De Nieuwe Stem. Jaargang 13
(1958)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 406]
| |
Kwee Swan Liat
| |
[pagina 407]
| |
maakt 550 van de 600 miljoen der totale bevolking van China uit. Om die boeren heeft het steeds in de Chinese geschiedenis gedraaid. Boerenopstanden hebben dynastieën ten val gebracht en nieuwe in het zadel geholpen zonder dat het agrarische vraagstuk werd opgelost. Het probleem van China's boeren heeft altijd in het middelpunt van het politieke denken van Mao Tse-toeng gestaan. En zijn gezag als leidend communistisch theoreticus dankt hij voornamelijk aan het succes van zijn aanpak van het agrarische vraagstuk. Hoe belangrijk het Chinese experiment is beseft men pas duidelijk in vergelijking met de grote moeilijkheden van de agrarische politiek in de Sowjet-Unie sinds de 20-er jaren en ook nu nog in het geharrewar om de machinetraktorenstations en de kolchozen. Onmiddellijk met de herverdeling van de grond onder de boeren begon de grootscheepse campagne om de boeren te winnen voor alle volgende hervormingsplannen. Die boeren zijn - ook nu nog steeds - voor westerse begrippen onvoorstelbaar arm. Ze staan in welvaart zeker nog achter bij de boeren in Japan en Indonesië en hebben het hoogstens enige graden gunstiger dan de nog armere boeren in India, Perzië of Egypte. Aan die Chinese boeren is echter nu het besef bijgebracht dat ze hun lot en hun toekomst zelf in handen hebben. Er is hun een perspectief op een nieuwe toekomst geopend. En de successen van enige jaren hervorming beginnen tastbaar en zichtbaar te worden. Het bewustzijn van eigen kracht en eigen mogelijkheden groeit. Stelselmatig wordt dit bewustzijn verder aangewakkerd. Stelselmatig worden de produktieve krachten in een groots en gedurfd plan samengebundeld. Het enthousiasme wordt opgezweept. Alles wordt gemobiliseerd in een nationale inspanning van zeer lange adem. Hoe lang de boog gespannen kan blijven weten we niet. Het is duidelijk uit vele berichten dat de inwendige spanningen en weerstanden groot zijn. Maar de dynamische krachtsontwikkeling blijft voortgaan en zolang zichtbare, spectaculaire successen aantoonbaar zijn, kan het gedurfde experiment voortgaan. Van het begin af was het duidelijk dat er zeer veel moest veranderen. Dat het ging om een gigantische taak. Dat er vele, vele fasen zouden komen, die geleidelijk en toch geforceerd elkaar zouden opvolgen. Het was van het begin af duidelijk dat het bij particulier grondbezit niet kon blijven. Ondanks de grote afmetingen van het Chinese grondgebied was het bebouwbare areaal toch maar uitermate klein. Bij de herverdeling bleek dat het gemiddelde Chinese boeren- | |
[pagina 408]
| |
gezin over nauwelijks een halve hectare land kon beschikken, omdat er eenmaal niet meer te verdelen was. Van dat bebouwde oppervlak was in 1949 voor 120 miljoen boerengezinnen nog maar 16 miljoen hectaren bevloeid. Voor de rest was men afhankelijk van de zeer wisselvallige weersomstandigheden. Het was dus van het begin af aan duidelijk dat onderlinge samenwerking voor een enigszins rationele wijze van landbouw onontbeerlijk was. In de actie voor de herverdeling werd door de communistische kaders deze onderlinge samenwerking gepropageerd en ingeprent. Onderlinge-hulp-teams werden gevormd, een allereerste begin van de coöperatieve beweging. De eeuwenoude individualistische inslag moest wijken voor een geest van samenwerken en helpen. In 1953 was het programma van de landhervorming - met uitzondering van enige gebieden in het zuiden - voltooid. Die hervorming was voor de Chinese verhoudingen zeer ingrijpend. Het was een beslissende test. In vergelijking met de latere hervormingen moesten vooral in die beginfase de meeste en grootste weerstanden worden overwonnen. En dat gebeurde zeker niet altijd zonder geweld. Het aantal grootgrondbezitters, contra-revolutionairen en andere ongewenste tegenstanders die men geëlimineerd of in verbeteringskampen heeft opgesloten moet waarschijnlijk in de miljoenen hebben gelopen. De grondslagen van de Chinese samenleving zijn daardoor radicaal veranderd en aan de nieuwe opbouw kon worden begonnen. De deelname van Chinese ‘vrijwilligers’ in Korea, de bewegingen van de ‘3 anti's’ en ‘5 anti's’ onder de partijleden en ambtenaren werden naast de propaganda voor de landhervorming benut voor de ideologische doordringing van de massa's. Daarmee was de situatie rijp voor het lanceren van grootse plannen. In 1953 werd het Eerste Vijfjarenplan (1953-'57) aangekondigd, besproken en aanvaard. Met dit plan werd de basis gelegd voor de industrialisatie. De draagwijdte van de Chinese plannen kunnen we misschien het best afmeten door een vergelijking met de Indische Vijfjarenplannen. Opvallend is dan de veel grotere nadruk op de enorme kapitaalsinvesteringen in de zware basis-industrieën: ijzer en staal, steenkool, chemische industrie, machinefabrieken. Het Eerste Vijfjarenplan, in opzet en geest, toonde nog een bijna slaafse navolging van de wijze waarop de Sowjet-Unie in zo kort mogelijke tijd moest worden omgehamerd tot een modern geïndustrialiseerde mogendheid. Maar naarmate de tijd verstreek werd allengs duidelijker dat China | |
[pagina 409]
| |
een eigen weg moest gaan, hier en daar een afwijkend patroon moest volgen, rekening houdend met de eigen aard van zijn historisch verleden en zijn eigen tegenwoordige situatie en mogelijkheden. De Chinese verhoudingen liggen nu eenmaal anders. En meer en meer valt de nadruk terug op de boeren! Op de landhervorming - de hervorming van de agrarische bezitsverhoudingen - volgde een radicale arbeidshervorming - een hervorming van de agrarische produktieverhoudingen. Een geleidelijke ombuiging van de hele maatschappelijke struktuur door coöperatieve collectivisatie. De manufactuur, het kunsthandwerk, de detailhandel, het transportwezen, werden op coöperatieve leest omgeschoeid. De nog bestaande particuliere industrieën en handelsbedrijven werden ‘aangemoedigd’ staatsdeelname te aanvaarden en werden omgevormd tot half-particuliere half-staatsondernemingen of tot coöperatieve bedrijven. Deze vorm is maar een tussenstadium en zal eerlang worden vervangen door volledig genationaliseerde of gecollectiviseerde ondernemingen. De belangrijkste coöperaties ontstonden echter onder de boeren. Op de fase van de onderlinge-hulp-groepen volgde al gauw de produktie-coöperatie. Boerengezinnen sluiten zich vrijwillig aaneen tot zo'n coöperatie om het land gezamenlijk te bewerken en gezamenlijk te produceren met behoud van hun bezitsrechten op land, ingebracht vee en landbouwwerktuigen. Een rationeler bebouwing werd mogelijk, gezamenlijke aankoop van kunstmest, nieuwere werktuigen en landbouwmachines vermeerderden het collectieve bezit en leidden de overgang in tot de volgende fase, die van de collectieve boerderij. In de fase van de produktie-coöperatie staat het de deelnemende gezinnen nog vrij zich uit de coöperatie terug te trekken en zelfstandig te werken. Dat is niet meer mogelijk na de definitieve omvorming tot het collectieve bedrijf. De aangesloten gezinnen geven hun individuele grondrechten op, het hele bezit aan land, vee en werktuigen wordt collectief. Het inkomen wordt verdeeld aan de hand van de geleverde prestaties. Tot eind 1955 was de vorming van coöperaties in de verschillende provincies nog ongelijkmatig, hier en daar aarzelend, stuitend op weerstand en achterdocht. Eind 1955 greep Mao Tse-toeng persoonlijk in door een redevoering tot de boeren, waarin hij de coöperatieve en collectieve produktiewijze warm aanbeval en een snelle vorming van coöperaties in heel China aanmoedigde. Communistische kaders kwa- | |
[pagina 410]
| |
men opnieuw in het geweer, en in de loop van 1956 werd de coöperatie over de gehele linie doorgevoerd. Eind 1956 werd een totaal van 760.000 produktie-coöperaties opgegeven, waarin bijna 117 miljoen boerengezinnen waren aangesloten. In 1957 werd de beweging afgerond, enige hervormingen aangebracht, vele kleine, niet levensvatbare coöperaties samengesmolten tot grotere eenheden, waardoor het totaal werd teruggebracht op 720.000. Toen waren hiervan reeds 488.000 omgevormd tot collectieve boerderijen, omvattende 101 miljoen gezinnen, of 83% van de Chinese boerenbevolking.Ga naar eind1 Naast de produktie-coöperaties bestaan er nog markt-coöperaties en krediet-coöperaties. De meer dan 200.000 markt-coöperaties regelen de gezamenlijke aankopen van benodigd materiaal, zoals kunstmest en landbouwwerktuigen, en de gezamenlijke verkoop van landbouwprodukten, waardoor de prijzen gestabiliseerd werden en speculaties tegengegaan. De meer dan 100.000 krediet-coöperaties vormen bemiddelende lichamen voor het verzamelen van fondsen en het verlenen van kredieten voor het uitvoeren van gezamenlijke projecten en kredieten aan armere boerengezinnen om ze te helpen zich in stand te houden. Eind 1957 beliep het gezamenlijke fonds van de krediet-coöperaties een totaal van meer dan 20 miljard gulden. Via deze krediet-coöperaties geeft de staat bovendien nog aanzienlijke leningen. Volgens de gegevens van februari 1958 heeft de staat in de vorm van leningen in de periode 1953-'57 ruim de helft van het totale bedrag aan agrarische belasting van 60 miljard gulden, namelijk 32 miljard gulden, aan de krediet-coöperaties laten terugvloeien. De staatsleningen ter ondersteuning van armere boerengezinnen hoeven pas van het derde jaar af te worden terugbetaald in een periode van vijf jaar tegen een rente van 0,4% per maand. Vooral door deze staatsleningen uitsluitend over de krediet-coöperaties te laten lopen werden de coöperatie en collectivisatie aanzienlijk bevorderd. De armere gezinnen werden in staat gesteld in collectief verband tegen de rijkere, zelfstandig gebleven gezinnen te concurreren en deze laatste tenslotte genoodzaakt te capituleren. De agrarische coöperatie vormt de ruggegraat van alle recente en toekomstige hervormingsplannen. En die hervormingsplannen zijn van verstrekkende aard. Nog voor het aflopen van de termijn van het Eerste Vijfjarenplan (1953-1957) kondigde Mao Tse-toeng in januari 1956 een Ontwerp Twaalfjarenplan voor Agrarische Hervorming aan. Dit ontwerp is inmiddels uitgewerkt en aanvaard als Twaalfjarenplan voor Agrarische | |
[pagina 411]
| |
Ontwikkeling (1956-1967). Het Twaalfjarenplan zal naast de Vijfjarenplannen moeten worden uitgevoerd, als aanvulling en afronding daarvan. De financiering zal grotendeels uit locale fondsen, leningen en eigen middelen worden gevoerd. Het centrale doel van het Twaalfjarenplan is de verhoging van de algemene welvaart van de boerenbevolking. Om dit te bereiken worden drie groepen van, onderling samenhangende, maatregelen en voorzieningen getroffen: a. Maatregelen ter verhoging van de agrarische produktie: Verbetering en modernisering van de landbouwmethoden, toenemende mechanisatie, nieuwe landaanwinning op grote schaal, uitvoering van waterwerken en bevloeiingen, systematische herbebossing, intensieve agrarische research, bestrijding van allerlei plagen en plantenziekten, verbetering en uitbreiding van de veestapel, enz. b. Maatregelen ter industrialisatie van het platteland: Vestiging op grote schaal van locale industrieën, voornamelijk ter ondersteuning van de landbouw (vervaardiging van landbouwwerktuigen en -machines, kunstmestfabrieken, vervaardiging van huishoudelijke artikelen, fabrieken voor de verwerking van landbouwprodukten: suikerraffinaderijen, meelfabrieken, rijstpellerijen, olieslagerijen, brouwerijen, conservenfabrieken), maar ook ter verhoging van de inkomsten van de landbouw-coöperaties; verder elektrificatie van het platteland, aanleg van mijnen voor de snellere ontginning van locale bodemrijkdommen, enz. c. Maatregelen ter verbetering van de hele levenswijze van de boeren: Sanitaire en medische verzorging, massaal onderwijs, speciale technische scholen, boerenfaculteiten en -universiteiten; nauwer contact tussen intellectuelen, kunstenaars, boeren en arbeiders, uitbreiding van de recreatie-mogelijkheden op het platteland, verhoging van het algemene culturele peil onder de boeren, enz. Dit is een gigantisch project. Nu, zomer 1958, is de uitvoering in volle gang. De eerste trotse resultaten worden wereldkundig gemaakt. En deze resultaten zijn werkelijk verbijsterend. Door de gepubliceerde cijfers zorgvuldig te schiften, te rangschikken en te vergelijken met grootheden die ons beter vertrouwd zijn, door ze om te rekenen in Hollandse afmetingen, krijgen we een indruk van de reusachtige omvang van de prestaties. Doordat ons opgaven uit verschillende bronnen, getallen uit verschillende perioden en over verschillende provincies bekend zijn, is het mogelijk ze onderling te controleren. De omrekening van mou's en acres in hectaren, van katties en pikoels in | |
[pagina 412]
| |
kilogrammen en tonnen, geeft verrassend goede overeenkomsten, die de betrouwbaarheid van de cijfers verhogen. Daarbij valt het soms op dat de opgaven van officiële Chinese publikaties hier en daar bescheidener zijn dan die van buitenlandse waarnemers en Chinese correspondenten van enige westerse bladen. Juist omdat de getallen goed overeenstemmen wordt het raadsel voor ons groter. Deze getallen zijn namelijk zo groot dat we ze ons moeilijk kunnen voorstellen. Wanneer het waar is dat de miljoenenmassa van de Chinese boeren in de tijd van enkele maanden dergelijke ongelooflijke prestaties heeft geleverd - en we hebben geen reden om hieraan te twijfelen - dan staan we voor het raadsel van de wijze waarop dit geschied moet zijn. De Chinese boeren zijn bezig een nieuw wereldwonder te verrichten. Zodra deze neiging tot kritiek in ons gewekt is gaan we speuren naar verklaringen, struikelen we over vele kleine, schijnbaar los van elkaar staande berichten, waar we anders argeloos aan voorbij zouden zijn gegaan. En dan rijst in ons een vermoeden van de gigantische worsteling die bezig is in China te gebeuren, tragedie en victorie, zelfopoffering en zelfvertrouwen, geforceerde inspanning en opgezweept enthousiasme, in die toestand van uiterste mobilisatie, waarin vrijwilligheid en dwang ongemerkt in elkaar overgaan. Herbebossing is één van de middelen om de waterhuishouding van de bodem te verbeteren. Eeuwenlange ontbossing heeft grote gebieden tot een woestenij gemaakt. De waterstand in de rivieren is zeer onregelmatig geworden. Herhaaldelijke overstromingen worden afgewisseld met lange perioden van droogte. Het slib van de Gele Rivier heeft de bedding in de loop der eeuwen zo veel opgehoogd dat deze bedding op sommige plaatsen meer dan 12 meter hoger ligt dan het omringende land. Door dammen en reservoirs aan te leggen en door herbebossing op grote schaal tracht men de watertoevloed te reguleren. Herbebossing is echter alleen maar mogelijk wanneer de hele bevolking het nut ervan in een verdere toekomst inziet. De agrarische omvorming in China is een project van lange adem. En alleen in het kader van zo'n plan op voldoende lange termijn kan de herbebossing worden aangepakt. In de periode 1953-1957 werd door herbebossing een areaal van bijna 170 miljoen mou, d.i. 11,3 miljoen ha. of ruim 3½ maal het totale oppervlak van Nederland, toegevoegd, en door herbeplanting bestaande bossen over 3,7 miljoen mou verjongd.Ga naar eind2 Het Twaalfjaren- | |
[pagina 413]
| |
plan beoogt het bestaande bosareaal van 100 miljoen ha. in 1967 te hebben verdubbeld tot 200 miljoen ha. Hoe snel dit plan wordt aangepakt blijkt uit een bericht van begin juni 1958 over de opvoering van het tempo van de herbebossing. Alleen al in de vier maanden januari-april 1958 werd een totaal van 290 miljoen mou, of 19,3 miljoen ha. of 6 maal het oppervlak van Nederland, met bos beplant.Ga naar eind3 Met deze vaart zal het herbebossingsplan lang voor 1967 zijn voltooid. Nog veel indrukwekkender zijn de cijfers voor landontginning en irrigatie. Eind 1957 is op grote schaal het graven van kanalen, het aanleggen van dijken, het bouwen van stuwdammen en waterreservoirs ingezet. Het Engelse blad Eastern World berichtte in juni 1958 dat in de maanden van eind oktober 1957 tot eind maart 1958 meer dan 45 miljoen acres, d.i. 18,2 miljoen ha. nieuw land bevloeibaar is gemaakt, bijna 6 maal het totale oppervlak van Nederland, waardoor het totale oppervlak bevloeid land is gebracht op 132 miljoen acres of 53 miljoen ha. Het bevloeide areaal neemt nog gestadig toe met een half miljoen acres of 0,2 miljoen ha. per dag, dat is bijna 4 maal het oppervlak van de Noordoostpolder!Ga naar eind4 De Chinese bronnen geven de volgende getallen: In de 8 maanden oktober 1957-mei 1958 399 miljoen mou of 26,6 miljoen ha. - meer dan 8 maal Nederland of bijna 500 maal de Noordoostpolder - nieuw land bevloeibaar gemaakt. Voor de maand mei 1958 alleen bedroeg dit 46 miljoen mou, of 3,1 miljoen ha. Het totale bevloeide areaal bedroeg op 30 april 1958 865,48 miljoen mou of 57,7 miljoen ha.Ga naar eind5 Letten we op de verschillende einddata dan vinden we een redelijke overeenstemming in de opgegeven cijfers. Om deze onvoorstelbare cijfers enigszins aanschouwelijk te maken wordt ons nog voorgerekend dat alleen al in de provincie Anhwei, waar de beruchte Hwai-rivier elk jaar voor catastrofale overstromingen zorgde, de boeren in 5 maanden tijds 3830 miljoen kubieke yards aarde hebben uitgegraven, 16 maal zoveel als nodig was om in 10 jaar het Panamakanaal uit te graven.Ga naar eind6 en dat de boeren in heel China in de 6 maanden tot medio april 1958 25 miljard m3 aarde en stenen hebben gegraven, voldoende om een dijk van 1 m hoog en 1 m breed meer dan 500 maal om de evenaar te bouwen of om een straat van 1 m dik en 66 m breed aan te leggen van de aarde naar de maan.Ga naar eind7 Bij het lezen van deze vergelijkingen bekruipt ons onwillekeurig een gevoel van verbijstering. Hoe zijn deze prestaties mogelijk geweest? Het gaat hier om een mobilisatie van de grote massa's. Verzekerd wordt dat het werk aan de duizenden kleinere irrigatie-projecten | |
[pagina 414]
| |
geschiedt op vrijwillige basis.Ga naar eind8 In tegenstelling tot de grote projecten in het kader van het Tweede Vijfjarenplan (1958-1962), het Hoangho-project en het Yangtsekiang-project, zijn de duizenden kanalen, dammen, reservoirs die aangelegd worden door de boeren zelf maar van locaal belang, ontworpen en uitgevoerd binnen het verband van de agrarische coöperaties. Deze coöperaties worden door de communistische kaders volkomen beheerst. De ‘vrijwilligheid’ wordt stelselmatig aangewakkerd. En om een lichtend voorbeeld te geven gaan zelfs de hoogste autoriteiten vrijwillig graven. Daarvoor is een nationaal project uitgezocht: een nieuw irrigatiereservoir bij de graven van de Mingkeizers nabij Peking. Op 25 mei lieten Mao Tse-toeng, Chou En-lai, Chu-Teh, Teng Hsiao-ping, Lioe Shao-chi en al de leden van het Centrale Comité van de Chinese communistische partij zich in vijf bussen - gewone bussen waarmee arbeiders vervoerd worden - brengen naar het terrein van de Ming-graven om daar gedurende enige uren te graven en aarde te sjouwen onder het geklik van tientallen fotografen.Ga naar eind9 Gedurende de maanden april en mei leverden op hetzelfde terrein ook de ambassadeurs, diplomaten en hun vrouwen van de ambassades van de bevriende landen dezelfde prestatie.Ga naar eind10 De Pekingse dagbladen publiceerden regelmatig staaltjes en voorbeelden van vrijwillige ijver. Anecdotes van verliefde paartjes, die afspraken voor een vrij weekeind afzeggen om verbaasd elkaar te ontmoeten bij de ‘vrijwillige’ graverij.Ga naar eind11 Een verhaal van een oude grootmoeder die zoveel gelezen heeft over de nationale inspanning en niet achter wil blijven.Ga naar eind12 Dat ook vrouwen aan al het ‘vrijwillige’ graaf- en sjouwwerk deelnemen ligt voor de hand.Ga naar eind13 Het is een ereplicht geworden voor studenten, ambtenaren en partijleden om te helpen aan de oogst en enige maanden te werken op het land. Het blad Evergreen dat gratis verstuurd wordt aan enige jongeren- en studentenorganisaties in het buitenland wemelt van verhalen over studenten die de schoonheid van hun vaderland hebben ontdekt in het rechtstreekse contact met de ruwe aarde en de mest. Een trotse foto toont een glimlachende meisjesstudente bezig zware stenen te sjouwen bij een irrigatieproject.Ga naar eind14 Op 1 juli werd de voltooiing van het trotse werk gevierd. Een dam, een waterreservoir en een krachtstation gebouwd in 5 maanden.Ga naar eind14a. Dat ook kinderen meedoen aan het bestrijden van de ‘vier plagen’ (muggen, vliegen, ratten en graanetende vogels) en aan de herbebossing is bekend.Ga naar eind15 Hele wedstrijden tussen scholen worden hiervoor gehouden. De kinderrubrieken van de Chinese kranten staan vol ver- | |
[pagina 415]
| |
halen hierover. Zozeer zijn de kindergedachten hiervan vervuld dat het thema ook zelfs in kindertekeningen opduikt, hetgeen te zien is in Peking op de tentoonstelling van kindertekeningen in juni jl., naast tekeningen over de dierentuin, kinderspelen en de spoetniks.Ga naar eind16 Maar verreweg het meest onthullend is het verhaaltje van Kai-ming en zijn vriendjes in de kinderrubriek van China Reconstructs over het meehelpen aan het grote mensenwerk van graven en sjouwen aan de irrigatiewerken.Ga naar eind17 Kinderen over de gehele wereld spelen graag met zand. Waarom zouden Chinese kindertjes dat niet doen ter verhoging van de glorie van het vaderland? De tekening van Ku Pu bij het verhaaltje is tegelijk aandoenlijk en verbijsterend. Heel China, tot zelfs de hope des vaderlands, graaft en sjouwt aan de toekomst in het kader van het Twaalfjarenplan voor Agrarische Ontwikkeling. De glorie van de stoere Chinese boeren moet worden bezongen en worden vastgelegd voor het nageslacht. De boeren hebben de voortdurende aandacht van Mao Tse-toeng persoonlijk. Tijdens de 1 meidemonstraties op het plein voor de Poort van de Hemelse Vrede was de plaats van de president op de eretribune opvallend leeg. Hij was op toernee onder de boeren van Zuid-China. De boeren hebben zijn speciale zorg. Hij was het ook die studenten, intellectuelen en kunstenaars aanspoorde een leertijd op het land door te brengen. Vele romans, opera's, films verschijnen de laatste tijd over het leven en werken op het land. Een schrijver als Chao Shu-li, die geheel leeft in en voor de agrarische coöperatie, staat op het toppunt van zijn populariteit.Ga naar eind18 De kunstenaars die dat niet kunnen doen brengen minstens een bliksembezoek aan het land ‘om bloemen te bekijken’. 23 bekende schrijvers en schilders, onder leiding van Kuo Mo-jo, dichter, historicus, archeoloog, voorzitter van de Academia Sinica, brachten een bezoek van twee weken aan de provincie Kalgan, schreven gedichten en maakten schilderijen over het werk aan de irrigatieverbetering.Ga naar eind19 Met deze nationale inspanning wordt de agrarische produktie aanzienlijk opgevoerd. De bevloeiing in de provincie Anhwei bijv. maakt het mogelijk twee oogsten per jaar te halen, tarwe in het droge, rijst in het natte seizoen, waardoor men de opbrengst van 2250 kg per ha. hoopt op te voeren tot 4000 à 6600 kg per ha. per jaar.Ga naar eind20 Een modelboerderij in Honan haalde zelfs een opbrengst van 26450 kg tarwe per ha. De totale produktie aan voedingsgranen is geleidelijk gestegen van 108 miljoen ton in 1949 tot 185 miljoen ton in 1957, hetgeen neerkomt op 834 gram per inwoner per dag tegenover nog geen 300 gram | |
[pagina 416]
| |
per inwoner per dag in India. In het begin van 1958 sprak men de verwachting uit dat de opbrengst aan voedingsgranen in 1958 11 miljoen ton hoger zal liggen. De zomeroogst van 1958 alleen al heeft een stijging van 10 miljoen ton gegeven, zodat de totale oogst van 1958 zeker meer dan de verwachte 196 miljoen ton zal bedragen.Ga naar eind21 De verhoging van de jaaropbrengst tot 340 miljoen ton oorspronkelijk uitgestippeld voor 1967, aan het eind van het Twaalfjarenplan, hoopt men zo veel eerder te bereiken. Om de inspanning nog meer aan te moedigen is aangekondigd dat de agrarische belasting niet zal worden verhoogd maar op hetzelfde absolute peil van 1957 zal worden gehandhaafd over de komende 5 jaar, zodat de belasting naar verwacht wordt van 11,3% van de opbrengst in 1957 zal terug vallen tot 7% in 1962Ga naar eind22. Hoewel hiermee de voedselsituatie bevredigend is opgelost, zal door de stijging van de agrarische produktie alleen de welvaart van de boeren, gezien hun grote armoede op het moment, nog onvoldoende zijn opgevoerd. Daar is meer voor nodig. Vandaar ook dat het Twaalfjarenplan voorziet in een grootscheepse industrialisatie van het platteland. Bij tienduizenden springen de kleine en middelgrote locale industrieën momenteel uit de grond op. In Kansu werden in 8 weken 1300 fabriekjes en mijnen opgericht; in de provincie Yunnan in april 54 per dag!Ga naar eind23 Kleine ijzergieterijen, machinewerkplaatsen, reparatie-ateliers voor landbouwmachines en -werktuigen. Kunstmestfabrieken, fabrieken voor de verwerking van landbouwprodukten, primitieve krachtinstallaties, gedeeltelijk voor de elektrificatie, gedeeltelijk voor het aandrijven van bevloeiingsinstallaties, verrijzen in even verbluffende cijfers en verbluffend tempo als waarmee de landontginning is aangepakt. Met moeite heeft men in het Eerste Vijfjarenplan de jaarlijkse produktie van ruw ijzer van 4 miljoen op 6 miljoen ton gebracht. Door de ijzerproduktie nu ook in de provincies te beginnen en in de loop van 12 maanden meer dan 10.000 middelgrote en kleine ijzergieterijen op te richten hoopt men in één slag de jaarproduktie aan ruw ijzer met 20 miljoen ton te verhogen.Ga naar eind24 Dit is één van de voorbeelden ter illustratie van de wijze waarop er gewerkt wordt. De leuze Groot-Brittannië in industriële produktie in te halen en voorbij te streven wordt hiermee zichtbare werkelijkheid. De draagwijdte van deze ontwikkeling voor Azië en voor de gehele wereld valt nog niet te overzien. De kleine en middelgrote locale industrieën hebben het voordeel boven de zware basisindustrieën dat ze veel sneller kunnen worden | |
[pagina 417]
| |
opgebouwd, veel primitiever kunnen werken, en door hun geringere mechanisatie aan zeer vele mensen werkgelegenheid kunnen verschaffen (hierdoor wordt de trek van het platteland naar de steden gestuit en het evenwicht tussen stad en platteland hersteld), terwijl miljoenen nieuwe arbeiders en technici de nodige ervaring en kundigheid kunnen opdoen voor de latere fasen wanneer de nu begonnen industrieën zullen moeten worden gemoderniseerd, geconsolideerd en uitgebouwd. De investeringen nodig voor de veel primitievere locale industrieën zijn veel lager dan die voor de zware nationale industrieën. In een hoofdartikel in het officiële Volksdagblad (Ren-min-Re-pao) van 12 mei 1958 wordt het plan geopperd om in elk district waar ijzer en steenkool in de bodem aanwezig zijn, combinaties op te richten van tenminste een kolenmijn, een gasfabriek, een kunstmestfabriek, een ijzergieterij, een cementfabriek, een krachtinstallatie en een reparatiewerkplaats voor landbouwwerktuigen. Zo'n complex van locale bedrijven zou in 5 jaar kunnen worden opgebouwd met een totaal investering van ongeveer 12 miljoen yuan (ca. 20 miljoen gulden). Van de meer dan 2000 agrarische districten worden er 1000 hiervoor geschikt geacht.Ga naar eind25 De financiering zou hoofdzakelijk uit locale fondsen en krediet-coöperaties moeten geschieden. Van 1959 af worden ook de provinciale besturen gemachtigd obligatieleningen uit te schrijven, een voorrecht tot in 1958 alleen aan de Centrale Regering voorbehouden.Ga naar eind26 De vestiging van locale industrieën zal niet alleen de mechanisatie van de landbouw bevorderen en de totale industriële produktie snel opvoeren, ze zal ook extra inkomens verschaffen aan de boeren en de agrarische coöperaties. De verhouding tussen de inkomens in de steden en op het platteland wordt hiermee rechtgetrokken. Verwacht wordt dat binnen vijf jaar de boeren zelfs 1½ à 2 maal zoveel aan de locale industrieën zullen verdienen als aan de eigenlijke landbouw. Dit alles, binnen het kader van het Twaalfjarenplan voor de Agrarische Ontwikkeling, vormt een onderdeel van de Technische Revolutie. Deze Technische Revolutie moet China omvormen tot een moderne grote mogendheid. De plannen zijn wel zeer ambitieus, vooral als men bedenkt hoe achterlijk in vele opzichten het land nog is. Het hoofdartikel van 3 juni in het Volksdagblad (Ren-min-Re-pao) uit Peking maakt van deze achterlijkheid geen geheim. China produceerde in 1957 minder staal dan België, minder elektriciteit dan Noorwegen, minder rijst per oppervlak dan Italië, minder katoen per oppervlak dan Peru. | |
[pagina 418]
| |
En dat voor een land met de grootste bevolking ter wereld. Maar de technische revolutie wordt met zeer grote voortvarendheid ter hand genomen. Om die technische revolutie mogelijk te maken is een grondige en snelle verbetering van het onderwijs noodzakelijk. Ook dit onderdeel is in het Twaalfjarenplan vervat. Ook hier dezelfde enorme vaart, dezelfde verbijsterende getallen. In de provincie Kiangsu bijv. werden in 20 dagen 5668 plattelandsscholen opgericht met een leerlingental van 282.500.Ga naar eind27 In 156 van de 2000 agrarische districten is het analfabetisme overwonnen. In 1070 districten gaat meer dan 90% van de kinderen naar school. In 7 provincies: Kiangsu, Chekiang, Honan, Hunan, Fukiën, Kiangsi en Heilungkiang is de leerplicht ingevoerd. In Heilungkiang alleen werden in enkele maanden tijds 134000 scholen opgericht, waaronder middelbare scholen en technische scholen, met meer dan een miljoen nieuwe leerlingen.Ga naar eind28 Speciale cursussen op universitair niveau worden georganiseerd om boeren de nodige gespecialiseerde kennis bij te brengen en voor wetenschappelijk researchwerk voor te bereiden. Nog is het percentage studenten uit boeren- en arbeiderskringen laag: 20,46% in 1952-'53, 36,42% in 1957-'58.Ga naar eind29 Maar met de ‘grote sprong voorwaarts’ komt ook in dit opzicht snel verandering. Op 1 mei 1958 werd in het Yenpien-district in de provincie Kirin de eerste boeren-universiteit opgericht.Ga naar eind30 In april-juni 1958 zijn in 16 provincies en steden 130 nieuwe instituten voor hoger onderwijs opgericht.Ga naar eind31 Ook deze getallen zijn geheel in stijl met de vorige Ze laten zien hoe massaal ook de ‘culturele revolutie’ wordt aangepakt. Dat dit massale onderwijs gaat neigen naar massale indoctrinatie en ideologische beïnvloeding behoeft geen verbazing te wekken. Onder de massa-regie van de communistische plannenmakers kan het moeilijk anders. Alle verzet wordt stelselmatig gebroken in scholen en discussiegroepen voor het instampen van de nieuwe ideologie, de ideologie van de vooruitgang.Ga naar eind32 Kaders die geschoold zijn in het hanteren van de marxistisch-leninistische theorie worden opgeleid. Groepen krijgen opdrachten om een bepaald kwantum artikelen over theorie en praktijk binnen een bepaalde termijn te schrijven. Theoretische tijdschriften worden uit de grond gestampt.Ga naar eind33 Ook hierin wordt de produktieverhoging centraal gestimuleerd. Sinds 1 juni verscheen een officieel halfmaandelijks theoretisch orgaan De Rode Vlag, met een oplaag van meer dan 7½ miljoen. Alles moet even massaal gaan. Maar ook even | |
[pagina 419]
| |
uniform. Afwijkingen worden niet getolereerd. In 1956-'57 is verwoed gestreden tegen ‘rechtse afwijkingen’, vooral onder de intellectuelen en kunstenaars. De afkondiging van de leus: ‘Laat honderd bloemen bloeien’ in 1956, die een meer tolerante houding deden vermoedenGa naar eind34, verwekte naar het inzicht van de partijleiding te veel chaos. Bekende schrijvers als Tingling en Chen Chi-hsia werden in het openbaar ontluisterd. Een striktere inachtname van de ‘partijlijn’ werd ‘aanbevolen’. ‘Alleen door zich nauwkeurig te houden aan de ideeën van de Partij kan een kunstenaar tot grote prestaties komen. Los van de Partij betekent hij niets en presteert hij niets,’ schrijft een partijwoordvoerder.Ga naar eind35 De felle bestrijding van het ‘revisionisme’ en van ‘rechtse afwijkingen’ leidt tot een starre, intolerante houding. Diezelfde felheid bespeuren we ook in de volstrekte afwijzing van het ‘revisionisme’ van de Communistische Liga van Zuid-Slavië. Sinds de herdenking van de 140e geboortedag van Karl Marx op 5 mei 1958 zijn er talloze redevoeringen, artikelen en beschouwingen met afwijzende kritiek op Tito geleverd. Het uitvoerigst is wel het artikel van de partij-theoreticus Chen Po-ta in het openingsnummer van het nieuwe blad De Rode Vlag. Duidelijk blijkt hieruit de verontwaardiging over de houding van Zuid-Slavië tegenover de hulp uit Amerika. Het is duidelijk dat de Chinezen zich gekwetst voelen. Juist omdat China in al zijn buitenlandse betrekkingen, maar vooral in zijn handelsbetrekkingen, de vijandigheid van de Verenigde Staten ondervindt, kan het moeilijk verkroppen dat de Sowjet-Unie Zuid-Slavië vriendschappelijk zou blijven bejegenen. China's handel met de niet-communistische landen blijft beneden de verwachtingen, voornamelijk tengevolge van het Amerikaanse handelsembargo.Ga naar eind36 Pogingen om dit embargo te doorbreken zijn mislukt. In november-december 1957 maakte een delegatie van de Chinese Volksbank een toernee door Uruguay, Argentinië en Chili - vóór het geruchtmakende bezoek van vice-president Nixon - maar kon ondanks de zeer welwillende houding weinig bereiken.Ga naar eind37 De handelsbetrekkingen met Japan zijn door Amerikaanse druk op premier Kisji afgebroken. De grote exporttentoonstelling van 15 april tot 15 mei 1958 in Kanton gehouden - tegenover het handelscentrum Hongkong, waar eind juni relletjes zijn voorgevallen over een vlaggen-kwestie - bleek geen groot succes. De tentoonstelling werd ‘druk’ bezocht door 2200 handelsagenten uit meer dan 40 landen. Transacties | |
[pagina 420]
| |
zijn afgesloten tot een bedrag van 680 miljoen gulden.Ga naar eind38 Voor China is dit een druppel op een gloeiende plaat. Het is duidelijk dat China op zichzelf is aangewezen. Zelfs uit de Oosteuropese landen ontvangt het totaal ontoereikende hoeveelheden machines en chemicaliën, nodig om zijn landbouw te moderniseren en te mechaniseren. In het produktieplan voor 1958 zijn enkele wijzigingen aangebracht als gevolg van de moeilijke handelssituatie. Het meest opvallend is de verhoging met bijna 500% van het produktiecijfer van irigatiemachines en met 122% van het cijfer voor machine-gereedschappen.Ga naar eind39 In Peking is een permanente tentoonsteling van de nieuwste uitvindingen op het gebied van - vooral primitieve en makkelijk zelf te vervaardigen - landbouwwerktuigen.Ga naar eind40 China's opbouw tot een moderne wereldmacht gaat geforceerd en ten koste van een reusachtige inspanning. De prestaties zijn spectaculair. Wanneer de massa van Chinese boeren eenmaal kan worden gemobiliseerd dan kan men volgens een Chinees spreekwoord ‘bergen verzetten en oceanen droog leggen.’ China's boeren zijn bezig een wereldwonder te verrichten. Wonderen van die omvang kan men alleen opbrengen onder strenge druk. De Chinese Muur werd beschouwd als een wereldwonder. Dit wereldwonder werd begonnen onder de dictatuur van de Eerste Gele Keizer in de 3e eeuw voor Christus. De tijden zijn iets veranderd. Het nieuwe Chinese wereldwonder komt tot stand onder de ‘dictatuur van het proletariaat’. |
|