ben tot dusver één feit verzwegen, het feit waar alles om draaide en dat alles abnormaal maakt. Dat feit is de reden, waarom die vissers op die 5e februari geweigerd hebben.
Er stond namelijk die dag een zware noordwester storm: windkracht 10 van de Beaufort-schaal, met uitschieters van 11.
Is er, vraagt men zich met verbazing af, in het samentreffen van twee bij ons zo normale omstandigheden als storm en het uitvaren om te vissen, niet bij de wet voorzien? En als men dat dan nader onderzoekt, blijkt dat inderdaad het geval te zijn. De C.A.O. voor de vissers kent in dergelijke gevallen de beslissing toe aan een ‘geschillencommissie’, bestaande uit drie man, waarvan één de reders, één de bonden vertegenwoordigt en de derde de bij uitstek deskundige is, in dit geval een commissaris van het loodswezen. En nu mag het waar zijn, dat hier de twee eersten voor uitvaren waren, het feit blijft dat die derde niet geraadpleegd is.
Maar zelfs als die erbij was en ook: uitvaren gezegd had, zijn wij nog niet overtuigd dat bij deze rechtspraak recht is gesproken. Integendeel. Al moge het juridisch dan nog zo in orde zijn, dat vissers bij windkracht 10 uitvaren, d.w.z. hun leven wagen, tenslotte alleen voor de verdiensten van hun patroon blijft een onredelijke eis. Vissers, die toch in 't algemeen voor geen kleintje vervaard zijn, ook deze niet, want drie hunner hebben thuis oorlogskruizen en oorkonden waarin het vaderland hun erkentelijkheid betuigt voor de wijze waarop zij dat vaderland van Engeland uit tijdens de oorlog gediend hebben.
Wij leven in een vrije wereld. Alles goed en wel. Maar is een mens vrij te noemen die zijn leven moet wagen voor de beurs van een ander? Hij zou niet eens vrij zijn als hij het deed voor zijn eigen beurs.
En voor de wet is een ieder gelijk. Alles goed en wel. Maar dan is de wet toch niet voor ieder gelijk. Daar zijn nog altijd voorbeelden te over van, behalve dit. Nog onlangs kregen wij een statistiek van het aantal ongevallen in de industrie onder ogen. Daaruit blijkt dat, in 1953, in de V.S. alleen al, toch nog 15.000 mensen gedood zijn en bijna twee millioen ernstig of minder ernstig letsel hebben bekomen.
We leven in een rechts- en welvaartsstaat, zegt men. Alles goed en wel. Maar wij zeggen dat zolang er in de bedrijven nog zoveel ongelukken gebeuren, dat de industrie zonder veel overdrijving nog een slagveld genoemd kan worden, en zolang vissers nog gedwongen worden uit te varen in een storm, zonder dat daartegen een storm van protest opsteekt, ja, zelfs ministers en rechters die dwang dekken, dat er dan voor de millioenen betrokkenen noch van recht noch van welvaart mag worden gesproken.
De vis - en al het andere - wordt duur betaald, zei Kniertje. En zij heeft, nog altijd, gelijk.
J.R.