| |
| |
| |
Pierre Kemp
Reus onbekend
Ik heb mijn dagen van selderij
en ook mijn dagen van rozen.
Maar soms wordt de reuk van de prei
Ik denk dan weer aan mijn sprookjestijd
en snuif als de lange neuzen,
mensenvlees ruikend al van wijd,
Reus Onbekend, ik heb toch niets gedaan!
Waarom moet ik straks sterven gaan?
| |
Toen werd ik maar ziel
Die extra-suizelende zangerij
van het voorjaar komt al naderbij.
Ik hoef niet meer te blijven lopen
en niets meer te bieden of te kopen
op geen enkel lokkend gebaar.
Al werden de lantaarnen nog kousen
mijn lichaam kreeg al lang adieu
en toen werd ik maar ziel.
Zo'n ziel van op de Louteringsberg
| |
| |
| |
Discofiel
Bij de bevruchting heeft zijn moeder een trompet gehoord
Hoe ook, wat klonk dat ruim en ongesmoord
Zijn liefste speelgoed werd een trompet
en wat hij blies maakte de vogels jaloers.
Zijn moeder heeft daar vaker op gelet,
het klonk zo aandoenlijk-boers.
Nog nu wordt hij bedwelmd, als hij het scheuren
van het koper der fanfares hoort
en voelt hij zich door dit gebeuren
tot platen-aankoop weer aangespoord.
| |
Op het gezicht of op de reuk?
Als ik maar handel volgens mijn mond,
is het overal liefst stil.
Tussen de zonnegeelte en de groene grond
drijft dit tot blauwe wil:
zo niets te zijn met nauwlijks nog een hart
Maar zie ik een klaproos met haar zwart
innerlijkste wuiven naar het licht,
tel ik mijn schreden als een voorspel voeten
en ruik ik aan haar doosje tot ik dicht.
| |
| |
| |
Mijn doodsvijand: de sneeuw
Met de lucifers van hun geraamte
onder de cape van hun veren
dansen de vogels honger vandaag.
Ik zie de sporen van hun pootjes
door de sneeuwkristallen scheren
en ik haat die witte laag.
Ik treur met die kleine lotgenoten
om deze tekens van hun choregrafie.
De sneeuw heb ik al vaker doodgeschoten,
gelijk een dichter van de zon dit moet,
die ploert heeft maar water voor bloed.
| |
Rokende nul
Wat moet vandaag uit mijn piano naar boven?
Vuurpijlen of populieren?
Nu er op aarde niet zoveel is te loven,
de tonen laten zwiepen of tieren?
Zijn ze niet graag in de lucht
om te vallen uit de vingers
van een dichter, eerst in separate vlucht
en dan in ruisende slingers?
Vingers moeten aan tonen nooit vragen,
hoe ze willen jubelen of klagen.
De Nul van Majesteit der miljoenen jaren
zuigt toch maar blauwe rook uit Orion-sigaren.
| |
| |
| |
Onbevriend hout
Op het dak van de gelakte car
spiegelen zich verwrongen de bomen.
Mijn droom wordt hier haast al te waar,
zo ben ik ze tegengekomen.
Vannacht, tussen twee diversen door,
trok ik langs een verwoest stuk land,
waarvan ik de storm in het bos nog hoor
en de bomen weigerden mijn hand.
Het hout, waarmee ik zo ben bevriend,
was hier niet meer van mij gediend.
| |
Schimmen
Overal drijf ik door heen.
zonder lichamen en zie alleen
de bewegingen van de kleren,
Zij wandelen en chaufferen,
doen wat ieder lichaam doet
met beenderen en vlees, door bloed
Maar voor dit incomplete leven
vergaan de letters van mijn moed,
| |
| |
| |
Ontmoeting met de slaap van een andere
Daar moet ik toch glimlachen om die slaap,
bewerend, dat hij van mij is,
hij, vreemdeling, die niet van mijn klei is,
al lijkt zijn haar op dat van mijn knaap.
Gelukkig is er nog de wind om in te wandelen.
Slaap van een andere, al ben ik erg aan slaap gehecht,
jíj bent verkeerd! Jíj bent voor mij niet echt!
| |
Dit type uren
behoef ik mij niet meer te vervelen.
in de mannelijke en de vrouwelijke pruiken,
die op de straten en de pleinen spelen
en naar het spel gaan ruiken.
en kan er nauw meer vandaan.
Niet onder alle haren bloeien rozen.
Onder de meeste zwellen tijdelozen.
Zij willen niet lang duren,
maar daarom is het ook weer dit type uren.
| |
| |
| |
Eisende nul
Ik schiet maar cijfers in het firmament.
Als vlinders en bloemen van gouden draad
komen ze aan. Alleen de Nul doet ongewend,
hoewel ik haar zeker niet haat.
Maar Nul wil meer zijn dan een sterrenbeeld.
Ze eist voor zich het firmament-totaal,
waar alles caroussel mag spelen, al verveelt
mij dat soms meer, dan een misplaatst koraal.
| |
Als ik nog leven wil!
's Avonds hangt de boom der dingen
van de dag vol prentjes goud-,
rood- of zwartgerand te zingen:
Maar dan komt mijn stem gedreven
door dat ruisende papier:
Als ik wíl, kan ik nog leven
Welken gaan de veelgekleurde
blaren en de boom wordt stil,
tot ik sus hem om 't gebeurde
met: Als ik nog leven wil!
|
|