De Nieuwe Stem. Jaargang 13
(1958)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 163]
| |
LevenDit zijn de tekenen van de naderende vloed:
De grauwe golven rijzen sterker op,
Het vuile schuim vliegt hoger in de lucht,
Het water woelt doldriftig in de grond.
Het legt voorzichtig op het eenzaam strand
Een nieuwe laag van zuiver zand,
Maar braakt ook krabben met gebroken scharen
Uit en zeesterren, de armen afgerukt,
Gespleten kwallen en vernielde vis.
Een schrale wind verjaagt het nieuwe land
En niets blijft dan het stinkende vergaan
Van zeedier-lijken op een kale kust.
|
|