De Nieuwe Stem. Jaargang 14
(1959)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 109]
| |
Dr. G.D. van Wengen
| |
[pagina 110]
| |
bijzonder van bewust werd, wat er bij een toenemende verwestersing van Afrika en verkommering van de inheemse beschavingen verloren gaat aan waardevol artistiek bezit en men zich haastte in collecties, foto's, films, bandopnamen en platen vast te leggen, wat nog te redden viel. De musicologen hebben daarbij geprofiteerd van de geweldige ontwikkeling van de geluidsopnametechniek, die zich met name in de laatste decenniën voltrokken heeft. Daardoor kunnen wij in de loop van dit artikel de belangstellende naar een aantal ook in Nederland verkrijgbare platen verwijzen, die hen zullen leren, hoe veelzijdig het Afrikaanse muziekrepertoire is en dat het befaamde tromspel hiervan slechts een, zij het niet onbelangrijk onderdeel uitmaakt. De veelzijdigheid beperkt zich niet tot de zuiver muzikale structuur, maar geldt vooral ook voor de functie van de muziek in de Afrikaanse negerdorpen. Voor allerlei gebeurtenissen: geboorte, dood en huwelijk, het binnenhalen van de oogst en het opnemen van de jonge mannen in het stamverband kent de Afrikaanse neger zijn eigen muzikale begeleidingsvormen, die plaatselijk nog weer sterk kunnen verschillen.
Wanneer we aan de hand van een aantal grammofoonplaten het terrein van de Afrikaanse muziek verkennen, blijkt al dadelijk, dat de negertoonkunst op heel wat punten van de onze afwijkt en dat we moeten beginnen ons gehoor daar op in te stellen. Maar dan komen we ook tot verrassende vondsten, met name in de vaak uiterst gecompliceerde rhytmen, die moeiteloos en steeds weer in andere schakeringen schijnen te ontstaan. Rhytmen, die tot stand komen, doordat verschillende trommen, xylofoons of andere instrumenten hun eigen rhytmisch patroon tot een voor Europese oren onontwaarbaar geheel dooreenweven. Zowel uit Oost- als uit West-Afrika zijn prachtige opnamen van trom-orkesten vastgelegd, waarnaar te luisteren een ware muzikale belevenis is. Zo die van het koninklijk tromorkest van Roeanda, dat op grote cylindervormige instrumenten de verschillende mach- | |
[pagina 111]
| |
tige rhytmen ter ere van de koning slaat. Elk van die rhythmen heeft zijn eigen naam en functie: een bij het uitrijden van de vorst, een bij het ontvangen van gasten, enz.Ga naar eind1 Een tromorkest uit Oeganda bestaat uit 18 trommen, waarvan er 15 in een toonreeks gestemd zijn, zodat er melodieën op gespeeld kunnen worden, wat met grote virtuositeit en een hoorbare voorliefde voor gecompliceerde rhytmen gebeurt.Ga naar eind2 Uit West-Afrika noemen we het tromspel van een Kongolees dorpshoofd, die door middel van snelle opeenvolgende signalen op zijn trom de dorpelingen laat weten, dat over enkele ogenblikken de met spanning tegemoet geziene terechtzitting gaat beginnenGa naar eind3. De trommeltaal, waarmee over enorme afstanden berichten letterlijk met de snelheid van het geluid werden doorgegeven, sprak vanouds sterk tot de verbeelding der Europeanen.Ga naar eind4 In Belgisch Congo worden daarvoor in vele dorpen lange houten spleettrommen gebruikt, waarvan het geluid een verrassende draagwijdte heeft. Niet minder dan op zijn trom leeft de Afrikaanse neger zijn rhytmisch gevoel en vaardigheid uit in het samenspel van twee of meer marimba's de Afrikaanse xylofoonGa naar eind5 of van twee duimpiano's waarbij de beide musici op geraffineerde wijze rhytme en tegenrhytme dooreenvlechten.Ga naar eind6 Ook in de door Europeanen vaak verguisde Afrikaanse zang is het rhytmische element sterk, met name in die gedeelten van de gezongen melodieën, waarin solozanger en refreinzangers elkaar afwisselen.Ga naar eind7 Al mag dan de rhytmiek het meest opvallende zijn van de Afrikaanse muziek, een andere reeks platen overtuigt ons ook van haar melodische kwaliteiten, die vaak in verrassende improvisaties naar voren komen. Zo b.v. in het wonderlijk spel op een eensnarige viool door een musicus uit de Loeo-stam (Centraal-Oost-Afrika), die de vloeiendste tooncombinaties aan zijn primitieve instrument weet te ontlokken.Ga naar eind8 Hij vindt daarin zijns gelijken bij de West-Afrikaanse luitspelers, vaak beroepsmusici aan de vorstenhoven en ware meesters op hun instrument.Ga naar eind9 Nog simpeler dan | |
[pagina 112]
| |
de eensnarige viool is de Westafrikaanse muziekboog, een van 's werelds eenvoudigste muziekinstrumenten, maar ook daaruit weet de bespeler een maximum aan muzikale middelen te halen.Ga naar eind10
Luisterend naar het Afrikaanse grammofoonplaten-materiaal komt men onder de indruk van de grote verscheidenheid aan instrumentenvormen van het Afrikaanse continent. Naast de veelsoortige trommen vindt men xilofoons, duimpiano's, luiten, harpen, cithers, violen, fluiten, blaashorens en allerhande ratel- en schud-instrumenten. Ze worden zowel als soloïnstrument als in orkestverband gebruikt; met name in die gebieden, die van oudsher vorstendommen waren, vindt men orkestjes, die vaak een gevolg zijn van maatschappelijke specialisatie.
Evenals elders in primitieve gemeenschappen speelt het oudste instrument: de menselijke stem een grote rol in de muziek: de zang begeleidt niet alleen vele plechtige gebeurtenissen maar ook verschillende verrichtingen van het dagelijks leven. De gebruikelijke vorm van solo- en refrein-zang wordt door de muziekhistorici teruggevoerd op het arbeidslied. De solostem geeft het tempo van het werk - roeien b.v. - aan, de andere werkers nemen het zang- en werktempo over en beantwoorden de, vaak geïmproviseerde, tekst met dito refrein. Deze verbondenheid van de muziek aan alle plechtigheden en verrichtingen van het dagelijks leven, maakt, 1e dat de muziek een haast onbeperkt aantal practische beoefenaren heeft en 2e dat er een rijk fonds bestaat aan voor bepaalde plechtige en feestelijke gebeurtenissen bestemde muziek. Ook hiervan getuigen de platen. In Dahomey, een van de kustgebieden van West-Afrika kent men uitvoerige plechtigheden, tijdens welke de voorouders verondersteld worden op aarde te verkeren. Bij het zuiver godsdienstig ritueel, dat daarbij voltrokken wordt, speelt de muziek al weer een belangrijke rol.Ga naar eind12 Bij de Bakoeba in Belgisch Congo wordt om het voortbestaan van de | |
[pagina 113]
| |
vorstelijke dynastie te verzekeren in vastgestelde vorm de vorstelijke stamboom geciteerd, een langdurige, met muziek begeleide plechtigheid. Tot in de rechtspraak is de muziek doorgedrongen en wellicht daardoor niet het minst heeft een terechtzitting grote aantrekkingskracht voor de stamleden. Ook daarvan is een voorbeeld op de plaat vastgelegd:Ga naar eind13 nadat een stamhoofd van de Bambaka in Belgisch Congo de terechtzitting heeft geopend, komen beide partijen met hun argumenten ter tafel, die op indrukwekkende wijze door oratorische liederen onderstreept worden. Ten slotte spreekt het stamhoofd recht uit naam van de clanvoorouders.
In het bovenstaande uiteraard vluchtige overzicht hielden we ons uitsluitend bezig met de traditionele Afrikaanse muziek, zoals men die aantreft bij stammen, die nog maar weinig met de Westerse cultuur in aanraking zijn geweest. De autochthone ontwikkeling, ja, het verder bestaan van die muziek wordt echter ernstig bedreigd door het opdringende Westen, met name in de grote steden aan de Westkust, waar het muziekleven al een duidelijk Westers stempel heeft gekregen en radio en grammofoon gebruiksartikelen zijn geworden. Recente opnamen uit die steden laten geen twijfel aan de omvang van die invloed. Aangezien het overduidelijk is, dat een weren van die invloed tot de volslagen onmogelijkheden behoort, is het verheugend, dat een aantal jonge intellectuele negers zich niet alleen gaat afvragen hoe men nog iets van de oude muzikale tradities kan redden, maar ook of men een synthese tot stand zou kunnen brengen tussen de volkskunst en de binnendringende Westerse muziekvormen. Het aantal van deze vooruitdenkende mensen is nog gering, zeker vergeleken bij de vele jonge negers, die liefst zo gauw mogelijk in een Westerse samenleving zouden opgaan. Twee verschijnselen bewaren ons hier echter voor een wezenlijk pessimisme. Het eerste is het opmerkelijk muzikale aanpassingsvermogen of beter misschien het opnemingsvermogen van de Afrikanen, waardoor ze snel | |
[pagina 114]
| |
en makkelijk Westerse vormen overnemen, maar altijd met een eigen interpretatie, zoals ze ook Westerse instrumenten, de guitaar b.v., leren bespelen op een wijze, die herinneringen oproept aan de klank van hun inheemse tokkelinstrumenten.Ga naar eind14 Het tweede verschijnsel is, dat de negers zich al eerder in staat getoond hebben tot een dergelijke samensmelting van eigen Afrikaanse en Westerse muziek en dat wel onder de meest ongunstige omstandigheden. Vooral na de afschaffing der slavernij wierpen de Amerikaanse negers zich met groot enthousiasme en met hun aangeboren improvisatie-talent op de beoefening van de muziek. Zij bespeelden de Westerse in- instrumenten als gitaar, banjo, fluit en harmonica en in hun orkestjes combineerden ze Westerse melodieinstrumenten als guitaar, banjo, fluit en harmonica met Afrikaanse trommel, ratelaars en slagstokjes. Zo ging het in Suriname, op Cuba, Trinidad, Curaçao en elders. De aangeboren muzikaliteit en de spontaneïteit, waarmee gemusiceerd werd garandeerde, dat de stroom van melodische en rhytmische variaties niet ophield te vloeien. De ontwikkeling van de jazz toont een dergelijk patroon. De bevrijde negerslaven, die omstreeks 1870 in de cosmopolitische stad New Orleans een armelijke toevlucht hadden gevonden, hadden een middel om hun zorgen te verzetten: de muziek. Ook zij leerden Europese instrumenten bespelen. 2e hands instrumenten vaak van de militaire bands uit de Vrijheidsoorlog, die voor een zacht prijsje bij de opkopers te krijgen waren. Op de al bestaande patronen van ‘spirituals’ en ‘blues’ fantaseerden deze nieuwe instrumentalisten naar hartelust verder en ontleenden daarbij ook aan al wat er in de dichtbevolkte stad aan Franse, Spaanse, Mexicaanse en Engelse muziek te horen was. De donkergetinte musici met hun groot opnemingsvermogen en hun rijk improvisatietalent hebben voor de schepping van de jazz van al deze mogelijkheden een zeer dankbaar en vruchtbaar gebruik gemaakt.
Welke muzikale producten uit de botsing tussen de | |
[pagina 115]
| |
autochthone Afrikaanse cultuur en de moderne Westerse invloeden voor de dag zullen komen is ook op grond van het Amerikaanse voorbeeld zelfs niet bij benadering te voorspellen. De huidige contact-situatie verschilt immers aanzienlijk van de historische omstandigheden waaronder de Westindische, de Zuidamerikaanse en de jazz-muziek tot stand kwamen. Toch rechtvaardigen de historische voorbeelden de hoop, dat in het huidige Afrika de Westerse invloed niet uitsluitend negatieve resultaten zal opleveren. |
|