De Nieuwe Stem. Jaargang 13(1958)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 257] [p. 257] M. Mok De dagen Doden staan in mijn dagen overend, miljoenen in het grote lichtbassin waarin ik hunkerend mijn lichaam wend, opdat ik éen moment van leegte ken, een wereld tot de diepste grond vernield, zonder een boomtak of een schaduwveeg waartoe een arm, een oog zich heeft ontzield een dag witter dan wit, leger dan leeg. Maar steeds wanneer de morgen opengaat en ik het licht met nieuwe ogen zoek, grijpt mij de kou van een versteend gelaat, zwijgt er een stem in elke kamerhoek, zijn alle vensters, alle verten met verlorenen bezet en sta ik stil voor weer een dag die geen verleden redt en het wanhopig achterhalen wil. [pagina 258] [p. 258] Vuurmerken Vuurmerken in het hoofd van een die niet de avond prijst zonder het donker tot staan te brengen in zijn stem. De ruimte geeft onmiddellijk gehoor aan wie alleen de moed der wanhoop uit zijn verleden heeft gered. Doden verdunnen ieder woord tot huiveren. Hij kan niet meer zijn mond bewegen of de lucht wordt tot een golf van bloed. Vuurmerken blijven in zijn ogen staan, wanneer hij op de grond der duisternis de onbewoondheid van het licht ervaart. [pagina 259] [p. 259] Resonans Doden - ik moet hen naroepen, ik moet hun zwijgen overstelpen met de kracht die ik nog uit mijn lichaam los kan stoten; de marteling van hun afwezigheid aanscherpen tot een hemelhoge kreet die van de einder weerkeert naar mijn mond. En dan, de nacht gevallen, met die resonans binnen mijn huid de wegen lopen van mijn vernietigde gedachten. Misschien bloedt er geen napijn in mij door als ik de adem van de omgebrachten windstil in mij vervagen hoor. [pagina 260] [p. 260] Het wordt kouder Iedereen blijft het aanzien: de koele glimlach van de dag, de mensen in hun lichaam. Niemand slaat zijn handen voor zijn ogen en kreunt zijn pijn kapot omdat daar het gebeente der onschuldigen nog altijd blootligt. Geen schepsel houdt van angst zijn voetstap in omdat zijn oren klinken van het verwaaid geschreeuw der monden overal in de atmosfeer. Dagelijks scheurt de zon het donker open. Dagelijks verbloeit een wereld. Het wordt kouder in de tijd. De lijken zamelen te veel niet meer te redden stilte. Elke seconde storten doden tussen de doden neer. En alle levenden bewegen verder, handen en voeten hoog boven de dood, verloren in hun lichaamswarmte. Vorige Volgende