De Nieuwe Stem. Jaargang 13
(1958)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 719]
| |
Friederike Granberg
| |
[pagina 720]
| |
verschillende hulpwetenschappen in het geweer gebracht moeten worden. Een psycho-analyse van de aanbidders van Paulus' vrouwtype zou ook een steentje kunnen bijdragen. Maar: nutteloze moeiten als het alleen maar er om ging de vinger te leggen op de wonde van de geveinsdheid. Immers: wie aan de traditie haakt, moet hier geen excuus voor zoeken met behulp van God's woord. Ieder mag toch eerlijk de traditie eren. | |
II. Maatschappelijke ongerijmdheidWanneer de woorden van Paulus aangehaald worden als argumentatie tegen de vrouw in het ambt, dan vraag ik mij af, hoe het wel zou komen, dat tot voor kort de vrouw altíjd naar deze norm heeft geleefd, ook buiten de kerk, en dat nu níet meer doet. En ook niet langer binnen de kerk wenst te doen. Waarom was deze Paulus favoriet in Holland van de 19e eeuw en niet in de Franse salons van de 18e en ook niet bij de vrouwelijk theologische studenten na 1945? Het Leidse theologendispuut heeft als devies: dat de vrouwen níet zwijgen (gunaikes mè sigatoosan), lijnrechte antipode van 1 Cor. 14:34. Het is wel toevallig dat een gunst zo grillig is en klaarblijkelijk èn binnen èn buiten de kerk dezelfde schakering vertoont, die eerder afhankelijk is van maatschappelijke situatie dan van exegese van een bijbelwoord. O verdorvene wereld! Maar nu wil het geval dat dit soort verdorvenheid grote vruchten heeft afgeworpen, juist binnen die Ned. Herv. Kerk, getuige: de grote vrucht van de doorbraak. Deze zelfde mentaliteit, die zo krachtig het belang van een maatschappelijke situatie wist te waarderen, blijkt niet bij machte deze zelfde situatie in het geding te brengen, waar het gaat om de openstelling van het pastor-ambt voor de vrouw. Is het vreemd, dat deze blindvlekkige houding mij doet denken aan de eerste socialisten, die sociale gerechtigheid stelden boven het vrouwenkiesrecht als programmapunt? Misschien is de doorbraak in de kerkelijke politiek betaald met de vertraging van de openstelling van het pastorambt voor de vrouw. Een vertraging, immers: in het klimaat, waarin het eerste is ontstaan, kan niet anders dan ook het tweede tot wasdom komen. Want, waar het in dit maatschappelijk bestel, dat dus zo praevaleert bij ons oordelen, gaat om het naar buiten treden van het menselijk bestaan, mag ook de vrouw, op welke post òòk, niet gekluisterd blijven aan huis en haard.Ga naar voetnoot1 | |
[pagina 721]
| |
Welke problemen hier weer uit zullen voortvloeien, daar hoeft een synode zich niet mee bezig te houden. Het ging immers om het principe? Exegese òf kiezen voor de situatie. Overigens: de gevolgen van een starre bijbeluitleg zijn ook geen pronkjuwelen van menswaardigheid! Ik weet dat deze woorden schokkend zijn voor hen, die hierin een afwijkend gedragspatroon zien van de vrouw, zoals zij die kennen in hun dagelijkse omgeving. Niet omdat, zoals u denken kon, mijn schrijven een gemaltraiteer is met God's woord - want dat is het niet. Ik heb nog nooit een vrouwlijk theoloog gezien die tegen de vrouw in het ambt was. Toch ijveren zij hier niet voor. Omdat zij zich generen voor een materialistische redenering? Omdat zij weten van hogere waarden dan die der maatschappij? Omdat het zo ook wel goed is? Wij zijn als de wortel uit - 1: niet bestaand, toch werkend. Imaginair en toch reëel. Er zal wel een diepere zin zijn aan deze situatie. Maar langs deze zin heen wil ik toch even, zinloos, roepen dat ik mij schaam voor mijn kerk. | |
III. Kerkelijke ongerijmdheidIk zou nu kunnen gaan vragen: wàt hebben de lidmaten van de Ned. Herv. Kerk voor ‘anders’ in hun psychologische structuur dan Doopsgezinden, Remonstranten enz. Maar dan ga ik weer in hetzelfde aardse schuitje verder. Laten wij ons verheffen: het Ambt! De maatschappelijke ongerijmdheid hebben we nu gehad. Maar daar gaat het niet om, aldus mijn vriend de doorbraakman - die tegen de vrouw in het ambt is. Dat ik zijn houding inconsequent vind, daar wil hij niet aan. We zullen het niet hogerop maar dieper moeten zoeken. Het is maar wat je dieper noemt. Maar ik ga met hem mee: - Jezus heeft, om hen uit te zenden en te doen prediken, de twaalf apostelen uitgekozen - die alle mannen zijn. - Maar de vier dochters van Philippus dan? - Zij zijn een goddelijke doorbreking van de gewone orde. - Dus tijdgebonden? - Dat zou ik niet willen zeggen. - (Neen, natuurlijk niet.) Zo ongeveer verloopt de redenering met iemand die uitgaat van een - embryonele - ambtstheologie. Het is vruchteloos. De discussie is voor een buitenstaander haast niet te begrijpen, daar er geen enkele logica aan te pas komt. De dochters van Philippus waren nl. profe- | |
[pagina 722]
| |
terend (Hand. 21:9), wat schriftuurlijk zou kunnen pleiten voor de openstelling van het pastorambt voor de vrouw. Maar profeten hebben nooit de sanctie van een norm behoefd. Ook de latere geschiedenis kent zulke vrouwen: Vittoria Colonna, Catherina van Sienna. De kerk heeft nooit gestimuleerd dat deze goddelijke doorbreking van de gewone orde toch vastgelegd zou worden in een sub-bepaling van het kerkelijk recht. Zo waren in de kerkelijke traditie alleen profetessen en geen functionarissen. Het merkwaardige is echter dat voor wie zich aan de schrift wil houden (immers goed reformatorisch) het juist moeilijk wordt aan de vrouw géén functie toe te kennen. Daar waren immers Phoebe en de geleerde Priscilla (Hand. 18:26). Hier zien we de kerkelijke ongerijmdheid van het gesloten zijn van het pastorambt voor de vrouw in een op de schrift stoelende kerk. Bij deze dubbele ongerijmdheid, maatschappelijk en kerkelijk, kan alleen een politiek van uitstel en vertraging nog iets redden. Misschien zullen wij straks moeten zeggen: beginselen die door feiten achterhaald worden zijn nooit echte beginselen geweest. En misschien zal er ook straks een tijd zijn, waarin de vrouw in de eerste plaats mens mag zijn en zich niet hoeft voor te doen als een vrouw, zoals de man die graag ziet.Ga naar voetnoot2 |