dat je hier nu een echte kunt zien, in nationaal costuum, zo uit de Congo...
Toevallig kwam er juist hoog bezoek, toen wij er waren, Joséphine Charlotte met Jan van Luxemburg. Iedereen vloog naar voren om het hertogelijk paar te zien. Er werd gejuicht en geklapt. Het negerinnetje wou het ook zien; ze liep van haar stoel ook naar de balustrade waar wij allemaal overheen leunden. De intocht was van bovenaf prachtig te zien. Niemand lette op het donkere figuurtje, dat ook naar beneden stond te kijken. Iedereen was vol van Astrid's dochter, tenger vrouwtje, bleek zonder opmaak, en de spichtige Jan met zijn snorretje achter haar aan. Het was weinig koninklijk, maar wel sympathiek. Je kon aan de reacties van het publiek merken, dat ze geliefd zijn.
't Negerinnetje keek geinterresseerd toe. 't Kan zijn dat ze dacht: is dat nou alles? maar ze wou blijven kijken net als wij allemaal, tot Joséphine Charlotte uit het gezicht verdwenen zou zijn. Maar dat mocht niet. Een Belgische dame, waarschijnlijk iemand van de administratie, haalde haar met een beschermend gebaar terug en bracht haar als een kind weer naar die stoel voor de pilaar. Met duidelijke tegenzin ging ze mee. Daar zat ze weer, te kijk...
Een stel Congolese jongens, dat in het paviljoen van de Missions Catholiques had zitten weven, had er de brui aan gegeven, liet ik me vertellen. Kinderen hadden hun pindanootjes en bananen toegeworpen. Daar waren ze boos om geworden. 't Is tenslotte geen dierentuin, hè, zei mijn zegsman.
En hebt U beneden die drie maquettes gezien van 1908, 1938 en 1958? Dat was ook wel interessant.
De hotelaccomodatie in de Congo in 1908: een primitieve hut in een oerwoud met een blanke als jager ervoor, zijn potje kokend boven een houtvuurtje. In 1938 ligt hij op een luie stoel in een wit pak met een tropenhelm op voor een soort Indische passanggrahan (herberg). Maar in 1958 is het een modern hotel geworden met airconditioned kamers. Via de ruime galerij zie je rijk gemeubelde kamers met blanke dames en heren op sofa's en in fauteuils een boek of een krantje lezen. Een zwarte Congolees als bediende komt aanlopen met een blad vol koele dranken (associatie: ‘ons Indië’ van voor de oorlog!).
Een Belg komt langs en ik waag 't: Denkt U dat het in 1968 nog zo zal zijn, of omgekeerd, de Congolezen op de sofa's en de blanke met het dienblad? Hij lacht, en zegt: ça se peut.... possible. 't Zijn leuke lui, die Belzen. Zoiets had je hier in 1945 niet kunnen zeggen.
Maar of hij nu nòg zou lachen, dat weet ik niet.
Wilma Wenk