Exlibris
Edmund Wilson, De boekrollen van de Dode Zee. Vert. door I.S. Herschberg. 1956. Uitgeverij De Bezige Bij, Amsterdam.
De vondst van oude boekrollen bij de Dode Zee heeft sensatie gewekt.
Het is nu tien jaar geleden, dat de eerste rollen bij toeval zijn te voorschijn gekomen. Het is een apart verhaal, hoe het met de verschillende rollen is gegaan, maar nu komen voor en na de uitkomsten van het onderzoek voor de dag.
Het opzienbarende was ten eerste de hoge ouderdom van de rollen, zodat van sommige oudtestamentische boeken, in het bijzonder van Jesaja, een tekst werd verkregen die een duizend jaar ouder was dan het oudste handschrift waar men over kon beschikken voor het vaststellen van de beste lezing. Het was verder van belang deze nieuwe bronnen voor het oude Joodse verleden te leren kennen, omdat zij een nieuw licht werpen op het leven en de leringen van een der drie richtingen in het jodendom, die der Essenen (naast Farizeeën en Saduceeën). De sensatie werd geprikkeld, omdat van deze vondsten ook opheldering werd verwacht omtrent de tijd van het ontstaan van het christendom en over de betrouwbaarheid der nieuwtestamentische gegevens.
Deze sensatie zal niet bevredigd worden, maar er zal door de vermeerdering van onze kennis van het leven der Essenen, waarmee de oudste christelijke gemeente zoveel verwants vertoont, toch wel geconcludeerd worden tot tegengestelde hypothesen. Dit blijkt nu reeds uit de uiteenlopende zienswijzen onder de geleerden, waarover de schrijver, zelf geen man van het vak, maar een Amerikaanse journalist met een opmerkelijke drift tot objectieve weergave van wat hij over het gehele vraagstuk en zijn historie te weten kan komen, ons het een en ander vertelt. En dan blijkt (uiteraard, kan men zeggen), dat het standpunt van godsdienstig en kerkelijk geinteresseerden in de regel behoudender is dan dat van pur-sang geleerden of onderzoekers, die, wellicht juist ook daardoor, tot een radicaler zienswijze geneigd zijn, omdat hun het onderscheid tussen profane en heilige of heilsgeschiedenis niet aangaat, zoals dit bijv. met de leerling van Renan, Dupont Sommer, een der onderzoekers, het geval is.
Het boek, ingeleid door de Amsterdamse oudtestamenticus prof. dr. M.A. Beek, die het betrouwbaar vindt, met nuttige en degelijke informaties, is een boeiend geschrift, dat helder en overzichtelijk inleidt tot de problematiek van deze vondsten en tot de mannen die er zich intensief mee bezig houden.
O.N.