De Nieuwe Stem. Jaargang 13(1958)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] J.C. van Schagen Einde Er zijn te veel dingen en ze eindigen allemaal net eender met een schouderophalen en om den hoek is niets alleen dat kleine zeuren dat niemand hoort zonnetjes draaien krankzinnig molentjes en japanse sterren dat is het fijne ervan maar niemand hoeft het te weten hoe maakt U het maar waarom houdt het niet op waarom houdt dat eindeloos grijze zinderen nu niet op? misschien wilt U zelf Uw spiegel wel kiezen U heeft gelijk natuurlijk ik vind het ook hoogst belangrijk U kunt zich nu gerust gaan spiegelen want ik ben er niet omdat ik aldoor moet opletten op dat arme schreien dat me verwacht als U maar doorloopt kunt U op de wateren wandelen beslist een sensatie het is niet zo moeilijk zoiets als fietsen omdat alles maar zo lijkt als het lijkt als U maar in beweging blijft dat is het geheim dan hoort U ook dat vervelend snikken niet waar ik niet meer van weg kan wilt U nu alstublieft dóórlopen? [pagina 9] [p. 9] Nocturne Yvonne Péronne wat was dat daar buiten er was een gelaat en het vroeg me kom mee Péronne Yvonne een tak aan de ruiten er is niets dan de maan en de wind en de zee Yvonne Péronne kun jij het niet horen het woord dat ik wachtte ik heb het verstaan Péronne Yvonne dat woord is verloren je hunkert naar dingen die lang zijn vergaan Yvonne Péronne dat donkere stromen het is nu dichtbij ik moet dadelijk gaan Péronne Yvonne de wind in de bomen er is niets dan de wind en de zee en de maan Yvonne Péronne ik kan hier niet blijven de bark van de doden passeert dezen nacht Péronne Yvonne het ijs dat ging drijven het werd hier al dagen en dagen verwacht Yvonne Péronne ik moet nu gaan sterven mijn handen zijn koud en mijn hart is van steen Péronne Selene - te laat - ze is heen. [pagina 10] [p. 10] Cirkel Woorden praten hoeft niet meer nu alle naam verdronk nu slechts het hart nog klopt de grenzeloze wateren strevend langs de flanken nu er alleen nog rest dit eindeloos passeren van een schemerig diep nog slechts dit flauw en flauwer lichtspoor van de laatste grotten tot het oneindig water van de moedernacht het zwevend kindvis wezen Moeder eindelijk terug. Peiling Ik lig wakker in den nacht het regent duizend jaar geleden lag ik wakker in den nacht het regende over duizend jaar zal ik wakker liggen in den nacht het zal regenen ik lig wakker in den nacht ze is dood duizend jaar geleden lag ik wakker in den nacht ze was dood over duizend jaar zal ik wakker liggen in den nacht ze zal dood zijn ik lig wakker in den nacht een watervogel schreeuwt in de verte duizend jaar geleden lag ik wakker in den nacht een watervogel schreeuwde in de verte over duizend jaar zal ik wakker liggen in den nacht een watervogel zal schreeuwen in de verte. [pagina 11] [p. 11] Elegie Uit duisternis gekomen in duisternis vergaan een kleine naam die in den tijd verwoei het schimmig schuim was lillend aan de lange stranden de zwarte vogels dwalend in den wind soms schrijft het stuifzand nog een teken dat geen mens meer kent en dat dan ijlings weer vervaagt de branding bijt in het eenzelvig duin. waar ze geslapen heeft dien nacht een kind nu bijna honderd jaren terug zo weerloos wit alleen en dan dat aldoor grijnzend dansen van het water dat valse dansen van het wolfswater op de banken wie daar verzwalkt is reddeloos verloren dat helse blikkeren van de witte tanden dat niet ophoudt dat niet meer ophoudt ze was zo zwak en dan die koude waanzin ze wilde geven immers niemand vroeg ze was zo zuiver dat het lichtst beroeren schond wie kent haar pijn soms onder 't dreunend grommen van de zee kun je het prevelen horen een donkere diepe stem die in zichzelve praat ver onder 't slapend duin dat is de oude man die weet hoe alles is gebeurd maar daar is niets van over meer niets dan dat eindeloos grijze schreien [pagina 12] [p. 12] dan dat eentonig zinderend schemeren dat voorbij is aan alle wanhoop en aan alle troost en dat me bindt ik moet gereed zijn als ze roept want éénmaal zal ze roepen daarop wacht ik dat ééns ze bij me uit zal snikken en ik strelen zal haar arme grijze haar dat wacht ik dat eis ik en ik zal dat duizend eeuwen wachten ik haar zoon. Vorige Volgende