Kort bestek
Driekoningen
Vandaag is het Dertiendag, Twelfth Night ofwel Driekoningen. Wie de geschiedenis naslaat in Mattheus 2, ziet dat er noch sprake van koningen is, noch van een drietal. ‘Zie, wijzen uit het oosten kwamen te Jeruzalem’. Wij hebben het altijd een vreemde, zij het, in sommige streken tenminste, schilderachtige feestdag gevonden. Wij voelen meer voor wijzen, maar willen ook best drie koningen herdenken. Als het dan toch niets met het kerstverhaal te maken heeft, dit jaar eens drie Duitse koningen (volgend jaar drie Engelse) en op perfectionistische gronden, drie Frederiken.
Daar hebben we eerst Friedrich Wilhelm III, koning van Pruisen. Toen men in het jaar 1826 de 77ste verjaardag van Goethe wilde gaan vieren kwam daarover in de ‘Vossische Zeitung’ een uitvoerig bericht. Het ongeluk wilde, dat onze koning deze krant ook las. Hij werd woedend en vaardigde een Kabinetsorder uit, waarin hij zijn verontwaardiging erover uitsprak, dat het bericht over deze verjaardag gesteld was ‘mit einem ganz unangemessenen Wortgepränge’ en met ‘einer Ausführlichkeit’, die ‘nicht ausgedehnter sein könnte, wenn die Krönungsfeierlichkeiten eines Monarchen angezeigt würden’. Reden waarom hij de censor opdroeg ‘derartiges in Zukunft zu unterbinden’. Dit las ik in Neue Deutsche Litteratur, 1957, nr. 10.
De andere Frederik van Pruisen heet de Tweede, ook wel de Grote. Inderdaad een groot en vooral een verlicht despoot, zoals men weet, maar niet zó verlicht of onder zijn leiding mochten zo'n honderdduizend mannen de heldendood sterven. In het park van Potsdam vertelde iemand mij het volgende verhaal. Na de slag bij Leuthen, in 1757, had de koning nieuwe soldaten nodig. De ouden waren bijna op. Men kwam hem ontmoedigd vertellen dat de officieren nog wel, maar de boeren en handwerkslieden niet veel zin meer hadden. ‘Ach,’ zegt de koning verbitterd: ‘Wollen die Kanaille denn nicht mehr für mich sterben?!’
Friedrich August III was de laatste koning van Saksen. Ik vind hem de sympathiekste van de drie. Hij was een alcoholist die niemand kwaad deed en tenminste de landstaal sprak. Bij de novemberrevolutie in 1918 kwam men hem beleefd waarschuwen dat het afgelopen was. Uit. Revolutie. De bevolking stond te tieren voor het paleis en begon de stenen al uit het plaveisel te wrikken.