De Nieuwe Stem. Jaargang 13(1958)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 360] [p. 360] A.J. Govers Eersteling zij ligt al uren te zwoegen op een hoge harde slee het komt eruitgegleden als een briefkaart uit de automaat en dan ligt het daar met ogen nietszeggend en bezweet als een overjarig konijn ogen die na weken nog verdwaasd opengaan maar een mond die alle beelden kent: de tamme vrijgezel de kruidenier die met een tuitlipje rozijntjes afweegt de nerveus opgetrokken kaak van het renpaard voor de start de neusvleugels wijd de bittere pruilmond van de ouderwordende vrouw moeilijk berustend de zelfgenoegzaamheid van de vrouwenjager hooghartig en eenzaam en de schreeuw die ons wekt en onze spieren spant wat is er? weifelt de moeder wil je weer van mij? schreeuw maar kind ons erbarmen staat al maanden op het vuur het heeft zich al om jou bekreund toen jij nog zwom met kieuwen van onmacht [pagina 361] [p. 361] nu neem je alles om je heen je kreten zijn eigenmachtig wreed en verslinden stilte met een keel van trots onachtzaam beleg op je zeer naasten of zij werken of minnen of kunst eten keel die de wereld zwelgt zonder onderscheid jij schreeuwt en je moeder knoopt voor de eerste man haastig haar blouse los Vorige Volgende