De Nieuwe Stem. Jaargang 13(1958)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 464] [p. 464] Korban Gewijde geschiedenis De Vader stond zwaar met een zomerse panter in de broodboom van zijn lijf. Geladen lag het land met het warme woud onder zijn hart, een maïsgele evenaarszon. De Moeder, de vurig woedende Moeder stookte in zijn been de noten open en brandde zijn bloed zwart in de voze nachten. Tot aan de Steenbok en de Kreeft gloeide de Vader: er viel een regen van Zonen zwaar. De Dochters bleven vale wezels, grijze muizen in het wassende water, in de dood. Dan (men beweert sibillijns in 14 na Christus) kreeg de panter een heel dunne metalen rug. De Vader voelde zijn boom brons worden. Hij at soms natuursteen, soms blik, heel zeldzaam asfalt. Hij werd kinds en zei met een paasstem: ‘Ik word een klok, een bimbambom.’ De Moeder: ‘Michaëlis toch, je verliest je tin!’ [pagina 465] [p. 465] Aardolie De wormen houden in hun warmte de geronnen olie van de arbeidende aarde levend. Olie onder de groene ringen is heiligmakende genade voor het (na)-geslacht, zeggen hun vorstelijke plakkaten. Zij zuigen diep uit de stenen aardeborst de moederolie los. Ondergronds maken ze er dadels mee. Ach wij, wij zijn aan de aardworm verloren. Ja, vroeger schonken de purperen kolen ons kinderen uit steenolievlees. De aardwormen zagen hun voorraad slinken: de pygmee streek ermee de schoonheid van zijn vrouw in, de blanke deed alles in heimelijk beschilderde bussen en het aardse staatshoofd mengde het in zijn cocktail. Wij willen weer peterolie tussen de tanden en het schaamgras van onze kinderen groenzwart van oliezaad. Dan zal een nieuwe wereld veilig en met gemak een goudzwarte ploeg in uw schoot zetten. Haha, Irene (hihi, Lilli) we zullen branden, louteren, aardworm worden boven de regens uit. Vorige Volgende