er althans een paar handen vol Hollanders in de tropen zijn geweest, die zich hoe dan ook geroepen voelden zich rekenschap te geven van hun menselijke en sociale situatie, mogelijk relatief zelfs meer dan onder de schrijvers in het eigen land, waar immers die situatie zo ‘gewoon’ was.
Hoe zou een dergelijk panorama voor de Kongo er uit zien? Evenzeer anders als de verhouding België-Kongo anders is (en zoveel minder langdurig is en men kan nu ook wel zeggen zal zijn!) dan de Nederlands-Indonesische. Het meest bekend is wel Gide's geruchtmakende Voyage au Congo van 1927. In de Nederlandse schrifturen over de Kongo - afgezien natuurlijk van de ethnologische en andere wetenschappelijke - ligt bij mijn weten een groot open wak tussen Henri van Booven's Tropenwee van 1904 en het na-oorlogse werk van Jonckheere en Walschap, d.w.z. tussen de ontstelde reacties van een ‘baar’ op
| |
| |
de catch-what-catch-can-periode van het Belgische kolonialisme en de uitkomsten van een door een paternalistisch bestuur aangemoedigd cultureel contact. Of het Belgisch gouvernement voldaan is geweest met Oproer in Congo als resultaat van zijn aanmoediging? Ik vrees, dat het er te veel Walschap voor is. Maar intussen hebben wij lezers er een van de merkwaardigste boeken uit het machtige oeuvre van Walschap mee gewonnen. Ik zeg: boek en niet roman, want zuiver als roman bekeken kan het wel het bezwaar oproepen, dat er wat al te veel gepraat wordt, maar anderzijds hoe bekwaam gebruikt Walschap deze mono- en dialogen om een hele wereld van blanke en zwarte mensen te karakteriseren. Deze verfijnde schrijversbekwaamheid, resultaat van aanleg en scholing, en de onbevangen menselijkheid, waarmee hij zijn witte en zwarte figuren benadert, grijpen bij Walschap geruisloos in elkaar.
Ik ken de Congo niet dan uit boeken en plaatjes en ik weet dus vooruit, dat ik me - overigens in het goede gezelschap van Walschap zelf! - bloot stel aan de hoon van de oudgasten-dus-kenners, wanneer ik zeg, dat dit verhaal over een - al of niet fictief - ‘oproer in Congo’ authentiek aandoet. Onbegrijpelijk authentiek zou men geneigd zijn te zeggen wetende, dat Walschap's indrukken van de kolonie die van de toerist zijn, wanneer we niet de ervaring kenden, dat van 100 mensen, die zich in een hun vreemd land tussen een hun vreemd volk vestigen, er zeker bij 95 na een paar maanden het vermogen tot verwondering is afgesleten en hun oordeel zich geconformeerd heeft aan dat van hun omgeving. Bewijzen van de historische authenticiteit van Walschap's verhaal kan ik uiteraard niet overleggen en als ik er over beschikte, zou me hier de ruimte ontbreken. Maar er is ook een literaire authenticiteit die menselijk niet minder waard is.
Die spreekt hier overtuigend uit twee elementen die al de tegenstrijdigheid van het waarachtige in zich bergen. Walschap tekent nietde koloniaal, de missionaris en vooral niet de neger, maar een groep levende mensen, die koloniaal, enz. zijn. Het ene algemene
| |
| |
element in hun aller wezen, dat Walschap's feilloze psychologische intuïtie bloot legt, is, dat zij dit alles in verhevigde potentie zijn, doordat zij, blanken zo goed als negers in de koloniale atmosfeer van hun eigen tradities vervreemd en geheel op zichzelf teruggeworpen zijn. Maar in diezelfde situatie wortelt het andere tegenstrijdige element: de plotselinge schoksgewijze veranderingen, die zich in hun houding voordoen: van onderworpen naar zelfbewust, van bruut overheersend naar listig inschikkelijk, van geloofszeker naar twijfelziek en omgekeerd. Wie zo de fundamentele verhoudingen van de koloniale maatschappij, van iedere koloniale maatschappij doorziet, zou met zijn schildering van oproer in Congo wel eens niet alleen een historische, maar zelfs een profetische waarheid onthuld kunnen hebben.
| |
Georges Balandier, Sociologie actuelle de l'Afrique Noire. Dynamique des changements sociaux en Afrique centrale, Presses Universitaires de France, Paris, 1955; 1.800 fr. Georges Balandier, Sociologie des Brazzavilles Noires, Armand Colin, Paris, 1955; 900 fr.
Te lang waren de Franse sociologen, onder leiding van grote denkers als Tarde en Durkheim, blijven steken in de algemeenheden van een wijsgerige sociologie die filosofeerde zonder te onderzoeken. Te lang waren aan de andere kant de Franse ethnologen blijven steken in een minutieuze beschrijving van exotische zeden en gebruiken, zonder aandacht te schenken aan de dynamiek der maatschappelijke veranderingen.
Sinds de oorlog zijn enkele Franse sociologen hard bezig, hun achterstand snel in te halen, en in sommige opzichten zelfs om te zetten in een voorsprong. Tot de begaafdste onder hen behoort de jonge Parijse hoogleraar Georges Balandier, wiens werk treft door een diepgaand begrip voor de processen, die zich in koloniale gebieden afspelen. Balandier zoekt niet, als zovele ethnologen, naar ‘acculturatie-verschijnselen’, los van de koloniale situatie, integendeel, hij ziet in de koloniale situatie juist de beslissende factor die vorm en
| |
| |
richting van de maatschappelijke processen bepaalt.
De hier besproken ‘Sociologie van Zwart-Afrika’ lijkt dan ook in het geheel niet op de inventarissen van vreemdsoortige zeden en gebruiken die de oudere ethnologen zo gaarne registreerden. Men vindt in dit werk, dat vrucht is van langjarig onderzoek in Gabon en Frans Congo, een indringende behandeling van tal van economische, sociale, politieke en psychologische processen die zich in die gebieden afspelen.
Een vraagstuk, waaraan Sociologie actuelle de l'Afrique Noire veel aandacht besteedt, is het godsdienstig réveil, dat bij zovele Afrikaanse stammen valt te constateren. Balandier's visie op al zulke ontwikkelingen als reacties op de koloniale situatie maakt het hem mogelijk de machtige Messiaanse beweging, zoals die van Kimbangou in de Congo, te analyseren als vormen van sociaal protest, waarin de Afrikanen zich te weer stellen tegen de Christelijke zending, die vereenzelvigd wordt met de Westerse invloed. In deze bewegingen trachten de Afrikanen, met behoud van hun gevoel van eigenwaarde, godsdienstige vormen te vinden die passen bij hun nieuwe sociale bewustwording en nieuwe levensvormen. Ook het Christendom zelf wordt in het Afrikaanse milieu dikwijls vervormd tot een beweging, die een sterk element van sociaal protest inhoudt tegen de koloniale verhouding. Niet zelden krijgen deze godsdienstige bewegingen daardoor het karakter van een prae-nationalisme.
Ook de groeiende sympathie voor de Islam in sommige delen van Zwart-Afrika verklaart Balandier op gelijke wijze. ‘La montée de l'islam noir n'est liée à l'expansion coloniale, bien au contraire, l'islam n'est pas une religion où se trouvent engagés ensemble colonisés et colonisateurs, il est en lui-même un signe de différenciation fondamentale et un instrument d'opposition’.
Ook het urbanisatieproces - geschuwd door de ethnologen van oude stempel als een bederf van de exotische primitiviteit - vormt voor Balandier een bijzonder boeiend verschijnsel, dat hij vooral in zijn Sociologie des Brazzavilles Noires diepgaand heeft be- | |
| |
handeld.
Nog een enkel woord over de term ‘Noir’. De ‘koloniale situatie’ maakt, dat elke term die gebruikt wordt ter aanduiding van de gekoloniseerde (of daarmee verwante) bevolkingsgroepen, de tendentie vertoont in het gebruik een pejoratief karakter te verkrijgen. Zo was het met de term ‘Inlander’, ‘Sinjo’, ‘Indo’, ‘Creool’. Men zoekt een nieuw, minder belast woord, dat al spoedig weer, door de intonatie die er in wordt gelegd door de blanke, door de betrokkenen als denigrerend wordt aangevoeld. Zo schijnt de term Nègres in het gebruik een onaangename klank te hebben gekregen. Terwijl bij ons de term ‘Zwartjes’ misschien weer als denigrerend zou worden beschouwd, gebruiken Fransen en Negers zelf op het ogenblik, om gevoeligheden te ontzien, de term Noirs.
Misschien zullen wij eens zo ver zijn, dat wij het kunnen stellen met de naam Mens.
W.F.W.
| |
George Padmore, Pan-Africanism or Communism? The coming struggle for Africa. Londen 1956. 463 p., appendices.
Padmore is een bekend leider der Afrikaanse onafhankelijkheidsbeweging, een politicus pur sang. Dit boek is een politiek strijdgeschrift. Tegen communistische invloeden in Afrika omdat de huidige communistische organisaties werktuigen zijn van het Kremlin en de Negerstrijd verraden, evenals trouwens de socialistische partijen die hij even genadeloos critiseert. Blanke politiek is onbetrouwbaar, wel kleurecht, maar niet wasecht. De bevrijding der Negers moet het werk der Negers zelf zijn.
De grootste vijand is echter het kolonialisme, het imperialisme. Als Padmore, na een overzicht van de emancipatiestrijd der Negers, toekomt aan de Pan-Afrikaanse beweging die momenteel het nationalisme in alle zwarte koloniën beïnvloedt, geeft hij scherp aan hoe de z.i. ideale partij zich dient te organiseren en hoe zij het best en het snelst haar doel kan bereiken. Een
| |
| |
zeer groot gevaar is ‘tribalism’ dat door de blanke overheersers tegen de nationale beweging wordt uitgespeeld. De vrijwording van een kolonie dient men te zien als een stap naar het naderende doel: De Verenigde Staten van Afrika. De Afrikaanse eenheid, geboren in het brein van de Amerikaan Dr. W.E.B. DuBois, bleef tot 1945 nog een verre schim, maar voor Afrika is 1945 al heel lang geleden.
Een militant werk, vol informatie. Geen wonder dat het in koloniaal Afrika verboden lectuur is.
D.T. Steenis
|
|