| |
| |
| |
Kort bestek
Schoenmaker, merk wat gij leest
Maar zelden kan iemand zich van zaken van literatuur-historie zodanig op de hoogte stellen, zonder het vak te hebben geleerd, dat hij de juiste kennis van zaken verwerft en de methode van behandeling vindt die voor een verantwoorde oordeelvelling onmisbaar zijn. Door een opdracht aan een auteur-journalist zonder voldoende achtergrond van literair-historische kennis is enige tijd geleden vanwege het ministerie van Buitenlandse Zaken een uitgave in drie talen over onze letterkunde verknoeid die te vele en te fundamentele gebreken vertoont om aan het doel van voorlichting in het buitenland te kunnen en mogen beantwoorden. Ook in de pers kan men herhaaldelijk kritieken aantreffen over literair-historische publicaties die zonder de onmisbare literair-historische kennis door een grasduinend auteur worden geschreven. Het is actueel de literaire reputatie van Willem Kloos tot de grond toe af te breken, nadat deze jarenlang inderdaad niet minder was opgehemeld dan hij nu verguisd wordt, maar ook nadat vele jaren lang toch een hoogst exceptionele fascinatie van hem was uitgegaan op zijn leeftijdgenoten en jongere tijdgenoten die niet te negeren valt. Waar niet aan te tornen valt, is, ook de latere verhaspeling ten spijt, zijn onvergankelijke bijdrage tot de Nederlandse letterkunde door de uitgave, van hem en Vosmaer, van Perks nagelaten gedichten die in 1882 samen met zijn inleiding de baanbrekende publicatie bij uitstek van de nieuwe literatuur is geweest en sindsdien een klassiek moment, monument en document onzer poëzieliteratuur is gebleven. De belangrijke literair-historische uitgave van Perks gedichten door Stuiveling tornt hier in wezen niet aan, al kan men discussiëren over de meest gewenste plaats en voorrang in de literatuur, voor hetzij de klassieke uitgave, hetzij de originele literaire nalatenschap. De latere rommelige uitgave van 1912 komt daarbij te enenmale niet in aanmerking. Maar in ‘Het Parool’ bespreekt de
literaire criticus Adriaan Morriën Stuivelings uitgave, alsof deze neerkwam op een ontmaskering van Kloos, zonder zelfs met een woord melding te maken van die uitgave van 1882, ja, alsof het fundamentele feit van het bestaan ervan hem niet bekend was evenmin als het literair-historisch te allen tijde groot blijvende belang en de betekenis daarvan. Morriën komt zijn lezers inlichten, dat de Mathilde-cyclus ‘zoals die door toedoen van Kloos en pas nadat er reeds verscheidene drukken van waren versche- | |
| |
nen, is ontstaan, niet de cyclus (is) zoals die Jacques Perk zelf had samengesteld, maar een tekst die door Kloos op eigenmachtige wijze is gerangschikt, verbeterd en betutteld’. Deze mededeling vervalst of verwart de meest elementaire feiten der literatuurgeschiedenis van Tachtig, door niet voorop te stellen dat Kloos' eerst een terecht klassiek geworden uitgave der Mathilde, m.n. een door zijn inleiding glorieuze, zij het wat de tekstbehandeling betreft in sommige opzichten betwistbare editie heeft bezorgd, die hij dan vele jaren later zelf heeft verknoeid, en waarnaast Stuiveling thans zijn strikt literair-historische uitgave heeft geplaatst, die niet als plaatsvervanger van Kloos' eerste editie kan worden beschouwd of zijn bedoeld, want deze is op zichzelf een onomstotelijk literair-historisch feit, maar als een literair-historisch document daarnaast dat zich met recht uitsluitend op Perks tekst en samenstelling zelf beroept, al had deze die dan ook reeds lang weer opgegeven. Morriën die en passant Kloos ook nog even voor een ‘uiterst pover dichter’ uitmaakt, wat aldus gelanceerd ook maar een loze, onverantwoorde bewering blijft, was aan zijn lezers en aan de literair-historische waarheid verplicht geweest de betekenis van de historische uitgave Kloos - Vosmaer van 1882 in herinnering te brengen, en alvorens de besproken nieuwe editie te behandelen de
feitelijke verhouding en portée van die twee naast elkaar te stellen, in plaats van klakkeloos een zo onverantwoordelijke en misleidende voorstelling van zaken neer te schrijven als deze grove feitenvervalsing: ‘Een vergelijking van beide edities, die van Kloos en die van Stuiveling, brengt de verschillen aan het licht, waardoor Kloos ook als beheerder van een literaire nalatenschap wordt ontmaskerd.’ Exit na zulk een wijze van literair-historische voorlichting niet Kloos maar de criticus over literatuur-historie, Morriën, die liever als dichter bevleugeld blijve dan zo onoordeelkundig in het openbaar en in zijn gevolgen schadelijk in een handwerk te gaan prutsen dat zo kennelijk het zijne niet is.
| |
Degrelle weer in Brussel?
Het nieuwe schoolblad voor de jeugd der athenea en lycea in België ‘Clio’ heeft een parafrase van het scheppingsverhaal gepubliceerd, die wij noch bijzonder geestig noch aanstootgevend vinden. Wij hebben een zwak voor schoolkrantjes, maar ‘Clio’ zou zijn weg naar onze kolommen niet hebben gevonden met dit verhaaltje zelf. Het roomse dagblad ‘Het Volk’, te Brussel verschijnend, bereikt dat wel met zijn kritiek van 16 febr. jongstleden op ‘Clio’. ‘Het Volk’ vindt het be- | |
| |
doelde verhaaltje ergerlijk spotziek. Dat is het goede recht van ‘Het Volk’. De kritiek van de katholieke krant richt zich tegen prof. dr. L. Flam, ‘bij de gratie van loge en partij, inspecteur van minister Collard’, die het schoolblad onder zijn geestelijke hoede zou hebben. Die ‘loge’ doet ons de oren spitsen: waar hebben wij deze toon eerder gehoord? Even later spreekt de christelijke krant over ‘de jood Flam’, die op smerige en lafhartige wijze bezig zou zijn ‘onze christelijke vlaamse jeugd’ te bederven - en wij zijn thuis. Het lijkt ons onzinnig, zich af te vragen of Degrelle in Spanje zit. Degrelle zit naar onze mening in Brussel. Op het redactiebureau van het rooms-katholieke ‘Het Volk’.
Ch.
| |
Spot met het heilige
Vaticaanstad deelde mee, dat de Paus een vrouw die Clara heette en ruim zevenhonderd jaar geleden in Italië woonde heeft uitgeroepen tot de patroonheilige van de televisie. Zij zou in het jaar 1253 op haar sterfbed in San Damiano de kerstplechtigheden in de basiliek van het nabijgelegen Assisi hebben waargenomen!
Deze mededeling komt er dus op neer, dat men haar voortaan kan aanroepen voor voorspraak bij God in televisieaangelegenheden. Dat weten de gelovigen dus weer. Maar, een schuchtere vraag, weet Clara het zèlf ook. En heeft ze het aangenomen?
Dit nummer gaat naar ‘Het Volk’ te Brussel, om het vorige stukje. Zij zullen zich daar woedend maken, omdat zij de verblijfplaats van Degrelle verraden hebben, maar dáárover niets kunnen zeggen. Daarom geven we dit stukje op de koop toe. Nu kunnen zij vertellen dat de joden en vrijmetselaars van De Nieuwe Stem ‘het heilige’ bespotten. Maar, dat is nou gek, de redactie van De Nieuwe Stem vindt dat zo'n benoeming van een televisieheilige evenzeer spot met het begrip heilig, als de verdediging van ‘Het Volk’ van de christelijke vlaamse jeugd de spot drijft met het Chistendom.
Ch.
| |
Cards of Identity
Zeven onzer lezers, waaronder twee uitgevers, hebben nadere inlichtingen gevraagd over deze satire van Nigel DENNIS. Wij antwoorden hen, dat de uitgever Weidenfels and Nicolson heet, 7 Cork Street, London W.l, en dat het ons niet bekend is, of reeds stappen ondernomen worden tot een Nederlandse vertaling te komen! Gezien de grote belangstelling hier nog een citaat:
| |
| |
‘I'm going to try again to explain to Mr. Stapleton, so be patient a little longer’, said Mrs. Mallet. ‘Come and sit here beside me, Mr. Stapleton, will you?’
He obeyed. Looking at him with a smile, she said gently: ‘Now, it's like this. All our lives are divided into two parts. One part of us is the things we were taught when we were little, by our mother and father and the clergyman. They told us what it was to be good, honest, hardworking and kind to others - and we needed to be told these things or we would never have known about them. Now, the other part of our lives is doing things - making dolls and aeroplanes when we are very small, doing business when we grow up. Now, these two parts are quite different. The first one is a personal feeling that we would hate to be without. The second one is a public duty that we perform so as te keep ourselves and the rest of the world well-fed and properly dressed. This second part is very complicated and scientific nowadays: it is very difficult to learn it. But think how much more difficult it becomes if we start muddling it up with the first part of ourselves! And that's what you've done. Instead of having two separate selves, like any normal person, you've to do anything, you have to stop and ask if it's right. And how can it be right? Is is ever?’
‘Well, not often,’ said Lolly.
‘Dont look so guilty, Mr. Stapleton.’
Ch.
| |
Waar blijft de Vredesraad?
De regering van Djakarta is volgens de laatste berichten de aanval op Midden-Sumatra begonnen. Waar blijft de Vredesraad? Een duidelijk antwoord op deze vraag zou ons begrip verhelderen omtrent hetgeen deze raad onder Vrede verstaat.
Ch.
| |
De Christen en het atoomwapen
In het januarinummer van het maandblad ‘Wending’ is een bewerking opgenomen van een brochure van Helmuth Gollwitzer, hoogleraar aan de Vrye Universiteit te Berlijn sinds 1957, daarvoor van 1950 af hoogleraar te Bonn in de Systematische Theologie.
Enkele citaten mogen hieruit worden overgenomen.
Nadat gezegd is dat de christelijke kerken er de voorkeur aan gaven ‘de kop in het zand der traditionele formules te steken’ volgt dit:
‘Er kwam tot onze beschaming pas een eind aan het ontwijken van van de christelijke centrale vraag toen anderen, namelijk een groep
| |
| |
van de hiermee bezig zijnde atoomfysici, ten dele vermoedelijk geen gelovige christenen, hun atoom-dienstweigering proclameerden, niet vanuit de veelbesproken ‘christelijke verantwoordelijkheid’, maar vanuit het directe gevoel: ‘hier ist Schluss’.
Nadat de vraag van de rechtvaardige oorlog en de vraag van de toelaatbare oorlogsmiddelen wordt besproken, komen de ‘Bezwaren tegen de aard der nieuwe wapens’, die in 5 punten worden genoemd:
1. | De nieuwe oorlogsmiddelen staan als zodanig geen onderscheiding toe tussen strijders en niet-strijders. |
2. | Het behoorde tot de grondslagen der christelijke ethiek dat het doel van de oorlog de rechtvaardige vrede met de tegenstander is. |
3. | De atoomwapens treffen ook de komende generaties en vegetatie. Ze maken daardoor de vrede na de oorlog onmogelijk. |
4. | Door de nieuwe ‘wapens’ is de onmogelijkheid van een verdedigingsoorlog gegeven die tot nu toe beschouwd is als een oorlog waaraan een christen toch zeer zeker zonder gewetensbezwaar mag deelnemen. |
5. | De komende oorlog zal niet slechts het probleem van het doden maar ook dat van de zelfmoord stellen. |
C.F. von Weissäcker, een der atoomgeleerden die hun diensten aan de vervaardiging van atoomwapens hebben geweigerd, zegt:
‘Wanneer een kleine natie bewust van het gebruik der grote wapens afziet, maakt zij het daarmee voor anderen gemakkelijker dit ook te doen. Zij maakt het dan dus gemakkelijker dat er een orde ontstaat, die op geheel andere grondslagen rust. Maar een dergelijk afstanddoen bergt in eerste instantie een risico. En of wij tot dit risico bereid zijn, is de beslissing die wij vandaag moeten nemen’.
Onder het hoofd: ‘De vredesopdracht der christenen als uitgangspunt’, het volgende citaat:
‘Men zet juist in de Duitse christenheid tot nu toe meestal het denken voort in het oude spoor van de rechtvaardiging van het geweld, polemiseert in de oude stijl tegen de illusies van het pacifisme en is te geremd in zijn fantasie om zich een wereld te denken, waaruit de oorlog verwijderd is, omdat hij verwijderd móet worden, waar er slechts twee mogelijkheden zijn: óf wij elimineren de oorlog óf de oorlog elimineert ons. Slechts met een krachtige distanciëring van de ongeremde methoden van een ongeremd geworden staat, zal de christelijke gemeente weer haar dienst aan de staat kunnen vervullen en kunnen oproepen tot de opdracht die God hem heeft gegeven’.
O.N.
|
|