| |
| |
| |
J.B. Charles
Lissy en het Bruinboek
De cineast plakt historisch van elkander verwijderde opnamen bijeen om er zijn film van te maken. Waarom zou ik het historisch verloop van mijn reizen niet uit elkaar knippen, als mij dat goed dunkt, om er beter het verhaal van te maken dat ik vertellen wil? De vorige keer meende ik de draad van mijn bericht een ogenblik te moeten verbreken met dat Kantorowicz-intermezzo. Ik meende, dat dit de duidelijkheid van wat ik van plan was mede te delen ten goede zou komen. En terwijl ik mijn aantekeningen rangschik om nu weer terug te gaan naar Berlijn 1955-1956, bedenk ik, dat het februari 1958 is en dat ik daarom beter eerst naar het Berlijn van 1957 en dan naar Leipzig over kan stappen. De zaak is, dat het deze maand vijfentwintig jaar geleden is, dat het vuursignaal voor Hitlers Machtsübernahme en dus voor de hele nachtmerrie die daarop volgde werd gegeven: de nationaal-socialisten staken hun rijksdaggebouw in brand. Dit fanaal schijnt op zichzelf niet direct iets met Lissy te maken te hebben, maar let maar op.
‘Lissy’ is een Defa- film, die ik op een hete avond in 1957 in Berlijn zie. De bioscoop is ergens in noord, want de film is al uitgespeeld in het centrum. Ik ben een half uur te vroeg en loop een straatje om. Niet meer dan 50 meter verder kom ik door een straat waar de sectorenscheiding in de lengte doorloopt. Zij loopt zelfs over het trottoir aan mijn kant, wat betekent dat de lantaarns en de aanplakzuilen, die ik met mijn rechterschouder aan kan raken, al westers, maar de huizen waar ik voor loop te slenteren nog DDR zijn.
Overigens verschillen de huizen aan beide kanten weinig; tot op een plaats, waar aan de overkant een heel nieuw, aangenaam modern blok gebouwd is. Ik neem aan dat dit prachtige moderne woonblok een permanente uitdaging is voor mijn kant van de straat.
Ik moet weer links afslaan en ben weer helemaal in de echte oude volksbuurt. Die er voor de oorlog overigens heel anders uitgezien heeft.
De oude woonkazernes waren allemaal om een binnenplaats heen gebouwd. Als de bombardementen de voorkanten er afgeslagen hebben, wat dikwijls het geval is, staat een achterkant helemaal in het licht. Men heeft de indruk dat men nòg zien kan hoe bevreemd zij in
| |
| |
het licht kwamen. Even dikwijls is er een achterkant of een zijkant weggeslagen. De man waarmee ik rondwandel heeft vroeger niet alleen in zo'n arbeidersbuurt gewoond maar zelfs in een stukje van de raat die naar het noorden toe gewend was. Zij kregen in juni en juli op een bepaald uur van de dag enige zonnestralen.
Terug bij de bioscoop. De film lijkt mij technisch, over het algemeen, van een matige kwaliteit. Van dat algemeen-filmische afgezien is hij meer dan interessant, het is een gefilmd stukje Bruinboek. Als ik er nu weer aan denk, besef ik dat het Bruinboek een grote rol in mijn leven gespeeld heeft. Een basis was daarvoor al aanwezig, maar die was meer instinctief van aard. Ik vond het van kindsbeen af al een rotsoort mannen, die pro-duits of hysterisch nationalistisch waren, de Gerritson-typen, de Baars- en Mussertmannen. Het Van-der-Lubbeproces gaf vastigheid aan bestaande gevoelens, het Bruinboek droeg er toe bij dat deze gevoelens voor mijn leven werden gefixeerd. Ik heb mijn exemplaar indertijd aan verscheidene mensen uitgeleend. Aan een joodse familie in Haren, die de gebeurtenissen in Duitsland naar mijn mening niet ernstig genoeg namen, aan een theologisch student, die er hoegenaamd niet van onder de indruk was en nog aan veel meer. Op 15 mei 1940 heb ik het met een paar andere papieren verbrand. Ik meende niet beter te weten dan dat men mij wel gauw zou komen halen en wilde schoon zijn. Heel jammer van dat boek. Een maand later zou ik er niet meer over gepeinsd hebben een boek te verbranden. Sommigen pleegden zelfmoord toen de Speidels kwamen, anderen vluchtten de zee over, enkelen gingen papieren en boeken verbranden. Ze hadden allemaal ongelijk. Niet, dat de Speidels meevielen. Zij waren integendeel nog onbegrijpelijk veel onbetrouwbaarder en wreder dan men met het Bruinboek in de hand had kunnen voorspellen. Maar de vlucht helpt niet. Voor de elementen kan men schuilen, maar zichzelf kan de mens niet ontwijken. Men ontkwam niet aan de confrontatie met zichzelf toen men die Speidels met hun miljoenen sergeanten en hun miljoenen scrupuleuze ambtenaren en hun miljoenen dienstplichtige idioten, toen men aan het duitse Beest ontvluchtte. Het was namelijk niet alleen een duitse bestie. Het was namelijk vooral het mensbeest.
Intussen herinner ik mij mijn vriend, die ook meende te moeten duchten, dat men hem wel gauw zou vinden en die ik na het bericht van de overval bezig vond een pornografisch boek te verbranden. Dat zij hem zouden komen halen, nu ja, maar zich aan die schoften meer
| |
| |
blootgeven dan nodig was, dat nooit! Ik herinner mij nu ook weer de boekenrij, die ik ergens na de bevrijding bezichtigde. Inbeslaggenomen boeken van de gearresteerde Nederlandse topnazi's. Opvallend veel goedkoop leesvoer, rot-uitgaven, die voor cultureel moesten doorgaan, vele malen ‘Pastoor Poncke’ en ‘De levensgeschiedenis van Dr. H. Colijn’, dan opeens wat staatsrecht en economie, maar bovenal veel reine pornografie, als men dat zo mag zeggen. Merkwaardige boekenkasten moeten die kerels gehad hebben.
Om op ‘Lissy’ terug te komen, het is een film uit de tijd waarin de nazi's bezig zijn de macht te krijgen. De film bestaat hier en daar uit originele historische opnamen van de bruinhemden die de straat veroveren en die daarna de straat beheersen. Men doet onverstandig als men vergeet, dat de kern van de bruine stoottroepen eerst weliswaar bestond uit criminele en geperverteerde proleten uit alle maatschappelijke klassen, maar dat al spoedig korpsstudenten, kroegtijgers, witteboorden-proletariërs, hele gymnastiekverenigingen, blokfluitspelers, homosexuelen, kortom vertegenwoordigers van heel dat malle burgerlijke Duitsland toestroomden. Als men vergeet, dat zij aanhang onder de betere burgerij, machtig veel geld van de ondernemers, deskundige steun van de ex-officieren en de voorbede van een groot deel der geestelijkheid over de hele wereld kregen.
Van ‘Lissy’ heb ik eigenlijk niets te zeggen, dan dat de film mij naar het Bruinboek teruggebracht heeft. Ik kreeg een kans om het voormalige Rijksgerechtshof in Leipzig te zien en het Dimitroff-museum dat daar na 1945 is ondergebracht en ik nam die kans.
Ik heb zojuist al gezegd van welke betekenis het Rijksdagproces in mijn leven geweest is. De Machtsübernahme in Duitsland door nationalistische of pseudo-nationalistische gangsters, de aanleiding die zij zich daartoe verschaften door het Rijksdaggebouw in brand te steken, de onthoofding van de debiele Van der Lubbe door een elite van de deels nazi-corrupte, deels hoogstbescheten duitse rechters, was mij indertijd beslissend. In de tijd dat Colijn voor velen in mijn omgeving een idool was, zou Dimitroff dit voor mij hebben kunnen zijn, als ik ooit iets in idolen gezien had. Al was hij dan geen idool, Dimitroff was voor mij die tijd wel de man die ik het meest bewonderde, om de vorstelijke wijze waarop hij zich tegen de nazi-bende met haar rechters verdedigde. Ik zag hem dus zeker niet als een Grote Man of een Sterke Man, ‘ons door God geschonken’ of dergelijke onzin die men over Grote Mannen hoort. Dit is voor de communisten, die hardnekkig ont- | |
| |
kennen in God te geloven, anders. Dimitroff heerst in zijn privé-museum, daar in het Rijksgerechtshof, zo ongeveer als een Colijn destijds in de harten van ‘zijn volk’. Gelukkig is deze Colijn in 1940 door de mand gevallen, anders zou de vergelijking op afschuwelijke wijze te kort schieten.
Het is misschien niet overbodig eerst vast te stellen hoe het gebeurde, althans voorzover wij met zekerheid weten. Dat Göring de aanstichter van de brand was of tenminste het bevel daartoe gegeven had wisten wij toen al van het Bruinboek, maar het was nog niet muurvast bewezen. De wereld wist in 1933 dus al van de onderaardse gang tussen het huis van Göring en het Rijksdaggebouw; men wist dat de SA van Berlijn op een klein commando na, waarover straks, de 27ste februari 1933 de opdracht had zich in de wijklokalen klaar te houden voor actie; zij hadden niet in groepjes naar hun verzamelplaatsen mogen trekken, opdat hun concentraties geen opzien zouden baren. Om kwart over negen wordt de brand ontdekt, om 10 uur krijgt de SA het bevel om in stormpas de straat op te trekken en de politie te helpen met de arrestaties van socialisten en communisten; wij wisten, dat de arrestatiebevelen klaar lagen, met de foto's erop; het werd al gauw bekend dat de opperste brandweercommandant van Berlijn Gempp een paar weken na de brand ontslagen was omdat hij, naar werd medegedeeld, communisten in de brandweer had geduld, maar in werkelijkheid omdat hij om half tien al een troep van een twintig geuniformeerde SA-mannen had aangetroffen in het brandende gebouw. Na de oorlog horen wij de details. Niet, dat Göring deze zaak zelf uit de doeken heeft willen doen in Neurenberg. Hij wandelt er, wanneer hij op de achttiende dag van Neurenberg, op 13 maart 1945, uitvoerig over zijn leven en zijn carrière als nazi vertelt, opvallend overheen. De rechter laat niet na hem daar vijf dagen later op te wijzen, doch hij bekent niet. Maar Gisevius, de waarnemer bij het proces in Leipzig, de getuige later in Neurenberg, vertelt er van in Bis zum bittern Ende; Generaal Halder, eens stafchef van het duitse leger, weet er alles van en heeft bekend dat Göring het hem zelf heeft verteld. Dat heeft Göring ook aan Rauschning. Schacht zegt in
Neurenberg het altijd wel te hebben geweten. Karl Ernst, de SA-leider van Berlijn, heeft het zaakje met een troepje SA-bandieten opgeknapt. Zij hebben het niet zeer lang overleefd: de sterfte onder de getuigen van de nationaal-socialistische misdrijven is altijd opvallend compleet geweest.
Hitler heeft zich, dat wisten wij al, maar wij zien het in dit Dimi- | |
| |
troff-museum nog eens van nabij, nooit vollediger laten kennen dan door die Machtsübernahme. Op 6 november van het vorige jaar had bij 33½ percent van de voor de rijksdag uitgebrachte stemmen gekregen tegen 37 percent bij de vorige verkiezingen, van 10 april. De zaak gaat dus, op zijn zachtst gezegd, niet langer vooruit. Daarom is de gewelddadige kunstgreep nodig. Hitler laat de Rijksdag in brand steken en verklaart: ‘Das ist ein von Gott gegebenes Zeichen; niemand wird uns daran hindern die Kommunisten mit eiserner Faust zu vernichten’. Nu kunnen de beestachtigheden van maart 1933 beginnen, en zij blijven geen etmaal meer uit. Diezelfde nacht gaan de eerste concentratiekampen open. De betekenis van dat ‘teken’ ligt in de omstandigheden dat Hitler het zichzelf gegeven heeft; dat hij zich dus die ‘God’ voelt, waarover hij tiert.
Die Hitler is een interessante psychopaat en hoe meer men erover denkt, hoe meer men beseft dat hij nog lang niet dood is. Hij is natuurlijk meer geweest dan een willekeurige psychopaat met veel ectoplasma. Hij voldeed aan de emotionele behoeften van miljoenen Duitsers en van niet weinig westeuropeanen buiten Duitsland. Die behoefte heeft iets met psychopathie te maken, onder andere met een smerig gebrek in het gewone menselijke gevoel, maar het was althans bij de burgerlijke nationalisten een zorgvuldig verborgen gebrek. Bekijk het nog maar eens: er lijkt eerst enig positiefs in Hitlers nationaal-socialisme te zijn, is 't niet waar, namelijk het anti-communisme. Maar het gekke is, dat datgene waartoe die miljoenen nationalistische leraren, caféhouders, ambtenaren, wasbazen en sergeanten het communisme hebben vereenvoudigd om het hanteerbaar te maken voor bestrijding: een bloedig schrikbewind, ook het bestrijdingsmiddel zèlf wordt: een ander bloedig schrikbewind. En na 1945 kan niemand meer zeggen, dat bloed gediend heeft om het bloedvergieten te bestrijden. Bloed is aan bloed verwant. Bloed zal nooit ophouden om bloed te schreeuwen. Corrupt menselijk gevoel links appelleert aan corrupt menselijk gevoel rechts. Psychopaten vormen één grote gevaarlijke familie, of zij petten dragen of stijve witte boorden, arbeider zijn in Odessa, gymnastiekleraar in Hamburg of ex-communistisch kamerlid voor de Partij v.d. Arbeid in Amsterdam. Ware belijders van het zwart-wit-schema zouden tot de conclusie moeten komen dat het communisme goed zou moeten zijn, aangezien immers Hitlers volstrekt goddeloze en heidense miljoenenaanhang in de eerste plaats anti-communistisch was. Omdat het een uit het ander echter niet volgt,
| |
| |
kan het zwart-wit-schema niet kloppen. Het staat, afschuwelijk genoeg, vast, dat het zwart-wit-schema bij velen niet meer is dan een mombakkes. Het is geen wonder, dat de fanatieke gelovigen in het zwartwit-schema ex-communisten en ex-fascisten zijn. Het bestaan van een derde positie, aan beide tegenstanders afzonderlijk tegengesteld, is hun meest gehate denkbeeld, zij willen het bloed zien van hen die erop staan deze positie in te nemen. Maar wij zouden over Dimitroff vertellen.
De fascisten hebben zelden een groter vergissing begaan, dan toen zij ook deze in Berlijn werkzame bulgaarse communist uitkozen om veroordeeld te worden voor hun eigen brandstichting. Dimitroff sprak, als Van der Lubbe, geen goed duits, dat leek een voordeel. Maar hij leert het zich in het huis van bewaring. Op de terechtzitting toont hij het perfect te beheersen en met verbluffende moed te gebruiken. Hij weet het zover te krijgen dat de vette misdadiger Göring, tijdens de brand minister-president van Pruissen, als getuige moet worden gehoord. Dit gedeelte van de terechtzitting vindt plaats in Berlijn, want Göring denkt er niet over om er voor naar Leipzig te komen en de rechters zijn onderdanig. Hij zal er trouwens even een mooi stukje van maken, waar goud in zal zitten voor zijn vriend Goebbels, de propaganda-minister: dit excellent stukje getuigenverhoor zal worden uitgezonden voor de radio. Die uitzending bleek echter tot de ontzetting van het propaganda-ministerie een afschuwelijk resultaat op te leveren. Iedereen kan vandaag de dag nog horen hoe Dimitroff de vloer veegt met de gangster, hoe de correcte president de vette minister de hand boven het hoofd houdt en hoe deze laatste op het eind, verslagen, in hysterisch geschreeuwde bedreigingen uitbarst. Het ergste van alles is, dat al verscheidene vindingrijke Duitsers dit hoorspel, uitgezonden uit het kabinet van de pruissische minister-president, lid van het rijkskabinet, op de plaats opnemen en bewaren...
De Gestapo heeft onmiddellijk een actie ingezet om deze reproducties in beslag te nemen ter vernietiging, maar een aantal exemplaren kon dit onderzoek overleven. Ik heb er een van mogen beluisteren. Het geluid is wat krakend en wisselt erg van sterkte, maar het horen van die plaat is een van de opwindendste belevenissen die iemand zich voor kan stellen, die gefascineerd kan worden door de stemmen uit het verleden.
Het is weer 1933. De correcte duitse stem van de volkomen incorrecte duitse rechter, senaatspresident Bünger, vraagt:
‘Was haben Sie für Fragen zu stellen, Dimitroff?’
| |
| |
Het eerste antwoord is in zijn geheel:
‘Ich habe gesagt einige Fragen zustellen, besonders, weil der Zeuge Ministerpräsident in Preussen und massgebender Führer der National-sozialistischen Partei Deutschlands ist. Zunächst einige kleine Fragen: Graf Helldorf (tweede leider, na Karl Ernst, van de SA van Berlijn. Helldorf, later chef van de politie van Berlijn, werd in 1944, als deelnemer aan de aanslag tegen Hitler, opgehangen) hat hier aus gesagt, dasz er am 27. Februar gegen 11 oder ½ 12 Uhr selbst, aus eigener Initiative, einen Befehl ausgegeben hat, alle kommunistischen und sozialdemokratischen Führer in Berlin sofort zu verhaften. Auf die Frage, ob er dazu eine Veranlassung von oben gehabt hat oder nicht, hat er geantwortet, dasz er das aus eigener Initiative gemacht hat. Herr Ministerpräsident: hat damals Graf Helldorf mit Herrn Göring über die Masznahmen im Zusammenhang mit der Reichstagsbrandstiftung gesprochen oder nicht, gegen 11, halb 12 oder 12?
Van het antwoord van de eerst nog zeer welbespraakte getuige Göring geef ik alleen het begin weer:
‘Die Frage ist sehr leicht zu beantworten und ist eigentlich schon durch meine Ausführungen beantwortet. Als Herr Graf Helldorf von dem Brande hörte, war ihm ebenso wie jedem von uns klar, dasz die Kommunistische Partei das gewesen sein muszte. Er hat nun zu seiner nächsten Umgebung schon diese Anordnung getroffen, aber ich betone noch einmal: ich habe ihn dann selbstverständlich hier in mein Zimmer geholt und habe ihm hier gesagt, dass ich ihn jetzt bitten müsse, seine SA ebenfalls zur Verfügung zu stellen; es müszten jetzt alle verhaftet werden - worauf er mir gleich gesagt hat, das habe er schon zum Teil angeordnet...’
Wij wisten toen ook al dat de misdadige minister-president loog, maar na de oorlog is vastgesteld in hoeverre. Het geeft een geheel nieuw soort geschiedkundige sensatie, te horen hoe de leugenaar in de hoek gedreven wordt. De door zijn nationalistische sympathie omgekochte scheidsrechter dr. Bünger, de president, probeert Göring te redden en Dimitroff de mond te snoeren, maar het lukt hem niet. En, bij Hitler! de radio staat aan in de hele wereld! De zware gangsterminister krijgt klap na klap en gaat op een gegeven ogenblik verklaren dat hij, als verantwoordelijke minister, vast te stellen had: ‘Handelt es sich hier um ein bürgerliches Verbrechen oder ist es ein politisches Verbrechen? Es war ein politisches Verbrechen, und im selben Augenblick war es für mich klar, und ist es heute ebenso klar, dass Ihre Partei die Verbrecher gewesen sind’.
| |
| |
Dimitroff had namelijk aangetoond dat er èn in het politie-onderzoek en bij het gerechtelijke onderzoek slechts in één richting naar de stichters van de brand was gezocht.
GÖRING: Wenn sie (bedoeld is de politie) sich in dieser Richtung hat beeinflussen lassen, so hat sie nur in der richtigen Richtung gesucht.
DIMITROFF: Das ist Ihre Meinung, meine Meinung ist eine ganz andere.
GÖRING: Aber meine ist die entscheidende.
Op dit ogenblik is niet alleen het vonnis over Göring, maar ook dat over de correct-corrupte duitse rechters uitgesproken. De beslissing in deze rechtzaak ligt dus niet bij hen, zij ligt en zij lag al van het eerste plan tot de brandstichting af bij de gangsterleiders. Maar de president zegt niets. Dimitroff gaat echter onverschrokken verder. Hij begint over de diplomatieke, politieke en economische betrekkingen van Duitsland met Rusland. Interessant is, tussen haakjes, dat de sowjetpers oorspronkelijk niet tot de terechtzitting was toegelaten. Toen daarop de duitse pers in Rusland met gelijke hinder bedreigd werd moest dit besluit worden ingetrokken.
GÖRING: ...‘Ich habe nur mit der Kommunistischen Partei in Deutschland zu tun und mit den ausländischen Kommunistischen Gaunern, die hierherkommen, um den Reichstag an zu stecken!’
Men hoort dan bravo! roepen onder het selecte publiek, maar daarop geen presidentieel gehamer antwoorden.
DIMITROFF: Natürlich, die sagen Bravo. Gegen die Kommunistische Partei in Deutschland einen Kampf zu führen, ist Ihr Recht. Ein Recht ist es der Kommunistischen Partei in Deutschland illegal zu leben und Ihre Regierung zu bekämpfen; und wie wir sie bekämpfen, das ist eine Sache der Kräfteverhältnisse, ist nicht eine Sache des Rechts.
PRESIDENT: Dimitroff, ich untersage Ihnen, hier eine kommunistische Propaganda zu treiben. (DIMITROFF valt hem in de rede: Er macht nazionalsozialistische Propaganda hier!) Ich untersage Ihnen das aufs nachdrücklichste. Kommunistische Propaganda wird hier in diesem Saal nicht getrieben, und das war eben ein Stück davon.
DIMITROFF: Herr Präsident, im Zusammenhang mit meiner letzten Frage steht jedenfalls zur Klärung die Frage: Partei und Weltanschauung. Herr Ministerpräsident Göring hat erklärt, dass eine ausländische Macht wie die Sowjetunion und in Verbindung mit dieser
| |
| |
Macht dieses Land alles machen kann, was er will, aber in Deutschland geht es gegen die Kommunistische Partei. Diese Weltanschauung, diese bolschewistische Weltanschauung regiert die Sowjetunion, das gröszte und beste Land in der Welt: Ist das bekannt?
Getuige GÖRING: Hören Sie mal, jetzt will ich Ihnen sagen, was im deutschen Volke bekannt ist. Bekannt ist im deutsdhen Volke, dass Sie sich hier unverschämt benehmen und hierhergelaufen kommen, den Reichstag anstecken und dann hier mitt dem deutschen Volke noch solche Frechheiten sich erlauben. Ich bin nicht hierhergekommen, um mich von Ihnen anklagen zu lassen (Dimitroff: Sie sind Zeuge!) Sie sind in meinen Augen ein Gauner, der längst an den Galgen gehört.
DIMITROFF: Sehr gut, ich bin sehr zufrieden.
PRESIDENT: Dimitroff, ich habe Ihnen bereits gesagt, dass Sie keine kommunistische Propaganda - (Dimitroff probeert verder te spreken) Wenn Sie jetzt noch ein Wort sprechen, werden Sie wieder hinausgetan! -, dass Sie keine kommunistische Propaganda zu treiben haben. Das haben Sie jetzt zum zweiten mal getan und können sich dann nicht wundern, wenn der Herr Zeuge derartig aufbraust wie eben. Ich untersage Ihnen das jetzt aufs strengste. Wenn Sie überhaupt Fragen zu stellen haben, dann rein sachliche Fragen: Nichts weiter!
DIMITROFF: Ich bin sehr zufrieden mit dieser Erklärung des Herrn Göring.
PRESIDENT: Ob sie zufrieden sind oder nicht, das ist mir vollkommen gleichgültig (Dimitroff er tussen door: Sehr zufrieden! Ich stelle Fragen!) Ich entziehe Ihnen jetzt das Wort nach diesen letzten Äusserungen! (Dimitroff: Ich stelle Fragen!) Ich entziehe Ihnen das Wort! Setzen Sie sich hin! (Dimitroff: Ich habe sachliche Fragen zu stellen) Ich entziehe Ihnen das Wort nach dieser Fragenstellung.
DIMITROFF: Haben Sie Angst wegen dieser Fragen, Herr Ministerpräsident?
GÖRING: Sie werden Angst haben, wann ich Sie erwische, wenn Sie hier aus dem Gericht 'raus sind, Sie Gauner, Sie!
PRESIDENT: Dimitroff wird auf drei weitere Tage ausgeschlossen. Sofort hinaus mit ihm!
Dimitroff wordt de kamer uitgebracht.
Een groteske strijd. Aan de ene kant staat een al goed vijftig jaar oude, geboren arbeider. Hij leerde in zijn jeugd nood en ontbering
| |
| |
kennen. Hij kreeg al jong een wereldbeschouwing, hij wilde organisator voor de bevrijding van zijn klasse zijn, hij kwam in de gevangenis, werd daaruit vrijgelaten, kwam in 1923 in opstand tegen een fascistische dictatuur in zijn land, werd bij verstek ter dood veroordeeld, werd nog eens weer bij verstek ter dood veroordeeld, leefde als een emigrant in Duitsland.
Aan de andere kant staat een verwende burgerjongen, de succesvolle oorlogsvlieger, voorwerp van de bewondering van de kleine burgers en paladijn van de groot-industriëlen. Hij is de zoon van de eerste gouverneur van de Duitse kolonie Zuid-West-Afrika, men kan zich dus indenken met welke ‘aristocratische’ vooroordelen hij erfelijk belast werd. Hij is niet toevallig in de nazi-politiek terecht gekomen, al is hij er bijna toevallig niet ingekomen: hij vertelt aan zijn psycholoog in Neurenberg, dat hij na de oorlog op weg is naar een bijeenkomst van vrijmetselaars, als hij een fijne blonde meid ontmoet. Stel je voor, buldert hij van het lachen, als zij er niet geweest was, was ik vrijmetselaar geworden en had ik later zelfs nooit partijlid kunnen zijn!
Men kan niet anders zeggen, dan dat de ‘verwendheid’, onbeheerstheid, grofheid, ongedifferentieerdheid en wreedheid van deze man merkwaardig afsteken bij de onverschrokken intelligentie van zijn tegenstander. Het is niet mogelijk, om van de bovenstaande dialoog ten overstaan van de partijdige rechter het hysterisch scheldende en gillende dreigen van de paladijn der betere stand een enigszins juiste indruk te geven, men moet het zelf horen. Er zijn genoeg platen van heropgenomen. ‘Jij zult bang zijn als ik je in mijn handen krijg wanneer deze rechtzaak afgelopen is, jij landloper, jij...!’ De concentratiekampen lopen dat jaar al vol en Göring weet beter dan wie ook op welke wijze men het daar socialisten en communisten doet bejammeren dat zij ooit geleefd hebben; totdat de dood hen verlost. Zijn bloeddorstig krijsen voor de radio is door miljoenen duitsers gehoord. Als twaalf jaren later miljoenen mensen volgens dit procédé gedood zijn, zullen er tientallen miljoenen Duitsers zijn die verongelijkt beweren nooit te hebben vermoed wat er in de concentratiekampen gebeurde.
De president in Leipzig was dr. Bünger, zoals ik al heb verteld. Als West-Duitsland in 1956 de communistische partij terecht laat staan krijgt het Hof te Karlsruhe een brief van de weduwe Bünger waarin zij aanraadt er mee op te houden. ‘Mijn man heeft toch zo'n spijt van dat Rijksdagproces gehad’ schrijft zij.
(Wordt vervolgd)
|
|