uit Iselsberg Stronach heet. Tien soldaten heeft men verloren in de eerste wereldoorlog, die dit zo vriendelijk schijnende Oostenrijk begon tegen Servië. Uit potentatisme en in ‘West’ europese hoogmoed, om land en om machtsuitbreiding, zij het naar aanleiding van de moord op een vorstelijk persoon. Goed, goed, het zou evenveel zin hebben om de namen van de aan mazelen gestorven kindertjes erbij te schrijven, maar over die Eerste Wereldoorlog zullen wij niet meer mopperen, die is al te definitief door nummer twee gepasseerd. In alle opzichten. Dat eerste stel doden mogen zij dus helden noemen, het is bedrog, maar alla, het is lang geleden. Dat de dorpelingen die in deze laatste oorlog vielen, terecht vielen, omdat zij als groot-Duitsers de wereld hadden aangegrepen om die onder de hak te krijgen, dat die schlemielen óók al helden van het vaderland moeten heten, is een schande. Kijk trouwens eens wáár al die mannen uit dit vriendelijke bergdorpje in twee oorlogen hun verdiende dood kregen: Italië 4, in Rusland 11, in Hongarije 2, in Galicië 2, in Frankrijk 1. Twintig van de zesentwintig in totaal sneuvelden volkomen terecht, want op plaatsen waar zij godverdomme geen bliksem te maken hadden met hun rotgeweren. Het is een schande, een purperbruin
schandaal, deze plaat met Die Heimat Ihren Helden op de godshuismuur!
‘Helden’! Op zijn slechts de criminelen van het dorp, die plezier hadden in het vernielen en doodslaan. Op zijn best de zielige bange knullen, die de dienst aan hun koning, keizer, dictator, of wat voor een gevaarlijke clown het geweest mag zijn, niet hebben durven weigeren. Waarschijnlijk is er al weer een klein Hitlermisdienaartje in deze rotkerk, in dit vriendelijke rotdorp. Als Jezus er dan beslist bij moet, dan hoorde hij er bij te staan met een vermanende hand: ‘Pas op, zo vergaat het je, als je uit doodmaken gaat in landen waar je niks te maken hebt!’
Vandaag loopt die oude prelaat hier weer rond, die wij gisteren ook al zagen. Hij draagt een purperen bef. Ik schiet hem op de straatweg aan. Hij is uit deze buurt afkomstig. Een boerenjongen die het tot Propst in Stiermarken gebracht heeft. Hier houdt hij elk jaar zijn vakantie.
‘Ja,’ zegt hij, ‘toen de nazi's in ons land kwamen was of werd op hetzelfde moment negentig procent van de bevolking pro-Duits en nazi. De mensen zagen er wat in. Dat was bij de helft na een half jaar over en bij bijna allen aan het einde van de oorlog. Toen zagen ze er niets meer in.’