Kort bestek
Theun de Vries en Jeanne d'Arc
In ons meinummer heeft Nico Rost geprotesteerd tegen de veroordeling tot tien jaar dwangarbeid van prof. Harich in de D.D.R.
Theun de Vries tekent tegen dat protest protest aan in een Open Brief aan N. Rost in ‘De Waarheid’ van woensdag 19 juni. Een zekere mr. Proper doet daar nog een schepje bij op in het daaropvolgende zaterdagnummer van hetzelfde blad.
Beide protestanten - of liever beide conformisten - schieten, meen ik, over het doel heen. Mr. Proper zet aan de hand van de rechtsoverwegingen bij het vonnis, die hij in het officiële orgaan ‘Die Neue Justiz’ van 29 maart heeft aangetroffen, enkele van Rost's misvattingen recht - en men kan hem daar dankbaar voor zijn. Zo heeft hij daaruit geleerd dat Harich niet veroordeeld is wegens samenwerking met westelijke geheime diensten. Maar hij breekt er zich dan verder het hoofd niet over dat iemand tot een zo zware straf wordt veroordeeld, dat men deze wel met de doodstraf gelijk moet stellen, die volgens de rechters zelf dus niet als een landverrader kan worden beschouwd. Bij Theun de Vries mist men zelfs een dergelijke zakelijke bijdrage tot het punt in kwestie. Zijn redenering is de afgezaagde: je mag van het Oosten niets zeggen, want het deugt in het Westen niet, een gedachtegang of liever een ongedachte-gang even verwerpelijk als de omgekeerde die van het Westen geen kwaad wil horen, omdat het Oosten niet deugt.
Ik vraag me altijd af wat de mensen die zo ‘redeneren’ zouden zeggen van een vader, die op het wangedrag van zijn zoon gewezen, zou antwoorden, dat diens vergrijpen hem onverschillig lieten, aangezien de zoon van zijn buurman zich eveneens pleegt te misdragen. Mij komt het veel normaler voor dat een vader in die omstandigheden zich allereerst voor het gedrag van zijn eigen zoon en pas in tweede instantie voor dat van zijn buurmans zoon verantwoordelijk voelt.
Maar Theun de Vries moet, dunkt mij, gesteld dat hij na het schrijven van de brief over de inhoud ervan nog nagedacht heeft, tot nog ernstiger conclusies gekomen zijn en in het bijzonder toen hij donderdagavond, de 20ste juni, de voorstelling van Saint Joan bijwoonde, waarin ik toevallig het genoegen had, dicht in zijn buurt te zitten.
Daar stond Jeanne tegenover haar voornaamste tegenspeler in Shaw's stuk en in de film, de Inquisiteur, door Felix Aylmer in zijn onmenselijke menselijkheid of menselijke onmenselijkheid, vertolkt