Hier ziet hij ook de verklaring voor ‘het vooral door de Franse regering ontketende Egyptische avontuur’, een der ‘meest deastreuze ondernemingen die het naoorlogse Europa heeft gekend’, en hij acht het kenmerkend dat, anders dan in Engeland, zij pas op kritiek is gestuit toen de opzet mislukt was. Paul Reynaud heeft hierover de sarcastische opmerking gemaakt dat de verantwoordelijke staatslieden in Engeland en Frankrijk blijkbaar in de waan verkeerden nog te leven in de tijd van de Krim-oorlog. Maar ook in Nederland vond deze veldtocht verdedigers.
De schrijver memoreert de verdeeldheid onder de katholieken in Frankrijk evenals onder de rest van de bevolking. Tegenover een linkervleugel waartoe François Mauriac e.a. behoren, staat een rechtervleugel waarvan o.a. de bekende existentialist Gabriel Marcel deel uitmaakt, door wie de Franse strijd in Algerije op één lijn wordt geplaatst met de veldslag van Karel Martel tegen de Moren bij Poitiers!
De schrijver bespreekt ook uitvoerig de morele kant van de pacificatie, de folteringen, terechtstellingen zonder vorm van proces, de spoorloze verdwijningen van politieke tegenstanders, vergeldingsmaatregelen tegen onschuldigen enz. die met alle goede wil tot begrip niet anders dan maar al te duidelijk herinneren aan de afschuwelijke feiten die tijdens en na de oorlog aan het licht zijn gekomen.
Zijn conclusie spreekt hij uit in een citaat ontleend aan het bovengenoemde boek As Franse goes, waarin o.a. dit gezegd wordt: ‘wettelijk en moreel hebben de Franse aanspraken op de Sahara meer waarde dan die van zijn rivalen, maar ook zij zullen teloor gaan, wanneer de Algerijnse oorlog nog lang duurt. Trachtend zich vast te klampen aan te veel dingen, loopt Frankrijk het risico alles te verliezen. En Afrika kan het kerkhof worden, zo goed van de republiek als van de Franse Unie’.
Wanneer dit artikel met enige uitvoerigheid is weergegeven, dan is het hierom, omdat het drama van Algerije geen alleenstaand feit, maar een bijzonder kras voorbeeld is van een volslagen gefixeerdheid door de eigen historie en de eigen belangen die men meent te beschermen. In het voorbeeld van Frankrijk waarvan de schrijver van het artikel zegt dat men hoopte, dat het na de oorlrog de leiding zou nemen van een verenigd Europa, weerspiegelt zich een algemener houding, die van een Europa dat telkens tekort schiet in begrip van de eigentijdse historie. Ook in Nederland waar men het Frans-Engelse optreden, zo al niet billijkte, dan toch wel heel goed ‘begreep’. Het