C. van Emde Boas
Melle III
‘De hemel beware mij voor mijn vrienden, Met mijn vijanden speel ik het zelf wel klaar.’
De heer A.J. Cnoop Koopmans heeft de mens en de kunstenaar Melle met zijn ‘verdediging’ geen dienst bewezen. Integendeel: wie mijn artikel en deze zogenaamde verdediging grondig met elkaar vergelijkt, zal tot de conclusie moeten komen, dat als één van de twee indiscreet is en belastend voor de mens en de kunstenaar Melle, dit niet geldt voor ‘Melle I’, doch voor ‘Melle II’.
Juist omdat deze zogenaamde verdediging zo belastend is voor ons beider vriend, vraag ik mij af, waarom de heer Cnoop Koopmans, alvorens deze zwarte bladzijden te schrijven en openbaar te maken, zich niet even op de hoogte heeft gesteld, bij Melle of bij mij, van de werkelijke gang van zaken.
Nu, na de publikatie van zijn bezwaren en beschuldigingen, sta ik immers voor de onaangename taak ze te ontzenuwen, hetgeen - en dat is het penibele van deze zakelijk niet moeilijke opgave - onmogelijk is, zonder de persoon Melle, die in mijn artikel verregaand in de schaduw bleef van zijn oeuvre, direct in het geding te betrekken.
De beschuldigingen en de bezwaren van de heer Cnoop Koopmans zijn talrijk en van zeer uiteenlopende aard. Ik zal proberen ze in een bepaalde volgorde te weerleggen:
a. | zijn bezwaren tegen mijn ‘methode van bronverkrijging’ (de uitdrukking is van de heer Cnoop Koopmans). |
b. | zijn bezwaren tegen de juistheid van mijn uitgangs-gegevens. |
c. | zijn bezwaren tegen de onvolledigheid van mijn gegevens. |
d. | zijn zakelijke bezwaren tegen mijn duiding van het oeuvre. |
e. | zijn bezwaren van ‘algemeen-ethische aard’. |
a. De bezwaren tegen de ‘methode van bronverkrijging’.
Laat ik eerst enkele feiten vaststellen, waarover mijns inziens de heer Cnoop Koopmans zich had dienen te vergewissen, alvorens het debat te mogen openen:
1. | Mijn Melle-studie is ontstaan in nauwe samenwerking met de kunstenaar, die van de beginne af op de hoogte was van het feit, dat
|