De Nieuwe Stem. Jaargang 13(1958)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 83] [p. 83] Ronny van Cleef Winter Het sneeuwt geluidloos naar het zwijgen toe in mateloosheid, schemerig en vaal. Zo stil zijn onze woorden nu, zo kaal en troostloos de gebaren en zo moe wij beiden in dit landschap neergezet als vulling in een niet te vullen zaal waaraan het dak ontbreekt, zo wit en vaal zitten wij in een deerniswekkend net van vlokken die geen klanken willen vormen en van een wind die nog geen storm kan zijn. In een overvloed van sneeuw en pijn neigen we tot elkanders laatste normen. [pagina 84] [p. 84] Verborgen beeld Het beest leeft nog verscholen in Uw keel dicht bij het hoofd. En naar de mond gedrongen stoten fonteinen, 's nachts de lang bedwongen beelden van weerzin, angst en tegendeel. In donker-vloeien langs de bloedpilaren heffen gedachtenhanden zich omhoog en stijgen kolkend naar de hersenboog om in de droom een nieuwe waan te baren. Aquarel Kantelingen door de ruimte vangen aarzelingen aan getwijnde draden. Goochelingen in bedachte graden zijn behoedzaam aan mijn droom gehangen. Toen heb ik niets gestationeerd in niets en desondanks een kleine vrucht gepeurd. Een levenloze zachte bloem, gekleurd, overgegeven en ter dood betreurd. Vorige Volgende